Bezwaren
Wenschen
Gelooven
Indrukken en Gedachten (XXXIV
Voorjaar in het land. (foto: Jan W. Ke*er)
OOR ons liggen weer enkele brieven over de Land-
standbijdrage. Deze ligt sommigen nog zwaar op dè
maag, want ze waren niet gewoon voor zoo iets te
betalen. Ze profiteerden jarenlang stilzwijgend mee ajs
de boerenorganisaties zich het vuur uit de sloffen lie
pen om wat voor den totalen boerenstand te bereiken.
Ze lieter die anderen rustig contributie betalen en
gaven wel hun critiek op de markt, in het café of op
een burenvisite ten beste. Dat is nu uit. Ze moeten
mee betalen aan hetgeen er voor den boerenstand ge
daan wordt door de eenlge ondeelbare organisatie die
Nederlandsche Landstand heet.
Hun eieren worden niet meer door anderen „uitge
broed", gelijk die van de koekoek, maar ze moeten
zelf mée bouwen aan hun nest en zelf „broeden". Deze
vergelijking moge niet heelemaal opgaan, maar dan
is net toch zoo dat zjj zelf het voedsel voor de jonge
koekoeken die uitgebroed worden, moeten helpen aan
voeren en dat niet meer aan anderen kunnen over
laten. Dus zal ieder zijn bijdrage aan den Landstand
moeten betalen. En als li|j meent onrechtvaardig hoog
te zjjn aangeslagen, zal hij eerst na de betaling kun
nen reclameeren.
D AAR ziju anderen die minder bezwaar hebben
tegen betaling van de h.i. nog al hooge bijdrage als
de Landstand meer voor hun belangen opkomt en hen
meer helpt in dezen moeilyken tijd. En dan worden
enkele van deze specifieke belangen opgesomd. De één
had graag gezien dat het den Landstand gelukt was
om in den vorigen herfst minder jonge dieren afge
slacht te krijgen. De ander vindt het noodig dat de
veehouders weten hoeveel jongyee ze per 1 Dec. '48
zullen mogen aanhouden. Een derde vindt den biggen-
prys te hoog in verhouding tot den prijs der contract-
vafkens by aflevering en vooral ook voor de landarbei
ders. Een vierde wil de klompen gedistribueerd hebben,
omdat de boerenbevolking die ze altijd gebruikt heeft
er thans moeilijk aan kan komen.
TJit 3eze opsomming blykt reeds hoe moeilyk het is
ieder het zjjne te geven, ook als men daartoe de macht
had. Dat laatste is geenszins het geval, maar dis het
zoo was, dan zouden er" nog ontevreden menschen blij
ven; omdat ieders persoonlijk belang niet altijd strookt
met het algemeen belang.
Men kan echter gerust aannemen dat de deskundigen
van den Nederlandschen Landstand zich met alle onder
werpen die hier zijn opgesomd, hebben bezig gehouden.
Maar dat wil niet zeggen, dat ook dan altijd een juiste
oplossing was tc verkrijgen. Men moet alles in het iujste
licht zien en aan alle dingen zitten meerdere kanten.
Als bijv. de biggenprijzen worden vastgesteld °P een
lager niveau, zullen er ook maatregelen dienen te worden
genomen ze op peil te houden als ze dreigen te kelderen.
Anders komen de fokkers in het gedrang. Weliswaar zyn
de prijzen inmiddels aanmerkelijk naar beneden gegaan
en is de maximumprijs door den Gemachtigde voor de
Fr ijzen op 4.per week gesteld, maar daar blijven
nog vele vragen. Van de zijde der fokkers wërd in den
vorigen herfst de klacht geuit dat de biggen tegen
afbraakprijzen (om en bij de 5.— per stuk) moesten
worden verkocht. Dezelfde soort biggen hebben nu
bijna 100 gld. per stuk opgebracht. Aan deze schom
melingen dient een eind te komen. Daar is iedereen
het over eens, maar de oplossing weet niet ieder.
Intusschen kunnen we het er over eens zijn dat de
contractvarkens met
groot verlies moeten
worden geleverd.
Het is één voorbeeld
uit vele waaruit blijkt
dat het moeilijk is
ieder het zjjne te ge
ven. We dwalen ech
ter af. We waren nog
bij hen, die wel willen
betalen als er ook
voor hen gezorgd
wordt. Welnu, zoolang
de Landstand bestaat,
is door vele functio
narissen alles gedaan
wat mogelijk was om
onder de huidige omstandigheden voor boerenstand en -
volk het beste te bereiken. Daarvan kan men over
tuigd zyn.
ELIJK in de dagbladen is gepubliceerd en ook
elders in dit nummer in een officieel bericht valt te
lezen, is met ingang van Maandag j.l. de handel in
stieren, graskalveren en jongvee tot 350 kg. weer vrij
gegeven. Geleidebiljetten zijn natuurlijk noodig <sn voor
de laatsten ook aankoopvergunningen. De markten
blijven echter nog gesloten en ook de handel in melk
en kalf koeien is nog niet toegestaan. Wel is bekend
gemaakt, dat per 1 Juni een bedrijfsmaximum voor
melk. en kalf koeien wordt vastgesteld. Omtrent de
hoogte van dit maximum is nog niets bekend gemaakt.
In het vooruitzicht is gesteld dat het bedrijfsmaximum
voor jongvee per 1' Dec. 1943 ongeveer 75 zal mogen
bedragen van dat der melk- en kalfkoeien. Indien
iemand dus 20 koelen mag houden, zal hij op 1 Dec.
te zamen 15 kalveren, pinken en vaarzen mogen aan
houden.
Voor het oogenblik is vooral van belang dat, behou
dens voor export, de handel in melk- en kalfkoeien
onder de boeren hier, helaas nog niet mogelijk is.
Het is zeer te betreuren dat hieromtrent mog niets
naders bekend is, want April is zeker de maand, waann,
mét October, de meeste transacties op veegebied wor
den afgesloten. Daarom is het van ZEER GROOT
BELANG DAT DE MARKTEN ZOO VLUG MOGE
LIJK WEER OPEN KOMEN en bekend gemaakt
wordt hoe men denkt dat de handel zal plaats vin
den. Zeer waarschijnlijk zullen aankoopvergunningen
in beperkte mate worden uitgereikt en zullen de adspi-
rant-koopers, daarmee gewapend, kunnen trachten
hun keuze te doen. Men verwacht door een in verhou
ding tot het aanbod beperkt aantal aankoopvergun
ningen, de prijzen eenigszins te drukken.
In hoeverre de practijk op een en ander zal reageeren
moet worden afgewacht. Er blijven op dit terrein voor
eerst nog vele vragen waarop de veehouders bitter
graag een afdoend antwoord willen hebben. Abnor
maal hooge pryeri zijn fout, maar in de drukste tijden
van het jaar de veemarkten sluiten en er een tijdlang
niets voor in de plaats stellen, kan ook niet als juist
worden aangemerkt. Onwillekeurig brengt men daar
door de betrokkenen tot gedachten die niet bevordelyk
zijn voor het wekken van het zoo noodige vertrouwen.
Daarom hopen we op een spoedige, afdoende, oplos
sing van dit koeienprobleem.
\/aN de zijde der grondkamers heeft men mij mede
gedeeld dat de pachtkwesties die ik in „De Landstand"
van 9 April besprak niet door de Grondkamer behan
deld konden zijn, maar dat dit gevallen waren die
door do Pachtkamer, resp. Uentraïe'fPacht.kamor, moes
ten zijn beslist. Het is mogelijk dat dit met een enkel
voorbeeld het geval is geweest. Ik wil daarover niet
twisten. Het ging mij uiteindelijk om de genomen
beslissingen. Die heb ik gelaakt en daar blijf ik by..
I^ASCHEN 1943! Het feest der Opstanding, het feest
van de Bevrijding, het feest van het Leven. En rondom
zien we dood en verschrikking. Welk een tegenstel
ling Paschen en de totale oorlog. Bommen op onschul
dige vrouwen en kinderen, blootgelegde graven van
vermoorde Poolsché officieren, aanvallen van met gods
dienst spottende Bolsjewistische horden of van op
andere wijze cultuurloos geworden Amerikanen op het
jonge leven van onze Europeesche volkeren. Nóg is de
kruistocht tegen het bolsjewisme en tegen het ame
rikanisme in vollen gang, meer dan ooit nu de totale
oorlog in Europa is geproclameerd, nóg zitten we in
de barensweeën van een nieuwen tijd die even zeker
komt als het voorjaar gekomen is na den winter. Het
gaat om leven en dood en in zoo'n tijd moet ieder
tbijkomstigheden door de vingers zien, óók al zijn die
voor den enkeling ypg zoo belangrijk en hard. Denken
degenen die dezen harden tijd niet kunnen begrijpen,
dat het den pioniers thans gemakkelijk valt? Zijn er
niet velen die vragen: wat helpt het? wat geeft het
nu eigenlijk? Worden wij dan nooit begrepen? En dan
vallen er soms, jammer genoeg, ook van de pioniers,
die het niet langer vol kunnen houden. Het is precies
als bij de geboorte van een kalf, zoo hoorden we het
onlangs nog uitdrukken. Als het erg stevig zit, kan
men zoo moe worden van het trekken. En toch weet
men het: ophouden heeft den dood van het kalf ten
gevolge, dus zet men door en spant men zich nog
meer in. Zoo moet het zyn, maar zoo is het niet altijd.
Wie zich teleurgesteld gevoelt,- heeft neiging zich ook
thans terug te trekken, omdat men meent dat zijn
arbeiij tevergeefsch is, althans niet gewaardeerd
wordt.
Hen verwyzen wij naar een gedichtje dat we onlangs
lazen
Maar als nu 't regendropje eens
In 't vallen zich bezon,
Omdat het toch het dorstig land
Alleen niet drenken kon?
En ais de warme zonnestraal
Bleef toeven in de lucht,
Daar voor zyn kracht en glans alleen
De duisternis niet vlucht?
Vormt niet elk droppeltje een deel
Van 't vocht, dat d'aarde drenkt,
Is niet elk straaltje een deel van 't licht
Dat warmte en leven schenkt?
(Zie vervolg pag. 2)