Monilia bij kers en morel -AXDSTAND PAG. e/7 lucht en dientengevolge meer lucht en lagere tempera tuur. Het ideaal is een voorteelt, die geruimd is, voor da druif volledig in het blad staat. Een snel gewas dus van radijs, raapstelen of spinazie en dan na deze schoof den grond losmaken en eggen, en vrij houden yan onkruid. In een stookkas loopen we weinig gevaar, maar in een koude kas zal bij vochtig weer en vooral b\j een sterk verdampend voorgewas de voch tigheid sterk toenemen. Het is dan noodig ruimschoots lucht te geven. Het luchten is hoofdzaak by de bestrijding van de Meiziekte. Niets is n.l. zoo nadeelig als het vochtig bly- ven van het blad. Tusschen het blad der pas opgebonden scheuten en het glas ontstaat een laag lucht, die van vocht verzadigd is en deze werkt het optreden van de Meiziekte in de hand. Alles moet er dus op gericht zijn de lucht ln de kas zoo droog .mogelijk te houden. Zelfs bij donker weer houden we de luchtramen open. Ook 's nachts blQven ze nog op eêtx kier staan. By het opbinden der druiven leggen we de ranker zooveel mogelijk uit, zoodat een goede luchtcirculatie mogelijk is. We geven zooveel lucht, dat de blaren minstens één maal per dag goed kunnen dragen, 'a Morgens stooten we tegen de druiven aan om het lekwater er af te schudden. Gieten doen we in dezen gevaarlijken tijd weinig of niet. Als we op deze wijze te werk gaan, komen we de cri- tische periode zonder overlast door. Wordt de lucht straks in het algemeen weer wat droger en verdwe nen de onderteelten uit de kas, dan is het gevaar ge- iweken. Voorzoover geen jonge trossen aangegrepen jzijn, valt de schade nog al mee. De planten komen wel (over het bladverlies heen, vooral indien wij hier en daar en met beleid van de dieven nog een enkel blad laten staan. De Meiziekte grijpt niet verder om zich heen zooals reeds uit den naam blijkt is ze in haar optre den aan de voorjaarsmaanden gebonden. Daarna komt ze practisch niet meer voor. ALS in het voorjaar plotseling heele takken van uw kersen en morellen verwelken, zoodat er van de bloemen niets terecht komt, of als enkele weken later de vruch ten aan den boom beschimmelen en ten slotte opdrogen tot h'arde, in elkaar geschrompelde „mum mies", dan heeft u te maken met de gevaarlijkste van alle ziekten van de kers, n.l. met de Monilia, die in voor haar ontwikkeling gun stige jaren voor den kersenbongerd een ware plaag kan worden. Gun stig voor de ontwikkeling van deze schimmelziekte is koel en vochtig weer, kort vóór en na den bloei.' Bij dergelijk weer kan het komen tot ware Monilia-jaren, waarbij ook in goedonderhouden boomgaarden de kwaal nog optreedt, vermoede lijk door het overwaaien van sporen uit den fruittuin van een buurman, die wat minder zorgzaam is ge weest. Vooral tijdens den bloei is er be smettingsgevaar. De zwam kiest een wonderlijken weg om in het levende weefsel vap den kersen boom door te dringen. Verdroogde vruchten, aangetaste twijgen e.d. worden tegen den bloei een bron van infectie. Van hieruit versprei den zich de sporen. Zij waaien mee met den wind; waar zij nu op den vochtigen stempel van een bloem belanden, komen zij tot ontwikke ling. Via het vruchtbeginsel en den steel dringen zij door tot in het levende hout; in minder dan geen tgd hangt een aangetaste tak er slap en akelig bij..Als het verdorde hout in den boom blijft zitten, vormt het in het volgend voorjaar een bron van nieuwe infectie, en vermoedelijk zelfs al vóór dien tijd, want er is nog een hoogtepunt bij het optreden van Monilia: even na den pluk, als de boom vol kleine wondjes zit geknakte twijgjes, afgebroken stengelstompjes schram men en kneuzingen van den bast kan de Monilia-woekering vasten voet krijgen. Het sóKrjnt dat de Monilia midden Juli, dus enkele weken voor den pluk, rijpe sporen vormt. De kans op besmettiijg is dan dus extra groot. Het ligt vooi de hand, wat tegen <<Jeze ziekte moet worden gedaan: door een zorgvuldigen snoei moet alle aangetaste hout en moeten alle opgedroogde vruchten worden verwgderd. Afdoend is, gelijk wij zagen, deze snoei niet, want er zijn nog altijd buren, die de besmet tingshaarden in hun boomen laten zitten, en de goeien moeten het dap met de kwaaien ontgelden. Er is veel gewonnen, indien we aanstonds na het snoeien van het aangetaste hout (dat natuurlijk zorgzaam wordt verbrand!), een bespuiting met een fungicide laten volgen. Als zoodanig wordt 6 a 7 pet. carbolineum aanbevolen, een middel, dat op het oogenblik helaas -'niet meer beschikbaar is. Afdekken van de snoeiwonden met een des- infectiemiddel is absoluut noodig. In het algemeen houdt men de kronen los en luchtig. Open kronen drogen sneller op, zoodat de kans op besmetting minder groot wordt. Een goed oogenblik voor een bestriding der ziekte met een zwfcmdoodend bestrijdingsmiddel valt even vóór den bloei. De spo ren zitten dan op sprong om de stempels der openbarstende bloe men te bestormen; een koper preparatie snijdt hun dan den pas af. Volgens Loewel heeft een bespuiting met een koperhou dend middel bgzondere beteeke- nis, als bespuitingsmiddel, aan stonds na den oogst. Merkwaardig is, dat de verschil lende variëteiten kersen en morellen lang niet allemaal gelijk op een Monilia-besmetting reageeren. In het algemeen kan worden gezegd, dat de zure kersen gevoeliger zijn dan de zoete en dat de schaduw- morel wel het gevoeligst is van Allemaal. Niet alle kersen even vatbaar I Het is den Duitscher M. Schmidt enkele jaren geleden gelukt bg be- smettingsproeven op verschillende variëteiten van kers en morel frap pante bewijzen te vinden voor groote variëteitsverschillen La.v. de vatbaarheid. Deze onderzoeker won sporen van verdroogde vruchten en van beschimmelde plekken aan de twijgen en wreef daarmee schram- wonden in aan den bast van jonge twijgen. Van de 13 zure en halfzure ker sen, die hij aldus behandelde, bleken er 9 zeer vatbaar te zijn, 2 matig vatbaar. En van de 12 zoete kersen vertoonden er vijf een zeer geringe vatbaarheid, 1 middelmatig sterke vatbaarheid en de rest groote tot zeer groote vatbaarheid. Schmidt is er zich wel van bewust, dat een jarige proeven nog weinig zeggen over verschil in weerstand der ver schillende variëteiten. Daarvoor zijn langere waarnemingen noodig. Merkwaard; het verband, dat er volgens dezen onderzoeker bestaat tusschen weerstand tegen Monilia en het optreden van harsvloed. Over het algemeen vertoonden de weinig vatbare soorten na de kunstmatige besmetting een sterke harsafschei ding. Het wil dezen geleerde daar om lijken, dat de afscheiding van hars een soort natuurlijk afweer middel is, waarmee de kers en morel tracht de binnendringende in fectie te bezweren. Een open vraag is, .of het uitvloeien van hars steeds als bewijs voor een monilia-infectie moet worden aangemerkt. Overigens is hiermede-in het Moni- lia-probleem nog niet het laatste woord gezegd. Er zijn nog allerlei dingen op geen stukken na ver klaard. Zoo bgv. de vraag, tioe het komt, dat de zwamwoekering bg infectie via den bloemstempel steeds naar omlaag gaat, terwijl een infectie via een verwonding in de schors nooit meer omlaag gaat, maar steeds nog boven op kruipt. Dit is een der grootste ge heimen uit het leven der Monilia, en zoo zijn er meer. de korven beter droegen, dan de boomen even verder op. Er zit dus wat in en al heeft de wetenschap dan ook nog niet kunnen uitmaken, hoe groot net belang van een bgenstand in den boomgaard Is, voor ons is het tóch- van voldoende belang om er de be» trekkelijk kleine kosten van het huren van een paar korven nog in te steken. Samenwerking met bijentelers Aan den anderen kant zgn er, die de ruimere op brengst, met bestuiving door bgen verkregen, schatten op niet minder dan enkele honderden guldens per are. Amerikaansche onderzoekingen uit East ten sing hebben indertijd bewezen, dat met bijenvolken en bloeiende takken van een bestuiver tusschen een zelfsteriele variëteit 300 pCt. stgging van den oogst kon worden verkregen. Voor de bijenhouders is de winst niet groot. Veel honing leveren de boomgaarden niet en bovendien is de kwaliteit niet al te best. Niettemïü is hier en daar m het land een nauwe samenwerking tot stand gekomen met de bijenhouders, die bereid zijn tegen een kleine vergoeding (hoogstens 5 gulden per korf) hun kasten tijdelijk in een boomgaard te plaatsen. Er schijnt zelfs een regeling voor te bestaan, vol gens welke het niet geoorloofd is, minder dan 2.50 per korf te vragen, plus de kosten van het vervoer. Te Tiel hebben de fruittelers voor gezamenlijke reke ning een imker in dienst, die de bijen voor hen -ver borgt. - Wat de plaatsing, der korven betreft, hierover loopen de meeningen ook nog al uiteen. Zooals bekend vliegen de bijen in het volle seizoen desnoods tien kilometer ver om honing te zoeken. In den regel zal 'dat echter niet zóo veel zijn; enkele kilometers is trouwens voor deze kleine, wonderlijke insecten al een verbazingwekkende .prestatie. In den bongerd zullen wij de nuttige uitwerking van hun arbeid nog duidelgk kunnen waarnemen tot op 50 tot 80 meter afstand, d.w.z. dat dank zij de bemiddeling cSer bgen, boomen die op CO tot 80 meter afstand van elkaar staan, elkaar nog kunnen bestuiven. Dfcarmede moet rekening worden gehouden bg het plaatsen van de kasten. In de praktijk zal men het bij kleinere boomgaar den niet zoo nauw nemen. Er zijn ons fruittuinen bekend van circa 7 ha., waar de korven alle bij elkaar zijn gezet. In grootere boomgaarden is de zaak van meer belang. Bovendien valt de bloei dikwgls tgdens ongunstig weer. Bij kou en betrokken luchten strijken de bijen aanstonds neer; zij raken bevangen van de kou en zijn niet meer in staat naar haar korf terug te keeren. De afstanden dienen dus niet te groot te zijn. Men rekent wel eens een kast per 4000 vk. M., d.w.z. een korf op elke 60 by 60 meter. Anderen spreken van 25 volken per ha. fruit, telkens in twee of drie groepen verdeeld. Zwakke volken zette men niet te verspreid; de afstanden worden dan meer dan zij volbrengen kun nen. Sterke volken kunnen er tegen; die vliegen gemakkelijk een flink eind uit. De korven worden omstreeks midden Maart geplaatst en na den hoofdbloei is het noodig ze naar een ander dracht%ebied te verplaatsen, liefst aanstonds, om dat een boomgaard dan den bijen niets meer biedt. In kassen met perziken of prui men plaatst men dikwijls ook een paar bijenkasten. Door de warmte worden de insecten hier zeer be wegelijk. Zij vliegen af en aan en dragen zorg voor een goede be luchting, ofschoon volgens be paalde onderzoekers toch ook weer niet op 100 pet. resultaat kan worden gèrekend. Wie bijen in zijn bongerd plaatst, zal even rekening moeten houden met de giftige werking der bespui- tingsmiddelen. Califoiyiische pap, een mengsel van zwavel en kalk, is voor de bijen absoluut onschade lijk. De andere middelen, die tegen schurft .vorden aangewend, meestentijds koperpreparaten, zgn echter zeer schadelglc. In den regel hebben de bgen er geeij last van, omdat de bespuitingen kort voor den bloei plaats hebben; waar echter peren en appels door elkaar staan, is het gevaar nogal groot: de peren moeten worden gespoten voor de appelbloesems uit komen, omdat er anders onder de vliegende gasten groote sterfte komt. En dat is óe bedoeling niet. By de meeste fruittelers vindt men in de kassen een bijenkorf. (Foto: Joh. Kuiper)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 7