Over contributie en diverse andere opmerkingen M EER waarde dan aan de anonieme brieven hecht ik aan de schrifturen van menschen die zich voor onzen boerenstand en ons volk ingezet hebben en in hun werk door verkeerde of nog niet genomen maatregelen worden belemmerd. ZEELAND F R zijn yverige controleurs, die voor hun taak berekend zijn, die niet fitten op kleine overtredingen, maar die inderdaad de echte zwarthandelaren in het groot, opsporen. Er zyn helaas vele andere contro leurs DIE NOODIG ZELF GECONTROLEERD MOE TEN WORDEN. Er zyn van die dingen in het maat schappelijk gebeuren die niet direct te bewyzen zijn. En we willen allerminst een blaam werpen op 0.11e controleurs, maar het is wel meer dan eens zoo en uit ontvangen brieven blijkt zulks dat de con- tróle op de groote overtredingen erg slap is en op kleine dingen gefit wordt, vooral als het menschen van de nieuwe orde betreft. Deze opmerking maken we niet men begrype ons goed om kleine over tredingen goed te praten. Allerminst en vooral de menschen van de nieuwe orde moeten nü steeds den juisten gedragslijn volgen en voorbeeld zyn. Ook zij hebben hun zwakheden, maar vooral op het terrein der levensmiddelenvoorziening mag aAn de distributie niets onttrokken worden, omdat daardoor de kleine man wordt gedupeerd. 2de Jaargang No. 13 C i "'ast-u. (j, G O ^an Vrijdag 2 April 1943 andstana Indrukken en gedachten (XXXI) |—j ET is mij gebleken dat sommige menschen erg slecht kunnen lezen. In het vorige nummer werd aange vangen met een uiteenzetting over de contributierege ling van den Nederlandschen Landstand, het publiek- - rechtelijk lichaam dat dit gelijknamige weekblad doet uitgeven. Op de voorpagina en op de tweede bladzijde plaatsten we verder de diverse besluiten van de be treffende Secretarissen-Generaal en van den Boeren leider die betrekking hebben op de grootte en de wijze van inning dezer contributie. Ten overvloede werd nog het aanslagbiljet afgedrukt, zoodat wij meenden onzen lezers duidelijk te hebben gemaakt hóe de contributie- regeIing-1942 er uit ziet. Thans krijgen wij echter enkele brieven waaruit blijkt dat sommige menschen in de meening verkeeren dat de Landstandbydrage, zooals de contributie wordt genoemd, alleen betrekking heeft op ons weekblad. Van die gedachtëngang hebben we eerlijk gezegd toch wel even paf gestaan. Reeds in het eerste nummer van „De Landstand" hebben we geschreven dat ONS WEEKBLAD GRATIS komt b(j alle leden van het Landstandsgezin, teneinde ieder duidelijk te maken dat men zich daarop niet afzonder lijk behoefde te abonneeren, terwyl bedanken voor de „krant van den Landstand" evenmin zin had. Natuur lijk wisten we ook toen, dat het de bedoeling was de onkosten van de krant mede uit de contributie, die van de leden zou worden geheven te betalen. Welis waar heeft de contributie-regeling geruimen tijd op zich laten wachten, maar ze is nu afgekondigd. De Nederlandsche Landstand moet, gelijk iedere normale organisatie, ook financieel zijn eigen boontjes doppen. Uit de inkomsten aan contributie w-orden alle kosten die voor het welzyn der leden en hun huisgenooten gemaakt worden, betaald. De krant vordert slechts een deel dezer kosten. We hopen dat het nu ieder duidelyk is. I^OOR het weergeven van myn gedachten over rechtsbevrediging en in verband met myn pogingen ons orgaan te maken tot de brug die alle huisgenoo ten van den Landstand tot elkander kan brengen, zyn er tal van pennen in beweging gebracht. Ettelijke brieven zyn in de voorbije week in mjjn bezit gekomen. Het is me onmogelyk op alle gemaakte opmerkingen direct uitvoerig in te gaan. Enkele briefschrijvers hebben dat eigenlijk ook niet verdiend, want ze durf den hun naam niet onder hun schrijven te zetten. Hun opmerkingen waren toch heusch niet zoo, dat ze behoefden te vreezen daarmee last te krygen. Wat zou ik er trouwens aan hebben iemand die erg critisch oordeelt over verschillende maatregelen te verklappen, omdat hij het niet eens is met wat er thans geschiedt? Dacht men dat wij dat wel altijd zijn? Ik durf het rustig neer te schrijven: Ik heb veel critiek op tal van maatregelen en nog meer op nalatigheden op landbouwgebied. Wij houden er echter rekening mee dat het in dezen revolutietijd, waarin gewerkt moet worden met menschen die van de nieuwe orde niets moeten .hebben, niet mogelijk Is alles uit te voeren wat wenscheiyk is. Iets goed praten wat niet goed te praten is, kan men niet van mij verwachten. Ik weet ook, dat het gezegde van de beste stuurlui nog steeds veel waarheid bevat en myn ervaring heeft me geleerd dat de meeste menschen terwille van eigen belangen die van de gemeenschap gaarne aan hun laars lappen. LS men er echter ernstig naar streeft ten bate der volksgemeenschap de productie te stimuleeren en de distributie van ons volksvoedsel zoo vlot en recht vaardig mogelijk te doen verloopen, opdat ieder ont vangt wat hem toekomt, behoeft niemand geheimen voor ons te hebben. En men kan er op rekenen dat wij hun opmerkingen, indien deze juist zijn, zullen ondersteunen. Men kan er van op aan dat saboteurs van de voedselvoorziening by ons aan het verkeerde adres zyn. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat WIJ ijzer met handen kunnen breken en dat WIJ alle ongerechtigheden kunnen doen opheffen of voorkomen. We weten te goed dat er fouten gemaakt zijn en wor den, die niet meer te achterhalen zijn. Trouwens, dege nen die met de beste voornemens bezield zijn, kunnen fouten maken. Ook zy blijven menschen, maar ondanks dat alles zeggen we met hen die opbouwende critiek willen leveren: er kan nog veel verbeteren op het terrein der voedselvoorziening. Zoo ben ik het geheel eens met al degenen die me schrijven dat aan den zwarten handel een eind moet komen. Ik kan er mee accoord gaan dat de echte zwarthandelaren niet alleen een geldboete krijgen, maar ook aan het werk worden gezet in kampen. Bk kan er my over verheugen dat kortgeleden last is gegeven aan de Nederlandsche en Duitsche politie (S. D.) strenger op te treden tegen de zwarthande laren. Hopelijk zullen daardoor ook de treinen minder bevolkt zijn en zal het aantal reizigers met groote koffers afnemen. ^N, laten we voor alles één ding vasthouden. We wonen, voor of tegenstanders van de nieuwe orde, allen in één kamer van het huis „Europa" dat in brand staat. Al kunnen we in deze kamer trachten reeds tydens het blusschingswerk ieder het zyne te geven, beter dan vroeger, vóór alles' is noodig dat de brand gebluscht wordt en daarby is noodzakelijk dat wij helpen blusschen. Welk recht kunnen we anders straks laten gelden? En daarom moeten we veel voor lief nemen. Het is evenwel onmogelijk dat degenen die het vuur van over het Kanaal aanwakkeren, degenen kunnen zijn die onze kamer in het huis straks kunnen inrichten. De hoop daarop zal ydel blijken. Thans moeten we ons behelpen. De een op een bankje, de ander op een gewone stoel en de laatste op een stoel met veeren zitting. Dat verschil maakt niets uit als we ons allen inzetten voor hetzelfde doel: ieder het zijne geven. Er zyn echter menschen op een canapé en in leuningstoelen gezeten, die willen profiteeren van het werk der anderen en bovendien trachten het grootste deel der provisiekast naar zich toe te halen. Dat moet voorkornpn worden en dat dezulken hard worden aangepakt mag geen bezwaar zijn. (3 VERIGENS is het ook op ons terrein zoo, dat veel critiek wordt geuit door menschen die daartoe het recht missen, omdat ze totaal niet meewerken aan den opbouw van de organisatie van den Nederlandschen Landstand. Vandaag zullen we echter soepel zyn en zelfs eerst antwoord geven op vragen in brieven die kennelijk afkomstig zijn vanjnenschen die critiek uiten en overigens afwachten. Daar is bijv. een brief uit Noord-Holland waarin enkele sarcastische opmerkingen voorkomen over de spincursussen en de Inlevering van wol, alsmede over de toewijzing van breigarens. Zoo wordt ons de vraag gesteld: „Is het recht van de nieuwe orde als by de uit- deeling van breigarens, deze garens onthouden worden aan menschen die te lichte vachten hebben ingeleverd?" Ons antwoord is, dat we dergelijke gevallen niet ken nen, maar dat er o.i. verschil is in lichte vachten en lichte vachten. De eene keer kunnen ze afkomstig zyn van schapen met mindere kwaliteit wol, de andere keer van schapen die in hetzelfde jaar al eens zyn geschoren voor eigen gebruik. In het eerste geval zal men recht hebben op breigarens, in het laatste geval niet. Overigens zal men ieder geval afzonderlijk dienen te kennen. Dat er koolzaadverbouwers zijn die van hun, by in levering van koolzaad, toegewezen kwantum olie, enkele flesschen tegen zwart-handelspryzen verkoopen, veroordeelen wy zonder meer en achten wij in stryd met de nieuwe orde! Aldus ons antwoord op een der ontvangen brieven. Een andere vraag is ons gesteld met betrekking tot de veelevering. Trouwens daar gaan de meeste brieven over, waaruit blijkt dat deze veelevering en terecht zwaar op de maag van de veehouders ligt. Men vraagt mijn meening over de levering van drachtig vee voor export, omdat ik in vorige nummers schreef dat het funest is nog meer vee op te ruimen. Myn antwoord op deze vraag is gemakkelijk. Het voor export te leveren kwantum yee komt in mindering van het totaal te leveren aantal kilo's en behoeft niet alleen uit drachtige dieren te bestaan. Het mogen ook weidekoeien, vaarzen, pinken en zelfs graskalveren zijn. Nu de veelevering er in totaal niet door wordt verzwaard en de veehouders voor de exportdieren meer geld ontvangen dan voor de dieren die ter slachtbank gaan, kunnen wij er als boer vrede mee hebben en wordt aan ons standpunt dat onze veestapel niet verder ingekrompen mag worden, niet te kort gedaan. Oogen- schijnlijk hebben de consumenten schade bij dezen uit voer, maar als hier in anderen vorm compensatie tegenover staat, is dat in werkelijkheid nog zeer de vraag. Bovendien is het aantal dieren niet zoo groot, dat er „in het bord" veel van te merken zal zyn. Dat deze harde werkers, die de idealen die ook wy voorstaan, in de practijk willen verwezenlijken en daarin worden bemoeilijkt door do omstandigheden, door verkeerde menschen op sommige posten, of door verkeerd getroffen maatregelen, zoodat zij nu en dan de moed laten zakken, kunnen we ons zeer goed in denken. Te meer, omdat door anderen alles wat er thans geschiedt met nieuwe orde wordt bestempeld al is het er helaas soms hemelsbreed van verwijderd en worden verschillende plannen uitgewerkt door men schen die vroeger stokpaardjes bereden en thans do kans schoon zien ze in praktijk te brengen op rekening van de nieuwe orde! Hoe het ook zij, degenen die het nationaal-socialisme willen helpen verwezenlijken en o.m. trachten de door anderen gemaakte fouten her steld te krygen, ervaren al te vaak dat er „geen schot in zit" en worden daardoor moedeloos. Zoo ont vingen wy van een ouden strijder voor de boerenzaak een brief van negen kantjes en van een andere collega drie velletjes, aan beide kanten beschreven. Beide hebben, gelijk meerderen die het korter maakten, tegen over ons hun hart gelucht. We moeten hen in veel (Zie vervolg pag 2. Ie kol. onderaan)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1