De dag van den arbeid De weg van producent naar consument De verhouding tusschen landbouw en industrie |\J U we dit schrijven, scheiden ons nog enkele dagen van den eersten Mei, den eersten dag van Bloeimaand 1943. - Indrukken en Gedachten (XXXV) Jarenlang reeds heeft deze dag in boerenkringen bijzondere beteekenis gehad in verband met betaling van pacht, met wisseling van dienstboden, maar ook in verband met het ^nvaarden van een nieuw bedrijf, met het stichten van een eigen gezin, enz. enz. Duizenden en tienduizenden boeren zijn op den eersten Mei verantwoordelijk geworden voor het beheer van een bedrijf. Ondanks den eigen aard in de verschillende gewesten van oils land, vertoont op dit punt ons ge- heele platteland veel overeenkomst, al zijn er streken waar de oude Mei, d.i. 12 Mei, voor den eersten Mei is blijven gelden. Het verhuizen ging gepaard met feestelijkheden en met tranen, omdat het scheiden van een vertrouwde omgeving eenmaal leed doet. F R waren andere groepen in de samenleving, die op den eersten Mei feest gingen vieren, het feest van de arbeidende klasse, den dag van de groote optochten en betoogingen in de industriecentra, waarop den volke kond werd gedaan van de komende internationale ver broedering. Het was de dag van het Marxistische socia lisme, waarop de leuzen van den klassenstrijd luid werden uitgebazuind en waarby de werkgevers als uit buiters werden gehekeld. Het Marxistische socialisme wist echter met de boe- ren en landarbeiders geen raad. Als het ooit ergens de macht had verandering te brengen in de wetgeving, wist het nooit iets practisch te doen met den land bouw, met den boer, met den boerenarbeider. Het be perkte zich tot sociale wetten, hooge loonen voor fabrieksarbeiders en korte arbeidstijden in de Industrie. Het gaf er zich geen rekenschap van dat iedere ver korting van werktijd in de fabrieken ten gevolge had: meer uren op het land; dat iedere loonsverhooging In de Industrie de indirecte aanleiding was tot verlaging in het boerenbedrijf. Kortom: men zag niet het geheele volk, maar alleen een bepaalde groep werknemers. 1NDS Adolf Hitler in Duitschland de macht over nam in 1933 is de eerste dag van Bloeimaand tot feest dag van het arbeidende Duitsche volk verklaard. De mensehen van de nieuwe orde zien dezen dag met andere oogen dan de Marxisten van weleer en vieren hem ook op andere wijze. Het is nu officieel de dag van den arbeid! De dag waarop tot uitdrukking wordt gebracht dat er waardeering aanwezig is voor den arbeid van den eenvoudigen landarbeider, zoowel als voor dien van den hoofdarbeider op een der grootste kantoren in de stad; waardeering voor den arbeid van den boer, zoowel als voor dien van den onderwijzer; waardeering voor den arbeid van den werknemer, maar ook voor dien van den werkgever. De dag van den arbeid wil tot uitdrukking brengen dat de maatschappij, dat een volksgemeenschap%£erst dan goed kan zijn, indien ieder lid dezer gemeenschap arbeid verricht op de plaats waar hij of zij gesteld is naar de mate zyner of harer talenten. Zóó gezien is de dag van den arbeid een dag die door ieder onzer dus niet alleen door de werknemers gevierd kan worden, omdat daarin tot uitdrukking wordt gebracht de dankbaarheid dat wy arbeiden mogen, dat wij door onzen arbeid, ieder op onzen post, de volksgemeenschap als geheel, dienen. Het is de dag waarop symbolisch wordt vastgelegd dat de hechte volksgemeenschap gedragen wordt door den arbeidenden mensch, ongeacht in welk beroep of bedrijf hU werkzaam is. Met deze gedachten kunnen boeren, tuinders en vis- schers accoord gaan. Wie heeft in onze kringen geen eerbied voor den arbeid? Het zijn afdwalers die arbeid schuw zyn! Wel is het vaak nog zoo, dat de hand arbeiders dikwyls wat weinig eerbied hebben voor den arbeid van degenen die niet met de schop, doch met de pen omgaan, althans een beroep uitoefenen dat minder eelt in de handen bezorgt. Dat er ook zulke menschen moeten zyn en dat hun arbeid ook waar deering verdient, zal hier en daar nog beter moeten worden begrepen. En ook omgekeerd. ^^VERIGENS is het zoo en we zeggen het hier ronduit dat in de kringen van hen die 1 Mei tot feest dag willen maken, dikwyls te veel de nadruk op FEESTEN wordt gelegd, terwyl HET DOEL: DAG VAN DEN ARBEID, WORDT VOORBIJ GEZIEN. Ze beschouwen dezen dag nog te veel als een dag om lol te maken, terwijl het ons wil voorkomen dat op zoo'n dag vooral bezinning op den arbeid, dien men alle dagen verricht, moet plaats vinden. Men dient over eigen en anerer arbeid tot nadenken te worden gebracht, men dient het doel van den arbeid, dien men verricht, beter te leeren kennen, men dient te weten waarvoor men werkt. Als men zich daarop bezint en het doel is inderdaad gericht op het dienen van de gemeenschap, dan zal de vreugde in den arbeid daardoor worden verhoogd. Dag van den arbeid: bezinning op eigen werk en op dat van anderen. Dat kan ook in agrarische kringen plaats vinden door op zoo'n dag gezamenlijk excursies te maken naar voorbeeldbedrijven en derge- Bloeimaand groet ljjke instituten. Gezamenlyk! Boer en arbeider, werk nemer en werkgever. We kennen boeren die op een dag in den zomer «met hun personeel dergelijke excur sies maken en daar een gezelligen dag van maken. Vreugde en arbeid worden dan aan elkaar gekoppeld en de onderlinge gemeenschap sterker gemaakt. Zóó wordt de volksgemeenschap steviger en dat is immers het doel van den dag van den arbeid! OOR eenige weken ontvingen wy een brief uit Friesland, die voor ons aanleiding is tot bet maken van enkele opmerkingen. Onze schryver diende zich aan als stryder voor een nieuwe betere orde, als oud-L. M.'er. Het is dus iemand, die niet is blijven staan in het najaar van 1940, toen de organisatie Landbouw en Maatschappy moest worden geofferd op het altaar der eenwording van ons boerenvolk op nationaal-socialistische basis. Het is ook iemand, wien het er werkelijk om gaat, daf er een betere economische en sociale verbetering komt voor onze geheele samenleving, die dus dieper heeft nage dacht dan helaas zoovelen, waarbij de nieuwe orde nog aan den buitenkant zit en niet in het hart. Onze briefschrijver wordt echter ongeduldig en stelt de vraag: waar zijn we met den Landstand aan toe? Hij vraagt dat naar aanleiding van verschillende door hem vast gestelde feiten. In de eerste plaats constateert hy, dat het verschil tusschen de pryzon die de consument be taalt en de producent ontvangt, niet kleiner, zooals in een juiste economische ordening zou moeten geschie den. maar grooter is geworden. Hij meent te weten,* dat degenen die in den tusschen- handel zitten beste zaken maken en hij noemt ook enkele beroepen op, die we hier niet zullen opsommen. „Het is niet de eerste keer," zoo schrijft hij, „dat ik deze vraag heb gesteld en telkens heb ik ten antwoord gekregen dat op dit terrein reeds het een en ander geschiedt en dat ik geduld moet hebben." „Hier wordt echter te veel geduld gevraagd", zoo zegt hy, „want het gaat ten koste van het uithoudingsver mogen der boeren en van dat van het armere deel der bévolking". „Kan de Landstand hier niet eischen dat er op korten (foto: de Jong)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1