Ziektebestrijding in de
fruitteelt
Vonkjes
PAG. 6/7
pere lagen terecht gekomen. Stalmest geve men liever
niet op zoo groote diepte; het gevaar bestaat, dat de
noodige omzettingen dan niet kunnen plaats vinden,
en datzelfde geldt natuurlijk ook voor een deel van den
kunstmest. Zooals de meeste wortelgewassen, verlangt
ook de schorseneer veel kali; men dient den mest toe
in Februari of Maart en werkt hem er onder. Het
strooien van den kunstmest enkele dagen vooi het
zaaien is volstrekt geen bezwaar. Een overbemesting
tijdens regenweer in Juli, begin Augustus doet de
planten beslist goed.
Bij het zaaien maakt men met voordeel gebruik
van de handzaaimachine. Men neemt een rijen-
afstand van 15 25 cm. Wil men nog een
voorgewas van het land aaien, dan kan dat.
Een snelle bladgroente, een paar rijen radijs,
een rij spinazie of bakwortels komen op tijd
klaar en doen liet hoofdgewas weinig of geen
schade. Maar dan moet 'men den rijenafstand
niet te klein nemen. Per 100 m2. heeft men
100 tot 150 gram zaad noodig De eigenaardig -
gevormde zaden komen ongeveer 3 tot 5 cm.
diep te liggen en ongeveer op elke 2 cm. komt
een zaadje. Even na het opkomen gaat men er
door met den schoffel, terwijl het bij vochtig
weer zin heeft te dunnen tot op 3 tot 6 cm.
De verdere zorgen zijn nog al licht. In den loop van
den zomer kunnen we den grond nog wat loswerken
tusschen de rijen en we halen het ergste onkruid eruit.
Er komt tusschen de schorseneeren altijd een klein
percentage schieters voor. Het is niet noodig, die er
heelemaal uit te trekken; de wortels zijn niet aan
stonds bruikbaar. Het is voldoende er de bloemknop
pen uit te plukken.
Btj het optreden jfan meeldauw, een kwaal, waar de
schorreneer nog al eens aan lijdt, doen we goed de
aangetaste blaren af te plukken. Bij gebrek aan Bor-
deausche pap is wellicht iets te bereiken mét een be
stuiving met zwavel.
weer. Met planten, ouder dan vier weken, was
het beter maar niet te beginnen. Jonge planten,
volop aan den groei, die kwamen er zonder ge
vaar doorheen, tenzij ze bij het verplanten al
te veel wortels verloren. Ook' daardoor kregen
ze de neiging om te schieten. En dai) vooral
niet te vergeten de oude tuinderswijsheid:
..Andijvie#vóór 28 April gezaaid, gaat onher
roepelijk de lucht in!"
Het onderzoek te Wageningen helderde met één slag
het heele probleem op. We hebben in de andijvie een
gewas, dat scherp reageert op de temperatuur, waar
aan ze als kiemplantjes blootstaat. Net als de kool
rabi, de bieten en de knolselderie, zoo is het ook met
de andijvie. Worden zé als jonge plantjes onderwor
pen aan een al te lage temperatuur, dan wreekt zich
dat door een snellere vorming van den bloemstengel.
Worden de planten gezaaid op warmen voet, dan gaat
alles goed; dan vormen ze qpn behoorlijke struik van
600 tot 800 gram per stuk.
I
De juiste teeltwijze
Het komt er voor ons op aan, de temperatuur voor
onze andijviezaaisels niet onder de 10 gr. C. te laten
zinken. Voor de vroege teelt van vollegrondsandijvie
zaaien we doorgaans tegen het midden van Maart. Op
sommige plaatsen teelt men de andijvie als bijgewas
in de komkommerrijen, voor langs den rand, pet als de
knolselderij. Die plaats is niet verkeerd; we mogen
aannemen, dat de andijvie zoo aan den gevaarlijken
invloed van de lage temperatuur ontkomt.
Anderen zaaien in een broeibak, die er speciaal voor
wordt ingericht. Een twintig cm. broeimest er onder
houdt de warmte behoorlijk op peil. Ook zaait men
wel op de buizen of zooals in de omgeving van
Amsterdam in electrisch verwarmde bakken. Per
éénruiter neme men van één tot twee gram zaad. Het
ls beter wat aan den lagen kant te blijven om de
plantjes kort en stevig te houden. Men plant ten
slotte van een raam ongeveer 500 planten uit.
Bij zaaiïng midden Maart heeft men vijf tot
zes weken later een pootbare plant, die met
zoo min mogelijk wortelverlies in vochtigen
grond moet worden uitgezet. Voor haar volle
dige ontwikkeling heeft de andijvie ongeveer
vijf maanden noodig. Men heeft dan zware
kroppen met een blank hart. Onze tuinders
nemen echter doorgaans genoegen met een
product van iets bescheidener formaat. Ze
houden daar al rekening mee bij het planten
door den onderlingen afstand niet grooter te
nemen, dan ongeveer 30 cm. in het vierkant.
Aldus komt de plant binnen de drie maanden
klaar. Wat echter het schieten betreft, dit
kunt u vermijden door belioorlijk warm te
- zaaien.
De sproeimiddelen van dit oogenblik
^^NZE lezers hebben in een drietal artikelen in „De
Landstand" een en ander kunnen lezen over de boom-
kleurstoffen, die onder de huidige omstandigheden het
V.B.C. in den boomgaard moeten vervangen. Deze gele
teerkleurstoffen zijn in staat het carbolineum bij de
thans achter ons liggende winterbespuitingen vrijwel
geheel te vervangen.
De vraag dringt zich op, hoe de fruitteler er op het
oogenblik voor staat met de bestrijdingsmiddelen voor
de zomerbespuitingen. Kunnen deze op normale wijze
geschieden, of moeten we ons hier behelpen met de
middelen, die toevallig nog voorhanden zijn?
Op deze vraag vindt de lezer een antwoord in onder
staande regelen, ontleend aan een inleiding van den
heer Ir. P. Hus, uitgesproken tijdens een kort geleden
gehouden vergadering van de Pomologische Vereeniging.
Ir. Hus noemde in de eerste plaats de
Koperpreparaten
„Bordeauxsche pap was vroeger" aldus de spreker
„voor de fruitteelt een zeer belangrijk bestrijdings
middel; om de behoefte aan Bordeauxsche pap voor
de fruitteelt te dekken was pl.m. 600 ton kopersulfaat
noodig. Over deze stof kunnen de fruittelers thans ech.
ter niet beschikken.
Bordeauxsche pap werd voornamelijk tegen de schurft-
ziekte, de voor ons land belangrijkste ziekte van appels
en peren, gebruikt.
Er bestaan verschillende middelen tegen deze ziekte,
zoowel koperhoudende als kopervrije. Voor de bespui.
tingeir voor den bloei -geven wij aan koperhoudende
middelen beslist de voorkeur.
Bordeauxsche pap kan vervangen worden door de koper-
oxychloriden. Deze komen onder verschillende benamin
gen in den handel. Het kopergehalte varieert sterk, n.l.
van 12—50 pCt. Wij zouden liever zien, dat er niet
zoo'n groote verscheidenheid bestond en zullen gaarne
medewerken om in deze tot vereenvoudiging te komen.
In verband met het wisselende kopergehalte zijn de
hoeveelheden, welke van de verschillende koperprepa
raten per 100 1. sproeivloeistof noodig zijn, verschillend.
Er bestaat echter geen eenstemmigheid omtrent deze
hoeveelheden. Wij staan op het standpunt, dat wat de
middelen betreft, welke uitsluitend uit koperoxychloride
of uit koperoxychloride en een vulstof zonder fungicido
werking bestaan, als basis voor de doseering het ko
pergehalte in Bordeauxsche pap moet worden genomen.
Kopervitriool heeft een kopergehalte van 25 pCt., zoo
dat in 100 Liter Bordeauxsche pap van 1% pCt. 375
g. koper en in 1000 Liter pap van 1 pCt. 250 gram koper
aanwezig is.
De hoeveelheid koperoxychloride moet daarom o.i. zoo
gekozen worden, dat er in 100 Liter sproeivloeistof ook
resp. 375 gram en 250 gram koper voorkomen. Voor
een koperoxychloride van 15 pCt. koper bedragen deze
hoeveelheden resp. 21/» kg. en 1 2/3 kg., voor eejg koper,
oxychloride met 50 pCt. koper resp. en \'2 kg.
Het .laat zich aanzien, dat er dit jaar voldoende hoe
veelheden koperpreparaten beschikbaar zOllen zijn. In
elk geval wordt moeite gedaan om dit te bereiken.
Ik wil nog de aandacht vestigen op een «oper-arseni-
cumpreparaat. n.l. Nosprasit (oef»), dat zoowel tegen
de schürftziekte als tegen vretende insecten kan wor
den gebruikt.
Over het algemeen is men over de resultaten, welke
met dit middel zjjn verkregen, zeer tevreden. Opvallend
is de mooie kleur der vruchten aan de met Nosprasit
bespoten boomen. Voor den bloei moét een 1-3/4 pCt.
oplossing, na den bloei een 1/2 pCt. oplossing worden
gebruikt.
Misschiln zijn er nog fruittelers, die in tret gelukkige
bezit van kopervitriool zijn. Zij zullen met Bordeaux
sche pap kunnen spuiten als zij kalk kunnei\ verkrijgen.
Dit zal waarschijnlijk niet gemakkelijk zijn. althans
niet de poederkalk aan welke men gewend is.
De firma De Kruyf te Almelo biedt thans grof ge
malen gebrande kalk aan. Bij ons onderzoek is geble
ken dat deze kalk voor de bereiding van Bordeauxsche
pap bruikbaar is. M^n moet er echteT meer van ge
bruiken dan bij gewone gebluschte kalk gebruikelijk
was, n.l. evenveel kalk als kopervitriool. De kalkmelk
moet goed gezeefd worden en de kopervitriooloplossing
moet onder voortdurend roeren zeer langzaam bij de
kalkmelk worden gegoten.
Zwavelpreparateii
Van deze is Californische pap het meest gebruikte. De
jaarlijksche behoefte kan op ongeveer 1000 ton geschat
worden. De beschikbare hoeveelheid zwavel is toerei
kend om 60 pCt. van deze hoeveelheid te bereiden. Er
bestond eenige vrees, dat er niet genoeg kalk voor de
bereiding van dit kwantum beschikbaar zou zijn. De
vooruitzichten zijn thans echter gunstiger, zoodat het
vrijwel zeker is, dat een flinke hoeveelheid Califor
nische pap gemaakt zal kunnen worden. In het uiter
ste geval zal ook de zooeven genoemde grof gemalen
gebrande kalk gebruikt kunnen worden. Doordat deze
kalk een weinig ijzer bevat, zal de Californische pap,
welke er mede bereid is, donkerder van kleur zijn. De
werking van deze pap zal daardoor niet ongunstig
worden beinvloed.
Naast Californische pap is Solbar (Defa) een goed
middel, waarmede verschillende fruittelers uit ervaung
reeds bekend zijn. Het is een poedervormig product,
dat barium poly sulfiden bevat, terwijl in Californische
pap calcium polysulfiden de werkzame verbindingen
zijn In werking zijn beide middelen gelijk. Van Califor
nische pap van 30 gr. B., gebruikt men na den bloei
verdunningen van i 1/4 1/2 pCt.; factoren, waar
mede bij het bepalen van de sterkte rekening moet
worden gehouden zijn: tijdstip van spuiten (korten tijd
na den bloei of later in den zomer), temperatuur, zon
neschijn en gevoeligheid der soorten. Men raadplege
daarbij Med. 50 van den P. D., waarvan een nieuwe
druk in bewerking is.
Voor den bloei worden verdunningen van 4 2 pCL
gebruikt.
Van Solbar worden na den bloei IV2 pCt. oplossingen
verspoten; voor den bloei gebruikt men wel 3 pCt.
Behalve deze zwavelpreparaten zijn enkele z.g. col-
loidale zwavelpreparaten, van welke Cosan de bekend
ste is, verkrijgbaar. Deze middelen bevatten vrije zwavel
in fijnen toestand. Zij worden in een°0.1 pCt. oplossing
verspoten. In 1941 waren de ervaringen met Cosan over
het algemeen gunstiger dan in 1942.
De weersomstandigheden (temperatuur) zullen daarop
ongetwijfeld van invloed zijn geweest.
Het feit, dat dit middel ook bij voor zwavel gevoelige
appel- en peersoorten geen beschadiging veroorzaakt,
maakt het voor verschillende fruittelers wel aantrek-
kelijk.
Een nadeel van het middel is de vorming van een taai
bezinksel bij langdurige bewaring. Als zulk een bezink
sel is gevormd, is het middel onbruikbaar, daar de
fijne zwavel niet meer in suspensie (zwevenden toe
stand) gebracht kan worden Volgens een recente me-
dedeeling van den fabrikant zal dit bezwaar zich in
de toekomst niet meer voordoen.
De laatste jaren worden er middelen tegen de schürft
ziekte aanbevolen, welke noch koper, noch zwavel be
vatten, n.l. Pomarsól en Sch. 1192 a van de I.G. Farben
Industrie (Defa).
In 1942 zijn met Sch. 1192 a eenige proefbespuitmgen
uitgevoerd, waarvan de resultaten over het algemeen
niet ongunstig waren. Verleden jaar was er betrek
kelijk weinig schurft, waardoor het moeilik was de
werking van het middel te beoordeelen. In 1943 zal
echter niet dit middel, doch Pomarsol door de Defa
geleverd worden.
Zij, die 's morgens met middelen spuiten, welke geen
zwavel bevatten, dienen er op bedacht te zijn. dat er
kans op ernstige spintaantasting bestaat. Minerale
oliën om „Spint" onder den duim te houden, zijn niet
verkrijgbaar.
Een der grootste bedreigingen van de vlasteelt is het
optreden van beschadiging door de thrips of blaaspoot.
Deze veroorzaakt de z.g. kwade koppen bij het vlas. Te
bestrijden met derris of nicotine. Bespuiten of bestuiven
met derrispoeder is niet meer mogelijk. Het schijnt, dat
voor 1943 wel eenige nicotine voor de thripsbestryding
beschikbaar zal zijn.
Het is zeer gewenscht, dat het koolzaad zoo intensief
mogelijk bestoven wordt door byen. Dit bevordert ten
zeerste de vruchtzetting.
Men beware kalkstikstof droog. De meststof bevat onge-
bluschte kalk. Kan deze water opnemen, dan zet de
massa uit en barsten de zakken.