Proefveldverslagen
Zittingen Bureau Pacht
Bestrijding van slakken
in granen
PAG. 8
DE LANDSTAND
VRIJDAG 26 MAART 1943
Op het Stamboónenproefveld bij den heer D. Boogerd te
Oostburg werden proeven genomen met de; Kassen: Ceka,
Tol's br. boon, N.-Holl. landras, Beka C. B.. Stroogele,
Witte stamboon C B. en Bruna (v. d. Have). Grondsoort:
Middelm. zware klei. Voorvrucht: Aardappelen. Bemesting:
225 kg sup (17 en 225 kg Patentkali per ha. Aantal par.:
3, elk van 0.5 are. Gezaaid: 22 Mei. op rijenafstand van
40 cm. Afstand in de rij 25 k 30 cm. In elk kuiltje kwamen
3 k 4 boonen té liggen. Opkomst: Regelmatig bü alle
rassen in de eerste week van Juni. Alleen bij Bruna bleven
enkele planten achter. Ontwikkeling: N.-Holl. landras en
Bruna ontwikkelden zich tot een mooi forsch gewas. Beka
bleef hierbij wat in de minderheid. Tol's br. boon toonde
neiging tot ranken. De Stroogele vormden een matig ge
was. evenals de Ceka, terwijl de Witte stamboon C. B
tengevolge" van de aantasting door de vetvlekkenziekte,
slechts kleine, ineengedrongen planten liet zien. De grond-
bedekking was hierbij dan ook zeer onvoldoende. Ziekten:
Alle rassen werden in meerdere of mindere mate aange
tast door de vetvlekkenziekte. Zooals reeds opgemerkt is,
had Witte stamboon C. B. hier zeer veel van te lijden,
zoodat dit gewas maar zeer weinig opbrengst gaf. Ook
de Ceka werd in ernstige mate aangetast, minder hevig
was ze bij Stroogele en nog minder by Tol's br. boon,
N.Holl. landras en Bruna. K(jp en npgternkken: 10 Sept.
Tol's br. boon en N.Holl. landras en 14 Sept. de overige.
Gedorscht: 22 en 23 December. Kwaliteit: Deze was het
best bij N.Holl. landras, terwijl ze het slechtst was bij die
rassen, welke het meest van de vetvlekkenziekte te lijden
hadden.
De gemiddelde opbrengsten in kg per are waren als volgt:
Ras Stroo Zaad
Ceka 25.— 15-9
Tol's br. boon 27.22.7
N.Holl landras 20.23.2
Beka C.B23.20.9
Stroogele 18.20.8
Witte Stamboon C.B13.6.7
Bruna (v. d. Have) 21.— 18.5
Het N.Holl. landras kwam in gem. zaadopbrengst dus
bovenaan te staan, doch het verschil met Tol's bruine boon
was gering.
Op het tweede Stambboncnproefveld bij den heer Em,
Verstraeten te Graauw beproefde men de Rassen: Ceka,
Tol's br. boon, N.Holl. landras, Beka C.B., Stroogele en
Witte stamboon C. B. Grondstuurt: Lichte klei. Voorvrucht:
Tarwe. Bemesting: 500 kg. K40. Aantal par.: 2, elk van
1 are. Gezaaid: 22 Mei op een ryenaf.stand van 40 cm. Met
een houweel werden de boonen ingehakt. Opkomst: Vrij
regelmatig. Ontwikkeling: Aanvankelijk was deze zeer goed,
doch na de vele regens in 't begin'van Juli werd de stand
slecht. Vooral was dit het geval op de tweede «par., waar
de grond van afwijkende kwaliteit was. Bloei: 't Eerst
bloeiden Tol's br. en Stroogele, het laatst Witte Stam
boon C. B. Ziekten: Ceka. Stroogele en vooral Witte Stam
boon C. B. hadden veel te lijden van de vetvlekkenziekte;
in mindere mate was dit het geval met Tol's br., terwijl
N.Holl. landras en Beka er weinig last van hadden. Witte
Stamboon C. B. mislukte vrijwel geheel. KUp en opgetrok
ken: 8 Sept.: Tol's br..14 Sept.: N.Holl. landras; 16 Sept.:
Stroogele: 19 Sept.: Beka; 22 Sept.: Ceka en 23 Sept.: Witte
Stamboon C.B Opmerking; Door de sterk afwijkende op
brengst kon het tweede veldje van Beka niet voor verge-
lyking in aanmerking komen.
De gemiddelde zaadopbrengsten in kg. per are waren als
volgt:
Ceka 15 5: Tol's br. 16.-; N.Holl. landras 20.5; Beka 25.—
Stroogele 14 W. Stamboon C, B. 5.5.
Het beschot is hier dus aan den lagen kant. Het best
voldeed nog Beka, doch we moeten hierbij in aanmerking
nemen dat er van dit ras slechts één veldje voor vergely-
king in aanmerking kon komen.
Rinal en 7 Juni Niki. Ziekten en beschadigingen: De boo
nenbladluis kwam niét veel voor; slechts drie keer werd
ze in enkele kleine haarden aangetroffen, die met nicotine
afdoende bestreden konden worden. De meeste mozaiek-zieke
planten werden aangetroffen in de Waalsche boonen en
de minste in de Paarde- en Duiveboonen. "Vooral de Rinal
Paardeboon had er heel weinig last van. Tegen het rijpen
werden vooral de Waalsche boonen aangetast door de
bladvlekkenziekte, waardoor de bladeren wat vroegtijdig
afstierven. Küpen: 't Eerst stierven af de Waalsche boonen
in 't begin van Augustus, vooral de 2e par. van Adrie
Waalsche was er vroeg by*. Van de Wierboonen bleek
Mansh. het vroegst te rypen. Van de Paardeboon bleef
Bunlca het langst groen. Het laatst van al kon Niki
gemaaid worden. Gemaaid: 20 Augustus: alle rassen, uit
gezonderd Niki (24 Augustus). Gedorscht: Begin Januari.
Kwaliteit: Deze was van alle rassen vry goed. Van de
Waalsche was Mansh. iets beter dan de andere en van
de Paardeboon won Bunica het.
De gemiddelde opbrengsten in kg. per are bedroegen:
Ras Stroo Zaad
Adri Waalsche 25.1 23.1
Mansh. Wierboon 27.5 32.8
Rinal paardeboon 31.27.4
Oldambster Paardeboon 25.4 25/
Niki Duiveboon 28.1 27.9
Mansh. Waalsche 26.9 22.6
Abunda Waalsche 25.9 21.7
Oldambster Wierboon 23.26.6
Wierboon C. B26.2 33.3
Limb. Paardeboon 26.6 27.7
Bunica Paardeboon 30.6 27.
De grootste gemiddelde zaadopbrengst gaf dus Wierboon
C. B., doch het versojiil met Mansh. Wierboon was gering.
Afstandsprocf met Voederbieten op het Landbouwproefbe-
drijf te Wilhelminadorp. Kassen: Groeningia en Productiva.
Küenafstanden40 X 50 1 50.000 pl. per ha.), 40 x 42 (60.000
pl. per ha 40 x 36 (70.000 pl. per ha.), 40 x 31 (80 000 pl.
per ha. en 40 x 27 90.000 per ha). Grondsoort: Zware klei.
Voorvrucht: Stamboonen. Bemesting: 200 kg. K40 en 500
kg. kas. Aantal par.: 3, elk van 0.54 are. Gezaaid: 25 April.
Opkomst22 Mei, doch niet regelmatig. De stand werd
dientengevolge van dien aard, dat het helaas niet mogelijk
bleek het voorgeschreven aantal planten per object te
bereiken. Ontwikkeling: Deze was over 't algemeen vrij
goed. De veldjes met het grootst aantal planten per are
stonden het weligst en Productiva groeide wat forscher
dan Groeningia. Op alle overeenkomstige objecten had
Productiva gemiddeld steeds wat minder planten dan
Groeningia. Beschadigingen: Eenige schade werd aange
richt door het bietenkevertje en later door de larven van
het sdhildpadtorretje. Küpen: Productiva was iets eerder
rijp dan Groeningia. Gerooid: 24 October.
De gemiddelde opbrengsten in kg. per are waren als volgt:
Object Gem. aantal Biet. Dr.stof Dr.stof
Ras
Groeningia
Bij Groeningia zoowel als by de Productiva werd de groot
ste wortelopbrengst bereikt op het object, dat 80.000 planten
per ha. had moeten tellen, doch dat er in beide gevallen
ver beneden bleef. Hetzelfde object gaf ook bij beide rassen
de hoogste opbrengst aan droge stof.
Op de overeenkomstige objecten was de gem. bietenop
brengst van Groeningia steeds lager, het droge-stofgehalte
echter steeds hooger en de opbrengst aan totaal dr. stof
ook overal hooger dan van Productiva.
plant. p. are
kg.
totaal
50.000 pl/ha
509
774.3
14.8
114.6
60.000
560
795.—
15.8
125.6
70.000
611
830.3
•15.3
127.-
80.000
663
846.7
16.5
139.7
90.000
709
833.7
16.4
136.7
50.000
474
814.—
12.8
104.2
.60.000
533
832.7
13.1
109.1
70000
606
862.3
12.5
107.8
80.000
627
898.7
13.5
121.3
90 000
667
894.7
13.1
117.2
Op het derde Stamboonenproefveld bij den heer J, Lous te
Westkapelle beproefde men de Kassen; Blanca en Witte
Stamboon C. B. Grondsoort: Lichte klei. Voorvrucht:
Tarwe. Bemesting: pl.m. 30.000 kg. stalmest en 125 kg.
kas Aantal par.: 3, elk van 0.5 are. Gezaaid: 29 Mei. Met
het houweel ir.gehakt op een afstand van pl.m. 28 cm. In
elk kuiltje kwamen twee zaden te liggen. Zaaizaad: pl.m.
140 kg. per ha. Opkomst: Door een slagregen tijdens het
zaaien was de opkomst vry slecht, vooral bü de Witte
Stamboon C. B. Ontwikkeling: Het weer liet tydens den
groei veel te wenschen over. Bü Witte Stamboon C. B.
had de vruchtzetting door veel regen en wind voldoende
plaats. Blanca bloeide aanmerkelijk later en had daar
door bü den bloei minder te lijden van het sleciïte weer.
In Witte Stamboon C.JE5. werden eenige planten met ran
ken aangetroffen. Ziekten: In beide rassen kwam mozaïek
ziekte voor, doch in Blanca aanmerkèlyk minder dan ln
Witte Stamboon C., B.. maar dit laatste ras werd vrij
sterk aangetast door de vetvlekkenziekte. KüpenWitte
Stamboon C.B. eind Augsutus en Blanca ongeveer 3 weken
later. Gedorscht: 18 Januari. Kwaliteit: Bij beide rassen
liet de kleur der zaden nogal te wenschen over.
De gemiddelde opbrengst per are bedroeg van:
Witte Stamboon C. B. 4.75 kg. zaad en 4.9 kg. stroo en
van Blanca 12.25 kg. zaad en 7.1 kg. stroo
Voederbietenproefveld bij den heer C. L. Geluk te Tholen.
Kassen: KI. Wanzleben E, Friso, Groeningia, Teutonia en
Productiva. Grondsoort: Lichte klei. Voorvrucht: Tarwe
met klaver voor groenbemesting. Bemesting: 250 kg. K40
en 450 kg. kas. Aantal par.: 3, elk van 1 are. Gezaaid:
28 April, met de kleine machine op een rijenafstand van
40 cm. Zaalzaad: pl.m. 14 kg. per ha. Opkomst: Regel
matig bij alle rassen. Ontwikkeling: Deze verliep over 't
algemeen naar wensch Alle rassen groeiden regelmatig en
het aantal ontbrekende bieten was van geen beteekenis,
terwijl er ook geen schieters werden aangetroffen. Ziekten
en beschadigingen: Aanvankelijk werd nogal schade onder
vonden door de vretery van de larven van het schildpad
torretje. /Later trad nogal wat vergelingsziekte op. waar
van Teutonia en Productiva het fneest te lijden hadden.
Friso had er ook ï^g meer last van dan KI. Wanzleben
en Groeningio. Gerooid: 3 November. Teutonia en Produc
tiva rooiden het gemakkelijkst, Friso en vooral KI. Wanz
leben E het moeilykst.
De gemiddelde opbrengsten in kg per are waren; van KI.
Wanzleben E 560: Friso 587; Groeningia 768; Teutonia 815
en Productiva 905.
De grootste gemiddelde opbrengst gaf dus Productiva.
lammer, dat hier verzuimd was de bieten op drogestof
gehalte te laten onderzoeken.
Op het YelUboonenproefveld op het Landbouwproefbedryf
Wilhelminadorp experimenteerde men met de Kassen: Adrie
Waalsche, Mansh. Wierb., Rinal Paardeboon, Oldambtster
Paardeboon. Niki Duiveboon, Mansh. Waalsche, Abunda
Waalsche. Old. Wierboon, Wierboon C. B., Limb. Paarde-
Hjoon en Bunica Paardeboon. Grondsoort: Vry zware klei.
Voorvrucht: Voederbieten Bemesting: 200 kg. K40. Aantal
par.: 3. elk van 0.85 are. Gezaaid: 2 en 3 April. Met het
houweel werden kuiltjes gemaakt en 111 elk kuiltje kwamen
2 A 3 boonen te liggen. Afstand 35 x 35 cm. Opkomst
't Eerst Mansh. Waalsche op 25 April en 't laatst Niki
en Bunica op 2S April. De overige op 26 April Ontwikke
ling: Aanvankelyk groeiden Adri Waalsche en Mansh.
Waalsche het snelst. Het traagst waren Niki. Bunica,
Abunda Waalsche en Mansh. Wierboon. Eind Mei stonden
de drie Waalsche het gulst, daarop volgden Oldambtster
Paardeboon. Wierboon en de Rinal Paardeboon. terwijl
Niki de rü sloot. Niettemin hadden alle rassen een zeer
goeden stand. Bloei: 25 Mei Adri Waalsche en Mansh.
Waalsche; 26 Mei Abunda; 27 Mei Mansh. Wierboon;
2S Mei Old. Wierboon en Wierboon C. B.31 Mei Old
ambtster Paardeboon, Limb. Paardeboon en Bunica; 3 Juni
Afstandsprocf met Voederbieten bij den heer St. de Ronde
te St. Philipsland. Ras: Groeningia. Küenafstanden: 40 x
50 (50 000 pl. ha). 40 x 42 (60-000 pl./ha). 40 x 36 (70.000
pl./ha40 x 31 <80.000 pl'/ha) en 40 x 27 (90 000 pl./ha).
Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Haver. Bemesting:
Tegen 225 kg. K40 en 625 kg kas per ha.bovendien werd
nog 20 kg/ha borax gegeven. Aantal par.: 2. elk van 1 are.
Gezaaid: 8 Mei. met de groote machine. Zaaizaad: Tegen
15 kg. ha. Opkomst: Vrij regelmatig. Opeengezet: 8 Juni.
Ontwikkeling: Liet weinig te wenschen over. De stand
was regelmatig Ziekten en vretery: Hiervan werd weinig
schade ondervonden. Gerooid: 23 October,
De gemiddelde opbrengsten per are bedroegen;
Object: 50.000 pl./ha 1004 kg. bieten: 60.000 pl./ha 1013 kg.
bieten; 70.000 pl./ha 1011 kg. bieten; 80-000 pl./ha 982.5
kg. bieten: 90.000 pl./ha 963 kg. bieten.
De grootste gemiddelde wortelopbrengst werd dus verkre
gen met 60.000 planten per ha., doch de verschillen met
de objecten van 50.000 en 70.000 pl./ha waren gering.
Door een misverstand had hier tot onze spijt geen onder
zoek op drogestof-gehalte plaats.
30 Maart: GOES, Groote Markt 20, 23 uur.
31 Maart: OOST^URG, 12—1 uur.
1 April: MIDDELBURG, Café Gabriëise, Lange
Giststraat, 23 uur.
T
Gewassenproefveld in den Kruiningschen Polder (in Mei
1940 geïnundeerd), over 1942. Lucerne gaf een regelmatige
opkomst en ontwikkelde zich tot een goed gewas. De eerste
Snede leverde 4200 kg. en de 2e 3400 kg. hooi per ha. op.
Uien kwamen zeer slecht op en leverden een zeer slecht
gewas, waarvan de opbrengst niet eens bepaald werd.
Kenlagerst kwam tamelijk goed op en ontwikkelde zich
bevredigend, doch het beschot viel niet mee, n.l. 2200 kg.
per ha.
Yeldboonen vormden een vrij goed gewas en gaven 2400
kg. per ha.
Flakkeesche stomppuntige*wortelen gaven een ongeregelde
opkomst, doch het gewas groeide verder voorspoedig, zoodat
de opbrengst nog 62.000 kg. per ha. beliep.
Bij de aardappelen (Voran) werd pootgoed van de maat
3545 gebruikt. De opkomst en de groei waren best, zoodat
er 26000 kg. van de ha* geoogst konden worden.
Van de bruine boonen was de opkomst goed, doch door
het optreden van de vetvlekkenziekte en de slechte weers
omstandigheden liet de opbrengst te wenschen over, want
ze bedroeg slechts 1600 kg. van de ha.
De zomertarwe (Carma) kwam slecht op, doch groeide later
vrij normaal. De opbrengst viel echter tegen en bedroeg
niet meer dan 1600 kg. per ha.
De erwten gaven een goede opkomst en.ontwikkelden zich
vrij normaal, doch het beschot van 1200 kg. per ha. viel
niet mee. Bovendien liet de kwaliteit van het zaad door de
vreterij van de larve van den erwtenbladroller veel te
wenschen over.
Blauwmaanzaad kwam ongeregeld op. doch groeide verder
vrij göed. De opbrengst bedroeg 1100 kg. per ha.
Van de suikerbleten was de opkomst, zoowel als de ontwik
keling vrij goed. Er werden 32.000 kg. bieten van de ha,
gewonnen.
De haver kwam wat ongeregeld boven, doch groeide later
vry normaal. Het beschot beliep 2600 kg. van de ha.
Van de korrelmaïs was de opkomst, zoowel als de ontwik
keling goed. Er werden 5000 kg. kolven van de ha. geoogst.
Het vlas gaf een slechte opkomst en ontwikkelde zich even
eens slecht. De opbrengst werd niet bepaald, daar het gewas
vrijwel geheel mislukte.
Koolrapen kwamen tamelijk goed op, terwijl de verdere groei
goed genoemd kon worden. De opbrengst beliep 50.000 kg.
per ha.
Het bovenstaande samenvattende, kunnéi we wel zeggen
dat, de ongunstige tijds- en groeiomstandigheden in aan
merking genomen, over het algemeen de resultaten vr|j
bevredigend waren.
Wel is waar mislukte de teelt van uien en vlas, maar
hier staat tegenover dat er verscheidene andere gewassen
waren die een vry goede, enkele zelfs die eén goede op-i
brengst gaven.
Het vorige najaar werd aan wintergranen veel schade
door vreterij van slakken waargenomen. Door den
zachten winter hebben de slakken weinig of niets
geleden, zoodat ook dit voorjaar weer schade ver
wacht zal kunnen worden, vooral bij eenigszins natte
weersomstandigheden. Uit verschillende mededeelingen
blijkt n.l., dat er veel slakkeneieren aanwezig zijn.
De aanwezigheid van slakken kan nagegaan worden
door overdag onder kluiten, droge bladeren of andere
afvalresten ernaar te zoeken, terwijl ook het voor
komen van slijmsporen op slakken wijst. De slakken
kruipen n.l. alleen des nachts en 's morgens vroeg
over den grond. Overdag houden zij zich schuil. De
dikwijls onder kluiten aanwezige kleine (24 mm.)
glazige bolletjes zijn de eitjes van de slakken.
In" verband met het feit, dat deze eieren alleen onder
kluiten en bladeren voorkomen, kunnen zij niet door
één of ander bestrijdingsmiddel gedood worden. De
bestrijding moet dus uitgevoerd worden op de slakken
zelf en deze kunnen alleen dan gedood worden, wan
neer zij aan de oppervlakte rondkruipen.
Voor de bestrijding is men thans nagenoeg geheel
aangewezen op het gebruik van kaïniet of fijne kalk
(liefst poederkalk). Hiervan wordt een hoeveelheid
van 400 kg. per ha. aangewend, in twee keer. Het
poeder moet op de slakken terecht komen. Er heeft
dan een verslijming van de huid plaats, maar het ge
lukt den slakken vaak zich van de slijmhuid te ontdoen.
Komen zulke slakken voor de tweede maal met het
poeder in aanraking, dan gaan ze te gronde. De eerste
bestrooiing dient zeen vroeg in den morgen, wanneer
het iets begint te schemeren en de slakken dus nog
kruipende zijn, te geschieden. De^ tweede bestrooiing
moet kort uur) na de eerste plaats hebben.
Hoewel het middel niet meer verkrijgbaar is, willen
wij hier toch de gebruiksaanwijzing geven van de
aanwending van fijngemalen kopersulfaat, gemengd
met kaïniet, patentkali of fijne kalk. De menging
moet zeer zorgvuldig plaats hebben en liefst kort voor
het uitstrooien, vooral bij gebruik van kalk als meng-
stof. Gebruikt worden 1 deel kopersulfaat op 20 deelen
van een der genoemde stoffen. Per ha. worden 400Jcg«
van dit mengsel 's morgens vroeg uitgezaaid.
Nadere inlichtingen worden verstrekt door den Plan-
tenziektenkundigen Dienst te Wageningen en de Rijks-
landbouwconsulenten.