Rondom Landstand en boerenbedrijf Van het gc ede teveel F r bestaat in boerenkringen de vrees dat er tydens de oogstwerkzaamheden te weinig arbeidskrachten aan wezig zullen zyn. Natuurlyk respecteert men de maat regelen die worden genomen voor het uitzenden van arbeiders naar Duitschland. Men begrypt dat de oor logsproductie tot het hoogst mogelijke peil moet wor den opgevoerd en daarvoor ook Nederlanders, goed schiks of kwaadschiks, moeten worden ingezet. Men weet ook dat voor bepaalde werken hier te lande, buiten den landbouw gelegen, grondwerkers noodig zyn. Men betreurt het evenwel en we ontvingen daar over brieven dat de daan-oor beschikbare arbeids krachten bij een aanmerkelijk hoogere verdienste dan de boer kan betalen, veel minder arbeid behoeven te verrichten en daardoor den boerenarbeid nog veel min der dan voorheen waardeeren gjian. „Bovendien zet dit kwaad bloed bij degenen die op het boerenbedryf blijven werken", aldus lezen wy in een brief van een boer uit een der Zuidelyke provincies, die het overigens met ons eens is dat wij, boeren, verplicht zijn ondanks een zee van moeilijkheden en lage pryzen, het uiterste te geven. Achter den ploeg VRIJDAG 12 MAART 1943 DE LANDSTAND PAG. 2 pryzei^ of belangen, maar dat'het hier gaat om ons geheele volksbestaan. Ik ben er van overtuigd, dat zóó onze boerenstand dat drama aan de Wolga zal verstaan en dit grootsche offer dier jonge belden zal waardeeren. Wij vormen immer het nuchterste volksdeel. Wij laten ons het minst gemakkelijk beïnvloeden door holle redeneerin gen en kunstmatig opgezette betoogen. De boer weet, dat hij onder alle omstandigheden eerst zijn plicht als boer, als producent van levensmiddelen, heeft te doen. Daarbij voelt hij zich het behoudende element in zyn 0 volk, waar hij het steeds weer frissche sappen toe voert, doch vooral ook, waar hy vooral .de jonge kerels moet leveren, die land en volk moeten ver- dedigen tegen de bolsjewistische horden. Onze nuch tere boeren blyven het Sowjetmonster met dezelfde nuchtere oogen doorgronden als ze dat vóór 1940 deden. Ze hebben het toen vooreen deel op gezag van onze toenmalige regeering leeren beschouwen als het alle levenswaarden vernietigende gedrocht. Thans, nu men dagelijks in aanraking kan komen met menschen landgenooten ook, die de verschrikkelijke werkelyk- heid in Stalins Ryk hebben meegemaakt, zullen die eerlijke boerenoogen niet kunnen worden dichtgeplakt met mooie redevoeringen over verdiensten van het communistische stelsel, de waadde van het roode leger voor West-Europa en de vriendschap tusschen de God en Godsdienst onteerende Boljewieken met onze en andere hoog Christelyke regeeringen Onze boeren zullen dit bedrog doorzien, zy weten dat sterven voor een ideaal, duizenden kilometers van eigen land en volk, in sneeuw en ys en ongemak, méér bewyst dan roddelen en kletsen aan eigen nog veiligen haard. Zoo zal de waarheid zegevieren vanuit den boeren stand, die te eerlyk is en te critisch om zich in dezen een rad voor de oogen te laten draaien. Welaan dan: voor den productieslag 1943, voor het Nederlandsche Volk en voor de verdediging van zyn toekomst: allen aan den arbeid! Indrukken en gedachten: (XXVlll) r werd me de vorige week (loor iemand de vraag gesteld of ik een vergadering van honderd menschen een indrukwekkende byeenkomst vond. Myn antwoord was dat zulks wel degelyk het geval kon zyn, maar dat het getal bezoekers voor zoo iets wel aan den kleinen kant was. Welnu, uit het verdere gesprek bleek me dat de vraag steller een passage bij den kop had uit myn artikel op deze plaats van vóór veertien dagen. Toen schreef ik over de byeenkomst van den Landstand in Limburg waar talryke buurtboerenraden en commissies werden geïnstalleerd. Dt noemde toen in het artikel het getal van honderd bezoekers, maar te dien opzichte heeft het tikfoutenduiveltje me parten gespeeld. In myn geheugen stond namelijk „drie honderd" bezoekers en dat aantal vond ik voor den Landstand in Limburg zeer vermeldenswaard. Nu het woordje „drie" echter is uitgevallen, wordt deze zeer belangrijke byeenkomst helaas verzwakt eil daarom herstellen we by dezen de onbewust gemaakte fout, daarmee recht doende aan hen die het moeiiyk hebben, maar niettemin vol geest drift verder werken aan hun groote opgaven In het Limburgsche land! Wy kunnen begrijpen dat degenen die zelf hard moeten werken,' zich ergeren als ze anderen\ zien luieren en toch nog hoogcr weekloon zien opstryken. Het lykt ons wel wenschelyk, al hebben we er niets mee te maken, dat sommige aannemers meer arbeid vragen voor de betaalde loonen en de lui straffer aanpakken. Dat komt de totale productie ten goede en daarenboven F EN mensch kan' soms heel sterk de behoefte gevoelen om zich van alle geharrewar in de we reld nu maar zens niets aan te trekkenzijn werk te doen en zijn brood te etenzooals het gegeven wordt en meer niets. En bij den boer is, zeker in een mooi voorjaar, dat gevoel eigenlijk doorloopend al in de werke lijkheid omgezet, want het werkt vervult hem zoo heelemaal, dat hij.aan xceinig anders toe kan komen. Zijn er zorgen, vraagstukkenmoeilijkheden, die 'hem 's avonds na gedanen arbeid nog plagen, dan betreffen zij het bedrijf of het huishouden en niet het openbare leven, het politieke gedoe en wat daar allemaal aan vast zit. Zoo is het altijd ge weest en zoo ts het nog' en als anderen niet allerlei ingewikkelde kwesties rondom het boer-zijn op stapelden, fan leefde ons landvolk, inzichzelf ge rust, daarheen, zóoals het eeuwenlang gedaan heeft. En zooals het goed v:as ook, zooals het steeds moest kunnen zijn. Dat klinkt misschien gek voor iemand, waarvan bekend is, dat hij voortdurend bezig is met het betrekken van het hoerendom in de groote vraagstukken van den tijd, met het bepleiten van de rechte plaats voor den boer in de samenleving. Maar juist zoo iemand moet zichzelf af en toe nog eens tei-dege bezinnen op hetgeen *hij doet op de vraag of hij op den goeden weg gaat, of hij de juiste maat -houdt, of hij niet te veel, van wat hij goed bedoeltzegt en schrijft en het daardoor laat ver keer en in het tegendeel. Wij hebben enkele keeren iets geschreven over de plaats en de taak van de boerenjeugd, die in de komende maatschappij midden in het volk zal moe ten staan. En dat werd aanleiding voor egn lezer om in een-brief eens te vertellendat het eigenlijk allemaal onzin was, want, schrijft de man: de boer vindt het best als de wereld zich maar niet teveel met hem bemoeit en de boer vraagt heelemaal niet om een gelijkberechtigde plaats. Hij voelt zich als het erop aankomt in zijn hart ver verheven boven de burgers en verkiest heelemaal niet opi in het algemeene gelid gehaald tg worden. En al dat geredeneer over hoereneer en zoo, dat heeft een goeie boer heelemaal niet noodig, daar haalt ie de schouders eens over op en daar zegt vie van: waar bemoeien die lui zich eigenlijk mee! Met andere woorden: doe de boeren een lol en laat hen voor wat zij zijn, het is van het goeie teveel, wat je doet. Het ziet er erg naar uit of deze man den spijker op den kop slaat en er zullen zeker lezers zijn, die zeggen: precies, zoo meen ik het ook! En, nietwaar als boeren en tuinders ook zoo om dezen tijd van het jaar in de weer zijn dan lijkt het er veel op, of zij niets anders noodig hebben dan zichzelf te zijn. Wij voor ons, als we de echte boerenstreken van het land doortrekken, die streken, - waar nog gesproken kan worden van ee>i bóeren-levensge meenschap, wy zeggen ook wél eens tot onszelf: ook aan de méhschen die het betreft. Zyn er niet veel menschen door nietsdoen moreel ten gronde gegaan? Is hun arbeidsvreugde daardoor niet geworden tot een financieele transactie zonder meer? Heeft hun leven nog wel inhoud? Het is er precies zoo mee als met al degenen die door zwarten handel aan den kost komen. Ook deze menschen kennen geen andere ar beidsvreugde dan veel winst opstrijken. Dat zij daar mee de volksgemeenschap schaden lappen ze aan hun laars. Dat alles kwam in onze gedachten, toen we den boven aangehaalden brief lazen. „Niemand beter dan ae boer", zoo lezen we daarin o.m. verder zeer terecht, kan begrijpen dat alleen arbeidsprestatie de gewenschte uitkomsten geeft. Hy heeft dat door alle tijden heen aan den lyve ondervonden en, om het met Roskam's woorden te onderstrepen: met de moedermelk ingezogen! Met dit al zitten we hier krap in onze arbeiders en zien daarom met leede oogen naar de drommen menschen die elders hun tijd verknoeien. Als we dan echter, wanneer dit niet in onze gedachten zweeft, denken aan onze eigen arbeidsvreugde in het vorig najaar toen wij met zeven man 10 H.A. aardappels uit den grond hebben gehaald, durven wij iederen frontsoldaat in de oogen te zien en hem zeggen: wij hebben gewerkt en 1 onze ruggen gevoeld en daarom hopen we dat jullie met dit bescheiden deel genoegen neemt." Mèt dezen briefschrijver hopen we dat zij die daartoe de macht hebben, deze zoodanig gebruiken dat ieder •die werken kan ook daarmee overeenkomstig werken gaat, opdat de vrede waar ieder naar uitziet, er des te vlugger door tot stand komt. Het feit dat speciaal ter verzorging van den landbouw met voldoende arbeidskrachten, EEN GEMACHTIGDE VOOR DEN OOGST aangesteld wordt met groote be- waar zul je hier nu eigenlijk over praten, deze we reld redt* zich wel en goed ook! Maar, zulke streken zijn betrekkelijk zeldzaam. Vrijwel overal heeft „de wereld" zich zoo terdege met den boer bemoeid, dat hij haast achter de wereld in het niet gezonken schijnt te zijn. Ja, heéle volken zijn in dien toestand komen te verkeeren, dat er nauwelijks nog plaats was voor deze boeren-die-het-wel-redden-met-zichzelf! Want als de boer meent zich met het burgerdom niet te moeten afgeven, dan doet het burgerdom dat wél met den boer. En het .gevolg is dan, dht er een maatschappij rondom de boeren groeit, waar hij zichzélf tenslotte toch maar niet meer.in thuis voelen kan. Hij kan dan met een onverschillig ge zicht zeggen: wat scheelt het me, hij kan zich eigengereid in zichzelf terugtrekken, hij kan een soort van souvereiniteit in eigen kring gaankoeste ren die hem geestelijk op de been moet houden maar de rechte kleur is uit zijn leven verdwenen en er komen oogenblikken, dat hem het boer-zijn tot een last inplaats van tot een lust wordt. Over het aandeel, dat de economische politiek van een burgerlijke maatschappij in zulk een ontwikkeling heeft, willen we nu maar niet eens praten. Afgezien daarvan: ook een boer kan zich op den duur alleen wél bevinden als hij leeft in een omgeving, waarwaar hy meeteltdie hem begrijpt en door hem begrepen wordt, waar hij bij hoort. En dan moet, waar de verhoudingen zoo scheef groeiden als in de.meeste deelen van ons land, óf de boer zich vervormen naar het model der burgerlijk heid, óf de anderen moeten jtlbh aanpassen bij den levensstijl van het ooerendom. Dan pas zal er van wezenlijk onderling verkeer sprake kunnen wezen, dan ook pas zal de bgerengeest lust gevoelen om zich te uiten en deel te hebben aan het volle ge meenschapsleven. Neen, burger worden wil de boer zeker niet, daar heeft onze schrijver gelijk aan. Maar als hbt proces van vóór den oorlog door- gegaan was, zou hij burger geworden zijn of minder dan burger. Dat is het, waarom ex met en over den boer ge sproken en geschreven moet worden, zooals wij en anderen dat doen. Dè practijk heeft bewezen, d,at dit van het goede niet teveel kan zijn, zoolang er nog zooveel verkeerd begrip bestaat. En dat verkeerde begrip dat voert op dwaalsporen en die dwaalsporen leiden naar den rommel van een Ont waarde wereld. Naar Amérikaansche geld-wancul- tuur of naar communistische massa-vergoding. En die beide hebben nu eenmaal voor gezond boeren leven geen plaats. Die beide evenwél zijn niet te bestrijden met een zich in eigen kring opsluitend conservatief-trotsch hoerendom, dat den rug toe keert aan het groote leven. Die zijn alleen te over winnen door een er midden-in staand strijdend boerenvolk, zooals wij dat verstaan. En dat vooral moet onze jeugd inzien! D. v. d. B. voegdheden, moge de verwachting wettigen, dat er ten dezen zoo weinig mogelijk moeilijkheden zullen komen. aarby is het verheugend te vernemen dat ook bij de leiding van den Nederlandschen Arbeidsdienst vol ledig begrip aanwezig is voor de zeer belangrijke werk zaamheden van onzen boerenstand voor de volks gemeenschap. Weliswaar kregen ook vele jongeren ten plattel^nde een oproep ter keuring en ontstond daar- - door de vrees dat boerenzoons en andere jongeren, werkzaam in 't boerenbedrijf, gedurende de zomermaan den hun plichten in den N.A.D. zouden moeten ver vullen, maar deze vrees bleek ongegrond. Het is ons namelijk gebleken dat degenen die in het boeren- en tuindersbedryf in de Romende maanden niet gemist kunnen worden, van den N.A.D. uitstel ontvangen. F Iders in dit nummer publiceeren wij een artikel over de bestrijding van de runderhorzel. Onze lezers zullen zich herinneren dat deze bestrijding sinds het voorjaar van 1942 verplicht is gesteld, zoodat de vee houders er zich thans wel degelijk mee moeten be moeien, willen ze niet met den strafrechter in aan raking komen. Nog altijd lijkt 't ons de aangewezen weg dat de runder- horzelbestrijding door middel van de zuivelfabrieken of de plaatselijke gezondheidsdiensten ter hand wordt genomen, zoodat men a.h.w. vakmenscheiv krijgt, die alle stallen behandelen. Men bestede hieraan in elk geval volledig en spoedig aandacht. ^"jet zwaard dat reeds geruimen tijd boven tal van - kleine molenaars en coöperatieve maaHeryen heeft ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 2