De rol van kali in het planten leven Het Nieuws van den Dag Geclachtenwerk 'lij de teelt van bieten DE(ÖUgANT De verbouw van stoppel peen VRIJDAG 9 APRIL 1943 DE LANDSTAND PAG. 8 Groote oogsten bij goede combinaties OEWEL we met het oog op de thans nog wel wat koude nachten nog niet aan het zaaien van de keuken bieten toe zijn, heeft het zin toch nu reeds rekening te houden met de plannen,, die we ten aanzien van dit gewas hebben. Reeds onder normale omstandigheden brengt de roode biet haar geld wel op, maar onder de huidige omstandigheden is zij haar plaats in ons teeltplan ongetwijfeld waard. In onze beste centra vinden we heel wat gronden, die zich voor de teelt van bieten uitstekend leenen. De ron de biet stelt misschien niet zoo hooge eischen aan de structuur van den grond: de lange echter wel. Daar voor is 'een goed doorwerkte, fijn- verkruimelde grond noodig. zoodat de lange penwortel niet op harde stukken stoot en daardoor overgaat tot splitsing en tot vorming van een kromme onregelmatige biet. Een zeer algemeene combinatie heb ben we in bieten met kropsla. In bij zonder zachte jaren, zooals wij er thans een beleven, kunnen we al heel vroeg op ons land terecht. Met de zaaimachine zaaien we dan de kropsla in rijen met 30 cm. onderlin- gen afstand. Omstreeks midden April. du3 lang vóór de sla volwassen Is. zaaien we de bieten er tusschen Wordt de sla geoogst, dan krijgen de bieten het vrije veld voor zich alleen. Dat zal dus eind Juni midden Juli worden. De bieten zelf komen, al naar de soort, van begin Augustus tot in October klaar. De herfstbieten hebben haar voomaamsten groei in de maanden Augustus en September. De sla heeft er dus geen last van en de biet lijdt niet van de sla. Willen we na de sla nog een nagewas telen, dat na den oogst der bieten het veld nog gebruikt, dan dienen we den afstand tusschen de rijen wat ruimer te nemen. Bij een rijafstand van 40 cm. kunnen we er wat ge makkelijker tusschen werken. Dan planten of zaaien we na de kropsla andijvie; die is in staat om het na de keuken bieten tot een behoorlijken wasdom te brengen. Een interessante combinatie In de laatste helft van April kunnen we kropsla, wortelen en bieten tege lijk zaaien, maar er zijn aan deze methode enkele bezwaren verbonden. We doen daarom beter de onderlinge afstanden wat fijner uit te werken en de gewassen werkelijk met over leg in elkaar te schuiven. Een inte ressante combinatie is b.v. de teelt van sjalotten, kropsla, bieten en an dijvie op hetzelf3e bed. We beginnen reeds in Maart met de sjalotten op rijen van 45 cm. met onderlinge afstanden van 15 cm. Tus schen de rijen planten we sla op af standen van 25 cm. en als deze ge sneden is, zaaien we onmiddellijk bie ten uit, of nog liever we planten de bieten uit met een onderlingen af stand van 20 cm. Op behoorlijk op- drachtige gronden en bij niet te on gunstig weer laat de biet zich behoor lijk verplanten, de lange wat minder misschien, maar de ronde uitstekend. Zoodra de sjalotten van het veld ver dwijnen, wordt de vrijkomende ruimte met andijvie beplant of bezaaid. Bruikbaar is ook de combinatie met vroege aardappelen. De Eerstelingen worden daartoe geplant op een af stand van 50 bij 40 cm. en de bieten komen er in de eerste helft van Mei tusschen. Met rooien dient er dan natuurlijk op gelet te worden, dat de bieten blijven staan. De aandacht waard is de volgende combinatie, die groote kans biedt op behoorlijke geldelijke opbrengst. In Mei plant men op zijn akkertje knol selderij uit met onderlinge afstanden van 50 cm. tusschen de rij en 40 cm. op de rij. De bieten worden er aan stonds tusschen gepoot, dus op rijen met 50 cm. afstand en op de ry 20 A 25 cm. We nemen hiervoor liefst een ronde variëteit, omdat deze gau wer klaar is. In de maand Augustus, hoogstens begin September moeten ze geruimd zijn. Dan begint voor de knolselderie juist de voornaamste groeiperiode te komen. Bieten met andijvie er tusschen, bie ten met radijs, dat zijn combinaties, die, na het voorgaande geen nadere verklaring behoeven. Met bieten en zomerwortels is het net zoo gesteld. Deze combinatie ligt ook voor de hand. Niet ongebruikelijk is de combinatie stokboonen met rijafstanden van 100 cm. met daartusschen vier rijen bie ten, met onderling 25 centimeter. Als nateelt na vroege zomerbieten kunnen verder sla, spinazie, vroege savoye en boerenkool worden ge bruikt. We zien dus dat de bieten zich op allerlei wijzen in ons teelt plan laten verwerken. Het verplanten van de biet Al deze combinaties lukken het best, wanneer we de bieten als jonge plant kunnen uitzetten. Daartoe zaaien we al heel vroeg onder glas in behoorlijk losge- maakten grond. Het is ook daarbij het best op rijen te zaaien met een afstand van 6 tot 12 cm. We zaaien de korrels zuinig uit; zooals u weet kan er uit elk zaadjeeen drietal kiemplantjes komen. Na den eersten Mei heeft het geen zin meer onder glas te zaaien. Dan doen we het rechtstreeks op zaai- bed en dunnen uit tot ongeveer een handbreed afstand. We kun nen de jonge plantjes overzetten als ze zes weken oud zijn. Het Maartzaaisel kan dus eind April worden uitgezet. Dat we daarbij de wortels zoo min mogelijk be schadigen en den langen pen wortel van de lange bieten ge strekt in de aarde stoppen en niet met een lus, spreekt van zelf. In gunstige jaren en met wat goede zorg kan men aldus nog tot einde Juni ronde bieten uit planten. Zooals gezegd, de lange biet is daarbij wat gevoe liger. Wè verzetten ze als jongere plantjes liefst na een regenbui. Blijft die uit, dan zullen we flink moeten werken met den 'gieter of de slang. Bemestingsproblemen ^INDS de groote ontdekking, dat de land- en tuin- bouwgewassen hun voeding kunnen krijgen in den vorm van chemische zouten, is de productie van land en tuinbouwproducten enorm toegenomen. Gronden, die voorheen ter voorziening in 's menschen levensbehoeften luttel of geen waarde hadden, leveren thans een behoor leken oogst. Dank zij het gebruik van kunstmeststoffen is de wereld heel wat bewoonbaarder geworden en het aantal land- en tuinbouwers, dat star vasthoudt aan de oude traditie en niets van kunstmest wil weten, is bijzonder klein geworden, 't Mag de vraag heeten of men dergelijke tuinders en landbouwers nog in ons land zal vinden. Met dat al weten we nog betrekkelijk weinig van de rol, die de verschillende voedingszouten in het leven van de planten spelen. Zoo in het algemeen is bekend, dat stikstof gunstig werkt op de bladvorming, fosfor- zuur op de vorming van bloemen en vruchten en kali op de ontwikkeling van stengels en kooltjes, knollen en jonge uitloopers. Maar dat zegt feitelijk niets over de eigenlijke functie van deze zouten; het is een vaststel ling van een feit, maar geen verklaring. Zoo is het o.a. ook met de vraag welke beteekenis de kali voor de planten heeft. We w/eten het fijne van de zaak niet, maar formuleeren het voorzichtig; kali be- invloedt de waterverzorging van de plant en het doet, samen met magnesium, dienst bij de stofwisseling, vooral in jonge zich ontwikkelende weefsels. In half op- gelosten toestand komen er in de cellen stoffen voor, die onder invloed van kali in volume toenemen"; dit zou dan de reden zijn, waarom de plantencel water tot zich neemt En wat die stofwisseling betreft: kali-arms planten hebben doorgaans donkergroen gekleurde bla deren die naar verhouding een krachtige assimilatie te zien geven. Aan den anderen kant werkt kali de ver takking en de vorming van nieuwe loten in de hand, zoodat bij een behoorlijke kaligift de totale hoeveelheid suikers en zetmelen toch weer grooter wordt. Merkwaardige cijfers zijn daaromtrent gepubliceerd door Eckstein, die het suikergehalte naging van de Schoone van Boskoop bij verschillende kali-gift. Bij een basis-bemesting van 120 kg. stikstof en 150 kg. fosforzuur vormde deze appel 11.4 pCt. suiker. Werd aan de bemesting 200 kg. kali toegevoegd, dan steeg het gehalte tot 11.7 pCt en bij toediening van de dubbele hoeveelheid kali zelfs tot 12,1 pCt. 'Proeven inzake de bemesting van druiven, verricht in den Proeftuin Z. H. Glasdistrict te Naaldwijk, hebben in 1941 overeenkomstige resultaten opgeleverd. Het suikergehalte van zwaar met kali bemeste druiven kwam wel niet boven dat der minder zwaar met kali bemeste, maar de hoeveelheid vrije zuren onderging dien'lnvloed wpl, met het gevolg dat de smaak der flink met kali bemeste druiven uitgesproken zoeter was. In het jaarverslag van 1938 werd trouwens al uitdrukkelijk geconstateerd, dat kali een gunstigen in vloed heeft op de kwaliteit. Hoe meer kali, hoe minder vrij zuur. Kaligebrek bij aardappelen Een groot gevaar bij de aardappelteelt is het blauw worden der knollen. Het is een kwaal, die vooral op- (Ingefonden mededeeling) ^\pRIL is wel de tijd voor het zaaien van een on- dervrucht onder de granen; veelal wordt onder het vlas en de granen roode klaver gezaaid, doch gezien de schaarschte aan klaverzaad zal men op menig bedrijf zijn toevlucht nemen tot een ander gewas voor ondervrucht. Men late zich niet verleiden tot uitzaai van incarnaatklaver als ondervrucht, daar incarnaatklaver als ondervrucht ongeschikt is. In het Zuiden van ons land neemt de verbouw van stoppel peen als onderzaai steeds grootere vlucht. Nadat het graangewas door schoffelen, of bewerking met on- kruidegge vrij van onkruid is gemaakt, zaait m#»n per ha. 2 2y% Kg. wortelzaad. Veelal zaait men breedwerpig, doch machinaal zaaien op 30 35 cm. rijenafstand is beter, met het oog op latere moge lijkheid van schoffelen. Om het zaad beter te kunnen uitzaaien, gaat men het vermengen met droog zand, wat een regelmatige uitzaai bevordert. Voor stoppel peen is „Robra" stoppelpeen aanbevelenswaardig op grond van haar wintervastheid, vast vleesch en hoog droge stofgehalte, alsmede het hoog gehalte aan gebruik. carotine. Tevens is deze peen geschikt voor keuken- Oök Wessemer en Nederweerter stoppelpeen zijn ge schikt voor onderzaai. Direct na het oogsten van het graangewas wordt de stoppel flink met de egge bewerkt tot het stoppej- land finaal zwart ziet, waarna men bemest met 15 A 20 kab. M. gier wi deze nog eens inegt. Ook kan men volstaan met een gift van 200 A 250 kg. kalk- ammonsalpeter per ha., benevens een gelijke hoe- veelheid kalizout. De teelt van stoppelwortelen, ge teeld op niet al te vuil land, gelukt bijna altijd en kan een oogst geven van 40 A 50.000 kg. wortelen per ha.; de wortels kunnen bij open winterweer ge leidelijk worden gerooid en vervoerderd, zoodat men geen bewaringsverliezen te duchten heeft. R. SL treedt op pas gescheurde gronden. Aanvankelijke vlak onder de schil, later over den geheelen knol, komen grauwe, blauwige vlekken voor, heel vaak doorzaaid met bruine vlekjes van afgestorven weefsel. Deze aard appelen zijn slecht houdbaar en uiteraard voor de con sumptie minder geschikt Behalve in deze vlekken komt het kaligebrek bü aard appelen aan den dag door den afwijkenden vorm van de geheele plant De stengels zijn korter, de bladeren zitten dichter opeen. Aanvankelijk is de bladkleur nog donkergroen, maar als het tekort niet wordt aangevuld, ontstaan er eerst aan bladrand en bladpunten brons kleurige vlekken, die gaandeweg meer en meer opper vlakte bestrijken, tot tenslotte bij toevallige droogte e.d. de oudste bladeren een voortijdigen dood sterven. Zij sterven af met donkerbruine kleur. Ook zonder dezen ergsten vorm van kaligebrek zullen de planten duidelijk op een tekort reageeren. Het is een bekend feit, dat aardappelplanten bij kalitekort een overmaat van kriel leveren bij een tekort aan behoorlijke con- sumptiemaat Het blauw worden van aardappelen, afkomstig van kali-arme gronden, mt>et waarschijnlijk worden toe geschreven aan het feit, dat deze knollen minder goed bestand zijn tegen schudden en stooten. Hierbij hebben de blauwe plekken dus een andere oorzaak, maar ten slotte is het toch weer het tekort aan kali, dat het hem doet. Ook het blauw worden van den aardappel bij het koken moet aan deze oorzaak „worden toege schreven. AI deze verschijnselen kunnen worden voorkomen door 1 een ruime bemesting met kalihoudende meststoffen. Soms zijn hooge giften noodig, voor men van een goed resultaat verzekerd is. Daartegenover staat, dat niet alleen de kwaliteit aanmerkelijk beter is, maar dat bovendien de opbrengst als geheel niet onbelangrijk grooter wordt.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8