TUINBOUW
Kurkstip bij appels
Onze kleeclerdrachten
Een virusziekte
Bodem verbom lenli<
VRIJDAG 9 APRIL 194S
DE LANDSTAND
digd, wordt Het aantal vacantiedagen
evenredig verminderd.
(2) Aan de seizoen- en losse arbei
ders moet voor elke maand dienstver
band bjj denzelfden werkgever een halve
dag vacantie met behoud van loon wor
den gegeven. Indien de vacantie onmo
gelijk tijdens den duur van het dienst
verband kan worden verleend, dient bij
de beëindiging daarvan voor lederen
niet genoten vacantiedag een bedrag,
gelijk aan twaalf maal het uurloon, te
worden betaald.
(3) De vacantiedagen zullen in onder
ling overleg worden vastgesteld.
(4) Het is den arbeider verboden op
vacantiedagen bij derden in loondienst
te werken.
Artikel 17.
Kort verzuim met behoud van loon.
(1) De werkgever is verplicht den ar
beider vryaf te geven met behoud van
tijdloon gedurende ten hoogste één dag
wanneer de arbeider, hetzij ten gevolge
van de vervulling eener door wet of
Overheid, zonder geldelijke vergoeding,
opgelegde verplichting, die niet in zijn
vrijen t\jd kan geschieden, hetzij ten
gevolge van zeer bijzondere, buitén zijn
schuld ontstane omstandigheden ver
hinderd is zijn arbeid te verrichten.
(2) Onder zeer bijzondere omstandig
heden worden, voor de toepassing van
het vorig lid, begrepen: de bevalling
van de echtgenoote van den arbeider,
ondertrouw van hem zelf, huwelijk van
hem zelf of een zijner kmderen, over
lijden van een z\jner nuisgenooten of
van een zijner bloedverwanten in de
rechte linie onbepaald en in de zijlinie
tot den tweeden graad, alsmede bij
woning van de begrafenis of crematie
van een dezer personen.
(3) De werkgever is verplicht aan
leerlingen en jeugdige arbeiders op
verzoek van den wettelijker vertegen
woordiger vrijaf te geven met behoud
van loon gedurende ten hoogste één
dag per week voor het volgen van
theoretisch en/of practisch landbouw
onderwijs.
(4) De bepalingen in de voorgaande
leden treden in de plaats van het ten
deze in art. 1638c B.W. voorgeschrevene.
Artikel 18.
Geldelijke vergoeding b\) ziekte en
ongeval.
(1) De werkgever u verplicht aan den
vasten- en los-vasten arbeider het naar
tijdsruimte vastgestelde loon gedurende
ten hoogste zes weken door te betalen,
wanneer deze ten gevolge van ziekte
of ongevaJ verhinderd is zijn arbeid te
verrichten, tenzij de ziekte of het
ongeval is voorgewend, door zijn
opzet of onzedelijkheid is veroorzaakt
of het gevolg is van een lichaams
gebrek, waaromtrent hij bij het aangaan
van het dienstverband den werkgever
opzettelijk valsche inlichtingen heeft
gegeven.
(2) De werkgever is verplicht aan
den seizoenarbeider, wanneer deze ten
gevolge van ongeval verhinderd is ar
beid te verrichten, het naar tijdsruimte
vastgestelde loon gedurende ten hoogste
twee weken door te betalen, tenzij het
ongevat is voorgewend, door zijn opzet
of onzedelijkheid ls veroorzaakt of het
gevolg is van een lichaamsgebrek,
waaromtrent hg bij het aangaan van
het dienstverband den werkgever op
zettelijk valsche inlichtingen heeft ge
geven, een en ander onder voorwaarde,
dat de arbeidsongeschiktheid ten minste
zeven dagen heeft geduurd en hem uit-
keering krachtens de Land- en Tuin-
bouwongevallenwet wordt toegekend.
(3) Komt den arbeider in een der ge
vallen, bedoeld in de leden 1 en 2,
krachtens eenige wettelijk voorgeschre
ven ziekte of ongevallenverzekering of
krachtens eenige verzekering of uit
eenig fonds, waarin de deelneming is
bedongen bg of voortvloeit uit de ar
beidsovereenkomst, een geldelijke ver
goeding of uitkeering toe. dan wordt
het loon verminderd met het bedrag
dier vergoeding of uitkeering.
(4) De bepalingen in de voorgaande
leden treden in de plaats van het ten
deze in art. 1638c B.W. voorgeschre
vene.
Artikel 19.
Geldelijke vergoeding bij onwerkbaar
weer.
(1) Indien door intredende ongunstige
weersgesteldheid het werk naar het
oordeel van den werkgever of van den-
gene, die door hem met de leiding der
werkzaamheden is belast, geen voort
gang kan vinden, wordt het loon aan
den vasten en los-vasten arbeider niet
temin doorbetaald.
(2) Ingeval het werk overeenkomstig
het in lid 1 bepaalde moet worden ge
staakt, is de werkgever verplicht aan
den seizoenarbeider 70 pet. van het
tijdloon uit te keeren, met dien ver
stande, dat het eerste uur per dag,
waarop niet gewerkt kan worden, niet
wordt vergoed.
(3) De arbeider is verplicht aan een
opdracht om tijdens het onwerkbaar
weer anderen dan den normalen
arbeid te verrichten, te voldoen. Hij
heeft alsdan aanspraak op het volle
tijdloon.
Artikel 20.
n. Bijzondere bepalingen betreffende
het loon.
De loonen in de volgende bepalingen
worden onderscheiden vastgesteld voor:
a. vaste arbeiders of knechts, die
met de verzorging van vee en/of paar
den zijn belast:
b. andere vaste arbeiders;
c. los-vaste arbeiders;
d. seizoenarbeiders;
e. losse arbeiders.
Artikel 29.
Zeeland.
(1) Het loon voor een volwassen
knecht bedraagt in de provincie Zee
land:
a. indien hij één uur of meer dan één
uur vroeger aanvangt dan de gewone
arbeiders 22 per week;
b. in de overige gevallen 21 per week.
(2) Het loon voor alle andere arbei
ders in de provincie Zeeland bedraagt
0.36 per irar.
(3) De bijzondere loonbepalingen, op
genomen in artikel 16 van de Regeling
van loonen en andere arbeidsvoorwaar
den voor den land- en tuinbouw in de
provincie Zeeland, zooals deze luiden
ingevolge de Beschikking van den Ge
machtigde voor den Arbeid dd. 11 De
cember 1942 (Nederlandsche Staats
courant no. 250) blijven gehandhaafd.
Artikel 32.
In alle provinciën wordt voor overwerk
aan alle arbeiders ƒ0.05 per uur meer
betaald dan het loon van den lossen
arbeider.
C. Bepaalt, dat de artikelen 119, 21,
23, 24, 25, 26, 29. 30, 31 en 32 in de
betreffende provincies van overeenkom
stige toepassing zijn op alle arbeiders,
in loondienst werkzaam in ondernemin
gen, waarin tuinbouw (groente-, fruit
teelt en/of tuinzadenteelt) wordt uit
geoefend;
D. Verstaat, "dat de bepalingen voor
den tuinbouw, opgenomen onder L, M
en N van de Landelijke Regeling van
loonen en andere arbeidsvoorwaarden
dd. 1 September 1942 (Nederlandsche
Staatscourant no. 169) van kracht
blijven op de daarin bedoelde onder
nemingen en arbeiders in de provincie
Friesland, Noord-Holland en Zuid-Hol
land;
E. Verstaat, dat de bepalingen voor
het bloembollenbedrgf in de provincies
Noord- en Zuid-Holland (onder O van
de Landelijke regeling voornoemd)
evenzeer van kracht blijven.
F. Verklaart, dat de Gemachtigde voor
den Arbeid bevoegd olijft al dan niet
voorwaardelijk en voor bepaalden dan
wel onbepaalden tijd toestemming te
verleenen tot afwijking van de bepalin
gen der bovengenoemde Regelingen;
G. Bepaalt, dat deze beschikking in
werking treedt met ingang vaö Maan
dag 5 April 1943 en van kracht zal
blijven tot 31 October 1943, tenzij tus-
schentijds anders zal worden bepaald.
'S-GRJ». VENHAGE, 1 April 1943.
De Gemachtigde voor den Arbeid,
C. J. VAN-RIJST.
j^URKSTIP is, volgens een beschrijving, die dr. ir.
O. Banga er in zijn „Handleiding voor het herkennen
van eenige niet-parasitaire ziekten en beschadigingen
van appels" van geeft (Meded. n. 7 van den Tuinbouw-
voorlichtingsdienst)een soort pokdaligheid, waarbij
zich onder de schil bruine kurkachtige plekjes ontwik
kelen, meestal van ronden vorm en doorgaans niet
grooter dan 3 mm. in doorsnee.
Aan den buitenkant is kurkstip te zien door het op
treden van iets ingezonken putjes van donkerder kleur
dan de verdere schil; soms vallen deze vém de buiten
zijde nauwelijks op. De stippen ontstaan kort voor den
normalen pluktijd. Hoe later zij ontstaan, hoe kleiner
en regelmatiger zij worden. Ontstaan zij als de appel
nog slechts half rijp is, dan kunnen de oorspronkelijke
ronde stippen tot onregelmatige kurkweefsels uit
groeien.
De hier beschreven kurkstip komt sterk overeen met
de zoogenaamde bewaarstip, die eerst na den pluk ont
staat, als de appel in de bewaarschuur wordt opge
slagen. Volgens dr. Banga, onderscheidt bewaarstip zich
door iets donkerder vlekjes op de schil. Doorgaans zijn
de pitjes bij bewaarstip donkerbruin of zwart. Het is
niet uitgesloten, dat kurkstip en bewaarstip een en
dezelfde kwaal zijn, alleen van elkaar verschillend door
den tijd van ontstaan.
Twijfel over de oorzaak
Over de oorzaak van kurkstippen, die een appel vrijwel
onverkoopbaar kunnen maken, zijn allerlei meeningen
verkondigd. In 1892 sprak Wortmann als zijn oordeel
uit, dat de stippen bestaan uit celweefsels, afgestorven
door te sterke zuurconcentratie.
Het is om deze reden, zoo meende hij, dat deze kwaal
zoo sterk optreedt ln de bewaarruimte; vooral bg
droge, warme bewaring wordt de klove tusschen water
voorraad en verdamping zoo groot, dat de concentratie
van de zuren in 't vruchtvleesch de weefsels doet ver
branden.
Anderen onderstelden, dat een verstoring van de nor
male omzettingen van zetmeel in suikers de oorzaak
van de kurkstippen was. Door deze storing, zoo meende
men, verloor de betrokken» celgroep haar osmotische
vermogens om tengevolge van watergebrek te gronde
te gaan.
Nog weer anderen waren juist omgekeerd de meening
toegedaan, dat de cellen bezweken door een teveel aan
water. Door te hoogen plaatselijken waterdruk zouden
volgens hen de cellen barsten en sterven.
In de laatste jaren zocht men de oorzaak in kaligebrek,
te veel stikstof, droogte, sléchte structuur van den
grond, verstoorde waterhuishouding en t
vrucht; en een mogelijkheid, die heel wat
beweging heeft gebracht, werd genoemd door
bekende fruittelers: deze dacht, dat de bes
rol speelde, stuifmeel van zachtvleezige a
kurkstippen verwekken bij Goudreinet en No
twee hardvleezige variëteiten.
Gevolg van boriumgebrek?
Een tijd lang meende men kurkstip te kunn
den door de toediening van borax of borium
practijk leerde al gauw, dat daarmee slecht:
wante vorm van kurkweefsel kon worden
een vorm, waarbij de kurkplekken niet onde
zitten, maar dichter bg het klokhuis. De ku
zooals wg die ln den aanhef hebben beschre'
men niet met een inspuiting, een besproeiii
bemesting met borium weg.
Gelijk dr. ir. O. Banga in zijn handleiding het
gezet .heeft deze verkeerde meening kunnen p
omdat men aanvankelijk de kwalen niet void
derscheidde. Men haalde de verschijnselen do
met het gevolg, dat men alle kurk met boi
bestrijden.
Enkele jaren geleden kwam Atanasoff tot
tuiging, dat stip een virusziekte was.
Het viel hem op, dat eenmaal kurkzieke
steeds weer stippelzieke' appels voortbi
daarnaast vond hij echter ook, dat een i
door gezonde zaailing, die met entrijs
stippelzieken appel wordt veredeld, na
edeling appels draagt met kurkverschijnse
De aantasting moge ieder jaar gelijk zijn,
optreden van de kwaal varieert van jaar
Atanasoff wijst er op, dat er eenige overee:
Sedert, jaren vormt de kurkstip of stipi
een der onaangenaamste kwalen van den
het onderwerp van levendige discussies
tuinbouwpers. Het aantal mecningen o
oorzaak dezer kwaal is haast even tah
het aantal onderzoekers, dat er zich me>
beziggehouden. Na Wortmann, die als ee
dit gebied het probleem in studie nam er
stip zag als een gevolg van ongunstige
omstandigheden, volgden vele anderen,
met hem eens of oneens waren. De rij
gesloten door den Bulgaar Atanasoff,
kwaal toeschrijft aan een virusj een sn
die door insecten van boom tot boom
overgebracht. Ook Nederlandsche onder
hebben zich met het probleem beziggel
Het heeft dus zin eenige aandacht aan d
ning van Atanasoff te wijden.
Voor de Landvrouwen
In enkele gedeelten van ons land draagt de bevolking
nog speciale kleederdrachten. Het is 'n algemeen bekend
feit, ieder kent deze drachten. En ook ieder weet, dat ze
voor een groot gedeelte al verdwenen zijn en nog
steeds meer verdwijnen. Wij beschouwen dat als iets
onvermijdelijks. Het is jammer, want de drachten zijn
soms mooi, soms merkwaardig, in ieder geval vertoonen
zij iets eigenaardigs, dat nu ophoudt te bestaan. Maar
wat zijn die kleeren dikwijls niet onpractisch in den
tegenwoordigen tijd, om niet te spreken van on
hygiënisch.
En daarom, wg begrijpen het maar al te best, dat
de dragers en draagsters op een goeden dag de dracht
in de kast hangen en een gewoon pak of een gewone
jurk aantrekken en dat de jongeren, die vrienden of
vriendinnen hebben buiten hun dorp of hun streek,
die gewoon gekleed gaan, er nog veel minder zin in
hebben om zóó op te vallen. Het is daarom ook wel te
begrijpen, dat men een soort onverschilligheid tegenover
de dracht aan den dag legt. Men heeft er in zekeren
zin een hekel aan gekregen. Men beschouwt de dracht
als iets, dat volkomen afgedaan heeft.
Hier schuilt nu evenwel een gevaar in. Want door die
onverschilligheid tegenover die kleedingstukken, waar
van sommige oud en soms heel mooi zijn, gaat er zeer
veel verloren. Of wel er komt de mot in en ze vergaan,
of wel men verknipt en vernaait ze tot meer practische
voorwerpen. Daarbij vergeet men, dat het hier niet
gaat om gewone oude afgedankte kleeren, maar oni
dingen, die waarde hebben niet zoo zeer uit een oog
punt van geld, als wel uit een oogpunt van kuituur.
Want waarom willen wij de kleederdrachten leeren ken
nen en daarvan iets bewaren voor het nageslacht? Niet
omdat wij zoo graag oude dingen verzamelen en nu in
plaats van postzegels kleederdrachten nemen,
dat de kleedcrdrachten, juist de kleederdra
zooveel vertellen over het gemeenschapsleve
dragers. Immers zij vertellen ons, of een vrou
is of niet, zij zeggen ons soms iets over d<
van een kind; zij verschillen bij huwelijk en 1
bij feestdagen en bij het werk; iedere gebeurt
gebruik weerspiegelt zich op de een of ande
in de dracht. Wij leeren er dus het leven var
door kefanen, wij leeren er ons volk zelf
grijpen, en daar komt het op aan. De kleed*
zgn geen doel, maar een middel.
En daarom willen wij een beroep doen op a
die nog kleederdrachten in hun bezit hebber
zorgvuldig mee om, ook wanneer u ze niet me
Houdt ze in eere als oude familiestukken.
Enlaat aan de afdeeling Landvrouwen
Nederlandschen Landstand. Kortenaerkade 9,
t weten, dat u iets hebt, waarvan u meent, dt
maar eenigszins belangrijk is. Met aller me
kunnen wij pas een goed en volledig overzie
van wat er aan dracht in ons land nog 1
bestaan heeft. En dit overzicht hebben wg r
een schakeltje in de keten, die de kennis var
en ons volksleven is.
Bodemverbonden is een woord, dat je teg
véél leest. En toch vraag ik me wel eens
ons volk (en óók ons landvolk), dat eigen lij]
worteld is, wel het juiste begrip van de w
kenis van dit woord?"
En nu kunnen we er wel een heel geleerde
ling over gaan schrijven, maar het resultaai
dat de meesten er niet veel wgzer door zoud<