Landbouw
De verzorging
van het paard
Korrelmaïs
Groenbemesting met
stoppelklaver
PAG. 9
DE LANDSTAND
VRIJDAG lö APRIL 194S
Er is nauwelijks een plant, die mais in productiviteit
evenaart. Onder de huidige omstandigheden, nu wij
zoozeer om veevoeder verlegen zitten, vooral om gra
nen, is het volkomen begrijpelijk, dat we overwegen,
of de teelt van korrelmais door ons zal worden ter
hand genomen.
Van nature hoort mais thuis in warme landen. Als
we dit voor oogen houden, zullen we verschillende
moeilijkheden kunnen voorkomen.
De zaaitijd.
In het Noorden des lands wachten we liever tot be
gin Mei, de tweede helft van April is overigens meestal
meer geschikt.
Korrelmais moet in het laatst van Sept. ongeveer rijp
zijn. We hebben derhalve noodig rassen, die een kor
ten groeitijd paren aan een snelle rijping, bestand zijn
tegen matige nachtvorsten en een hooge opbrengst
geven. Pfarrkirchner en Chiemgauer korrelmais nemen
een mooie plaats in in de nieuwe rassenlijst.
Mocht het in den loop van den zomer blijken, dat de
groei tegenvalt en waarschijnlijk geen rijp gewas zal
worden verkregen, dan is er nog een veiligheidsklep,
n.l. de silage-mogelijkheid, als het gewas bijv. in melk
repen toestand verkeert. Dit verkleint het risico aan
merkelijk.
Hoeveel zaaizaad?
Voor korrelmais bij een rij-afstand van 60 cm. en een
onderlingen afstand van 50 cm. neemt men 50 kg. per
ha. Op het Instituut voor Planten-veredeling werden
in 1936 vier silomaisrassen vergeleken met vier kor-
relmaisrassen. Hier nam men 100 kg. per ha. De.kor
relmais maakte als silo-mais een behoorlijk figuur.
De zaaidiepte is ongeveer 7 cm. Als de planten 15
20 cm. hoog zijn dunt men in de rij, zoodanig, dat om
de 50 cm. bosjes van drie blijven staan.
Geschikt zijn goed ontwaterde, niet te lage, niet te
zure zavel-, zand- en dalgronden. Kleigronden zijn
meestal te koud, jonge ontginningen te zuur.
Behalve bij zandgronden is het gewenscht, in het najaar
te ploegen en in het voorjaar te eggen of de cultiva
tor te gebruiken.
Door stalmest wordt de rijping vertraagd, als ze niet
in het najaar werd ondergebracht. Gaf men, toen het
nog voorhanden was, op behoorlijke zandgronden naast
een flinke stikstofbemesting met kalk- of kalkammon-
salpeter, meestal 6 baaltjes slakkenmeel of super met
3 baaltjes kali 40 pet., thans moet men dit maar zoo
regelen, dat de korrelmaisbemesting zooveel mogelijk
overeenkomt met de bemesting, die men aan andere
granen zou geven.
Vogelschade
voorkomt men wel door het spannen van zwart ijzer-
garen op 1.50 m. boven den grond op een onderlingen
afstand van 10 m.
Met Morkit bereikt men tegenwoordig goede resulta
ten. De kosten hiervan zijn gering. In het NaCOVo
boekje, nummer 5b van Augustus 1937 beveelt men
aan, de oplossing tegen onkruid en kraaien te zoeken
in het kweeken van maisplanten onder glas of op
kweekbedden en deze later verplanten op het veld.
De oogst.
Deze valt ongeveer begin October. Het is de bedoeling
tegen dien tijd hierbij nader stil te staan.
Proeven op de Proef boerderij te Nieuw-Beerta
|et verslag van de landbouwproefvelden in Noor
delijk Groningen over 1942 bevat interessante resul
taten van een groen bemestingsproef op die proef-
boerderij te Nieuw-Beerta.
Reeds in het verslag over 1939 kan men omtrent
het doel en den opzet van deze proef het een en ander
lezen. Dat verslag vermeldt, dat het doel van deze
proef is inzicht te krijgen in de waarde van groen
bemesting (stoppelklaver), opgenomen in de vrucht
wisseling.
Deze proef werd voorbereid onder' auspiciën van het
Rijkslandbouwproefstation en werd in het voorjaar
van 1939 ter verdere uitvoering toegewezen van den
Rijkslandbouwconsulent voor Noordelijk Groningen.
Het betreffende proefveld bestaat uit twee strooken
waarvan de strook A alleen met kunstmest wordt
bemest, terwijl op de andere helft, strook B, eens
in de drie jaren (en wel onder de gerat), groenbe
mesting zal worden toegepast in den vorm van stop
pelklaver, of als deze mislukt zullen stoppelwikken
na de gerst worden gezaaid.
Strook A wordt gebruikt als stikstofproefveld met
vier stikstof trappen (15 kg.. 30 kg.. 45 kg. en 60 kg.
N per ha.) en dient ter vergelijking met de objecten
van strook B de groenbemestingsstrook - welke
is ingedeeld in acht veldjes, waarvan vier veldjes,
waar het geheele klavergewas wordt ondergeploegd en
vier veldjes, waar de klaver vóór het ploegen afge
maaid en verwijderd wordt. Bij deze laatste groepen
wordt de helft van het aantal veldjes met stikstof
bemest. Het bemestingsschema is in het verslag 1939
opgenomen.
In het jaar van aanleg, in 1938, werd zomergerst
gezaaid met klaver onder het gewas van strook B.
De klaver bestond uit een mengsel van roode basterd
en hopperups. Deze gaf. nadat de gerst gezicht was.
een uitstekend gewas, waarin de roode klaver den
boventoon voerde Volgens opbrengstbepalingen en on
derzoekingen kwam in dit klavergewas gemiddeld
124 kg. per ha stikstof voor Verdei vermeldt het
verslag, dat men tevens kan berekenen, dat in het
gewas 30.4 kg per ha P205 en 130 Kg per ha.
kali voorkwam. De massa der wortels en stoppels
werd niet bepaald Doch uit soortgelijke gevallen is
volgens het verslag bekend, dat de wortelmassa van
zulk. een gewas meer dan 2500 kg. per ha. droge
6tof bevat.
In 1989 is het gewas haver. Aan het verslag over
dat jaar wordt ontleend, dat de uitwerking van 15
kg N te oordeelen naar de opbrengst aan korrel en
stroo, iets beter blijkt te zijn, dan die van onderge-
ploegde klaverwortels en stoppels. De opbrengst van
een ondergeploegd klavergewas bedraagt iets minder
dan die van het object van 45 kg. N Hieruit zou
volgens het verlag volgen, dat de bemestende waarde
van het klavergewas gelijk was aan pl.m. 30 kg N.
In het jaar 1940 werden op het proefveld suikerbie
ten gezaaid. Deze bieten werden met een niet te hoog
kwantum stikstof bemest, n.l. 80 kg N. per ha. in
den vorm van kalkammonsalpeter, ten einde een even-
tueele nawerking van de groenbemesting te kunnen
constateeren.
Het resultaat was, dat de gioenmeststrook over het
ET is een algemeen bekend feit en bekende die
renpsychologen als bv. Prof. Dr. G. M. v. d. Plank
hebben er herhaaldelijk op gewezen, dat, hoe minder
de individuen eener diersoort zich om den mensch
bekommeren, hoe ..eigenwijzer" zij zijn. des te minder
is ook de waardeering van den mensch voor deze
soort, alhoewel dit natuurlijk niets afdoet van het
practische gebruik dat de mensch van deze dieren
maakt. Wij willen dezen regel met een voorbeeld be
wijzen. Het varken en het paard zijn wel de twee
uitersten op dit gebied. Het eerste laat zich niet
anders dan met geweld ten nutte maken, terwijl het
paard zich zoo aan den mensch gehecht heeft, dat
het in vele gevallen zijn trouwste kameraad is ge
worden, en wel inzonderheid voor den soldaat en den
boer. Het is dan ook geen wonder dat het paard,
vergeleken bij andere diersoorten, een bevoorrechte
positie inneemt. Het verdient deze echter ook en wan
neer men in deze dagen spreekt van een „Dag van
het Paard", daar dienen wij bij onszelf eens in 't kort
na te gaan, of w^j alles in 't werk hebben gesteld,
om het leven voor ons edelste huisdier zoo aangenaam
mogelijk te maken.
De zorgen voor het paard zijn echter veelomvattend
en zonder volledig te zijn zouden wjj ze willen samen
vatten in:
a) De inrichting van het tuig.
b) De verpleging van het paard.
c) Behandeling van en omgang met het paard.
d) Het vervoer van paarden en de inrichting van
den stal.
Daarnaast zijn er natuurlijk nog wel enkele andere
dingen, maar met deze vier punten gelooven wij toch
wel het voornaamste te hebben genoemd,
a. Een goed passend tuig is een eerste vereischte om
het paard goed te laten werken en om het dier niet
onaangenaam te zijn. Aan het passen van het haam
moet -dan ook de grootste zorg worden besteed. Van
de groote rijtuigmaatschappijen te Parijs is bekend,
dat ze een haam lieten passen door middel van een
gummizak gevuld met klei. Hiermede werd een afdruk
genomen van schouder en borst. Zoodoende kreeg men
den juisten vorm van de lichaamsdeelen waarmede het
paard in 't tuig hangt. Een te laag hangend of te hoog
gebonden borsttuig belemmert de boegbeweging of
drukt op de luchtpijp. Een goed zadel is voor al van
belang wanneer men een tweewielige kar gebruikt.
geheel duidelijk beter was dan de kunstmeststrook.
Dit verschil in loof bleef bestaan. De groenmest-
strook gaf dan ook een hoogei gewicht aan loof Ook
het gewicht aan wortels van deze strook was iets
beter. De suikergehalten waren op de groenmeststrook
iets lager, zoodat de suikeropbi eng sten der beide stroo
ken ongeveer gelijk waren. Het verslag 1941 vermeldt
dat de win tergerst veeJ van den winter leed en daar
om werd weggeschoffeld. waarna zomergerst werd
gezaaid. Het geheele proefveld ontving 100 Kg Kalk
ammonsalpeter.
Op de groen bemestingsstrook werd wederom roode
klaver gezaaid Het zaaien geschiedde machinaal
naar 12 kg. per ha Omtrent de resultaten zij ver
meld, dat de opbrengst van de geheele groenmest
strook langzamerhand op eer hooger niveau Is ge
komen. De groenbemesting werkt op zeer gunstige
wijze na Het ondergeploegde volle gewas stoppel-
klaver van herfst 1938 brengt den gerstoogst belang
rijk omhoog, zelfs dt klaverstoppels en wortels heb
ben een merkbaar effect
Het verslag merkt op dat deze werkingen m de prac-
tijk niet onbekend zijn. docb de grootte-orde is
meestal niet duidelijk en vervolgt, dat het noodig is,
dit probleem nauwkeurig verder te bestudeeren
En nu riomen we aan het verslag over 1942 In dat
jaar werd haver gezaaid om df werking van de in
1941 onder zomergerst gezaaide groenbemestingskla-
ver na te gaan De zomergerst werd in 1943 licht
met N bemest, om de klaver een goede kans te geven.
De opbrengst aan groene massa van de Klaver was
echter niet erg hoog.
Omtrent de resultaten vermeldt het verslag:
„Ook dit jaar dus weer een belangrijke werking van
de stoppelklaver. Op grond van deze uitkomsten kun
nen we de stikstofbemestingswaarde van netgeen er
na het afmaaien sn vervoederen Vvan stoppelklaver
op en in het land aanwezig is in wortels e.d. voor
het eerstvolgende jaar taxeeren op ongeveer l—-1%
baal kalkammonsalpeter per ha. Een vol klaverge
was ondergeploegd geeft een stikstofbewerking even
eens afhankelijk van de weersgesteldheid weliswaar
die kan oploopen tot ongeveer 3 baal kalkammon
salpeter per ha.
De werking is dan echter nog niet afgeloopen, zooals
uit de resultaten van deze proef met de bieten
en gerst in 1940 en 1943 na de gerst plus klaver in
1938. gevolgd door haver in 1939 reeds duidelijk bleek.
De werking van de opklimmende hoeveelheden groene
massa gaat samen met een mooie stijging in de stik
stofwerking. zoowel in korrel als in stroo.
Foto Archief)
Men probeert weliswaar de kar zoo te belasten, dat
alles in evenwicht blijft, maar voor de zekerheid moet
toch het voorste gedeelte iets zwaarder worden belast
en dit gewicht hangt dus aan 't zadel. Zachte zadel
kussens en een groot draagoppervlak zijn dus ver-
eischt.
Het hoofdstel is van bijzondere beteekenis, aangezien
dit mede dient om het paard te besturen. Hoofdstellen
met lange scharen zijn uit den booze even als de
beruchte oogkleppen! Een goed menner rukt nooit
aan de teugels maar trekt regelmatig; „melken" is
eveneens een slechte gewoonte. Kinkettingen moet
men niet te strak aanhalen.
Broek en strengen dienen op maat te worden gemaakt,
anders belemmeren zij het paard in zijn bewegingen;
korte gangen, klappen in de ijzers en het raken der
voorbeenen door de achterbeenen kunnen hiervan het
gevolg zijn, vooral bij jonge paarden. Nog veel te
veel wordt het tuig van het vroegere paard zonder
meer het nieuwe aangedaan zonder nauwkeurig na
te gaan of een en ander wel past. Opzetteugels wor
den gelukkig alleen gebruikt om concourspaarden te
kwellen. Over het algemeen moeten drukkingen zoo
veel mogelijk voorkomen worden.
6. De verpleging van het paard omvat zoowel de
huid- als de hoefverpleging, en eigenlijk ook de voe
ding, maar dat is. en zeker in dezen tijd, een hoofd
stuk op zichzelf.
Het nut van een goede huidverpleging kan in de