Terugblik over het gegeven landbouw
onderwijs
pasa
De dijk val in den
Wilhelminapolder
8.500.000.000
VRIJDAG 30 APRIL 1948
DE LANDSTAND
PAG. i
U een groot aantal van onze boerenjongens pas
met een diploma van een landbouwschool of van een
landbouwcursus zyn thuisgekomen, acht ik den tijd ge
komen om myn gedachten over dat onderwas eens te
zeggen en van mijn ervaringen iets mede te deelen.
Als ik de leerstof eens overzie, die we in twee winter
halfjaren onzén jongens aanbieden, dan zeg ik: dat is
nog al wat! En kunnen ze dat alles verwerken, zoo dat
het hun eigendom wordt en ze er wat aan hebben
voor het practische werk op de boerderij? Eerlijk ge
zegd, ik heb in geen jaren een cursus afgeleverd, die
zoo goed was, als die van dit voorjaar. De lange
strenge winter ,yan '41 op '42 heeft ze in hun werk
niet gehinderd: zeer getrouw kwamen ze op de les
en over het werk was ik zeer tevreden. En zoo ging
het ook het tweede winterhalfjaar Verduistering en
slechte verwarming hebben geen schade gedaan, aan
het cursuswerk. Dat ons volkjt nu wat meer thuis
moest blijven is zeker voordeel geweest Maar om nu
op m'n vraag terug te komen of onze jongens de leer
stof konden verwerken, dan zeg ik daarop volmondig:
ja! Ik heb nog al veel voedernormen laten uitrekenen,
en tot m'n genoegen kan ik zeggen, dat de overgroote
meerderheid dat viol deed. Het zuiver schrijven van
onze Nederlandsche taal en het vlot uitdrukken van
de gedachten laat echter nog menigmaal te wenschen
over. Ik hoop daarom, dat onze voorbereidende land
bouwcursus ingang zal vinden; daar is gelegenheid
om rekenen en taal nog eens een goede beurt te
geven. Daarmee bereiken we ook. dat er na de school
jaren geen pauze komt in de ontwikkeling van onze
boerenjeugd, nu het vervolgondei wijsjiiet meer gegeven
wordt. Onderscheidene vaders waren dadelijk bereid hun
zonen naar den voorbereidenden cursus te zenden om
dat de jongen, zoo lang hij van school is, nooit een
potlood of pen meer in handen krijgt". Een andere op
merking, die ik als cursusleider wil maken is deze,
dat ik nog nooit zooveel dienstbaren op mijn cursus
heb gehad als dezen keer. Waren de cursisten vroeger
bijna uitsluitend boerenzoons, nu had ik een aanzienlijk
procent boerenknechten. Zelfs in October en Maart
waren deze getrouw op de les, zoodat ik de medewer
king van de werkgevers moet roemen. Ik hoop, dat wij
op dezen weg door kunnen gaan. Vooral de laatste
jaren komt het nog al eens voor. dat een cursist of
een oud-cursist me vraagt of hij niet naar de Rijks-
landbouwwinterschool kan. En niet alleen cursisten,
ook jongens uit mijn dorp, die een lagere landbouw
school in de omgeving hebben doorloopen, stellen deze
vraag. Het spreekt we) vanzelf, dat ik dezen jongens
gaarne de behulpzame hand bied; met wat les >n taal,
rekenen en aardrijkskunde leggen onze pientere cur
sisten een-goed toelatingsexamen af en menigmaal hoor
ik van de leeraren dier school, dat ze zeer tevreden
zijn, zooals de rapporten trouwens ook wel uitwijzen.
Nu hoor ik vaak deze vraag stellen, of deze „theoreti
sche boeren" zooveel meer uit den bodem halen dan
de „practische"? Op de individueele verschillen tusschen
de boeren wil ik niet ingaan, maar eens wyzen op de
resultaten van ons landbouwonderwijs en den landbouw-
voorlichtingsdienst in het algemeep. Mijn gegevens ont
leen ik aan de Verslagen en Mededeelin&en van de
Directie van den Landbouw, in de voor-oorlogsche jaren.
Ik vind de volgende opbrengsten in de verschillenlde
jaren:
O O O
oo Oi
oo oo oo
c—
rH M CO CO
cj Ci a a
I i
Rogge per h.a.
17,2 17,2 19,1 21 23.5 fi.4 28 31,2 32 h.l.
Tarwe per h.a.
21 22,7 23,4 24,9 30 32,9 38 35,9 38 h.l.
Consumptie- en i
fabrieksaard.
(176 220 239 263 311 h.l.
136 125 153 181
(350-345 397 439 465 h.l.
Suikerbieten in
1000 kg. per h.a.
26 25 30,1 30.4 30,5 33 37,5 34,9
Wy constateeren dus een geweldigen vooruitgang, die
grootendeels is toe te schryven aan de verbeterde in
zichten op het gebied van ontwatering, bodembewer
king, winning van zaaizaad, bemesting, enz., welke door
onderwijs en voorlichting meer en meer ingang hebben
gevonden Over de veeteelt vind ik in deze mededeelin-
gen, dat het aantal paarden van 253.452 stuks om
streeks 1870 vermeerderde tot 299.152 stuks in 1930,
en 311.576 stuks in 1938. Omstreeks 1870 waren er
1.368.946 stuks rundvee; in 1930 was dit aangegroeid
tot 2.366.066 en in 1938 tot 2.763.453.
Het aantal schapen bedroeg omstreeks 1900 729.000
stuks; in 1930 was dit aantal verminderd tot 458.000.
Deze vermindering is grootendeels een gevolg van
de daling van het aantal heideschapen van 221.000 In
1900 tot 16.000 in 1930; in 1938 was het aantal schapen
weer aangegroeid tot ruim 654.000, bijna uitsluitend
boerenschapen. Wel is de oppervlakte grasland toege
nomen van 1.212.233 h.a. in 1870 tot 1.308.854 h.a. in
1930 en 1.336.459 h.a. in 1938, doch de toename van
den veestapel is veel grooter dan de uitbreiding van
cultuurgrond kan doen vermoeden. Letten we boven
dien nog op de verhoogde productie per koe én het
hoogere vetgehalte der melk, dan is de meer-opbrengst
nog grooter.
Nu deed ik een poging de resultaten van landbouw
onderwijs en voorlichting in getallen uit te drukken.
Dit is inderdaad zeer belangrijk, doch er is meer! De
boer is mensch; zijn arbeid, zijn bedrijf komen voor
hem in een geheel andei daglicht te staan, wanneer
hij weet om welke reden hy aldus handelt. Hij heeft
dooi bet onderwijs het leven van plant en dier beter
leeren kennen en daardooi is ongetwijfeld zyn liefde
voor het bedrijf toegenomen. Hij ziet nu beter het mooie
in de Schepping; hij voelt zich gedrongen, overeenkom
stig zijn scheppingsdrang, het'geschapene meer en
meer aan zich te onderwerpen. Hij komt als mensch
veel hooger te staan Zoo wordt dus de opbrengst steeds
verhoogd; daardoor kan ons land zijn dichte bevolking
voeden Doch door zijn ontwikkeling kan de Neder
landsche boer ook elders terecht! Zoo vind ik in Econo-
misch-Statistische Berichten van 3 Februari j.l. pro-
ductie-cijfers voor enkele 'granen uit Z. O. Europa. Ik
neem ze hier over: de korrel-opbrengst per h.a. in k.g.
uitgedrukt in het jaar 1939 bedroeg voor:
tarw$ rogge
Hongarije 1420 1110
Roemenië 1020 734
Bulgarije 1410 834
Joego-Slavië 1320 785
Deze opbrengsten zijn. vergeleken met die van West-
Europa, zeer laag Doch de boer is in Z. O.-Europa
meestal arm en weinig ontwikkeld. Aan den technischen
vooruitgang der laatste tientallen jaren heeft hij niets
gehad; hij verbruikt slechts wat hij zelf voortbrengt,
vervaardigt zijn eigen kleeren, bouwt zelf z'n huis en
bebouwt z'n land zooals dat een eeuw geleden ook
geschiedde. In het voormalig Zuid-Slavië waren in 1940
nog 250.000 stuks houten ploegen in gebruik. Zoo blijkt
dus wel, dat er nog vrij wat te verbeteren valt; zal
er verbetering komen, dan moeten verhooging van wel
vaartspeil en onderwijs de aandacht van de overheid'
hebben. A.
In den zwaren buitendijk van den Wilhelminapolder
tusschen Goesche Sas en Kattendijke heeft zooals
wij reeds schreven een dijkval plaats gehad, die de
ernstigste sedert de laatste eeuw geworden is en
waarbij vele h.a. land overstroomd zijn. Vele te velde
staande gewassen zyn hierdoor vernield en de aange
richte schade wordt op 2 3 ton geraamd.
Op den dag van den dijkval stond het water aan den
buitenkant eenige meters boven het normale peil, zoo
vertelde de heer A. Minderhoud, de directeur van den
Wilhelminapolder, aan een verslaggever van het A.N.P.
Het water stond zoo hoog, dat de golven over den dijk
sloegen. De schade, die door dezen hevigen golfslag
werd veroorzaakt, was echter niet grooter dan bij een
dergelijken vloed en niets deed vermoeden, dat de ge
volgen dit keer zoo noodlottig zouden zijn.
Twee dagen later, omstreeks 12 uur, meldde een vis-
m OHOütiwtt W a
T URKKCimt MAATSCHAPPIJ
MOLESTVERZEKERINGEN
voor
G«bouw«n, Inboedels, Inventa
rissen, vaartuigen, enz.
Bedrijfsschade en huurderving,
ook voor binnen voortuigen.
Persoonlijke ongevallen.
Geld, geldswaarden en pre-
ciota.
HartjaarlijKsche Schaderegeling!
Totaal werd reeds verzekerd
voor ruim
GULD6N
Voegt doorbij ook Uw belang
en vraagt Inlichtingen bil uw
Assurantie bezorger I
(Ingezonden mededeeling)
scher zich bij den waterbouwkundig ambtenaar met
de mededeeling, dat hij werking had waargenomen in
de steenglooiing 400 m. ten Oosten van het Goesche
Sas, in den zeedijk van den Wilhelminapolder.
Bij onderzoek bleek, dat de dijk onder de waterlijn lang
zaam weggevreten werd door het water. Deze dijk ligt
er al van 1908 en sinds dien tijd i£ er nooit -iets ge
beurd, dat er op wees, dat de zeestrooming hier lang
zaam maar zeker haar ondermijnend werk verrichtte.
Reeds spoedig hierop volgde nu eengroote oever
afzetting en in den namiddag was er reeds een groot
stuk van het dyklichaam afgescheurd. Ook het be
tonnen muurtje, dat op den dijk staat, werd door den
stroom meegesleurd. Om ongeveer 4 uur was het meest
bedreigde stuk reeds verdwenen. Hoewel men er van
overtuigdwas, dat menschenkrachten hier weinig baat
konden brengen, werd onmiddellijk begonnen met het
gevaar te keeren. Reeds om 3 uur dien dag was een
groot aantal arbeiders aanwezig om rond het gat, dat al
spoedig 200 m. breed was, een hulpdam aan te leggen.
Inmiddels arriveerde ook nog een afdeèling Duitsche
soldaten, die eveneens krachtig mede hielpen bij het
keeren van het water.
Met vereende krachten slaagde men er in dammen op
te werpen en dezemet zandzakken te versterken.
Juist toen men hiermede klaar was, kwam de vloed
weer opzetten, die reeds om kwart voor zes opnieuw
een bres in den hulpdam sloeg. Deze bres kon aanvanke
lijk gedicht worden, maar toen de vloedstroom tegen
6.35 uur zrjn grootste kracht had gekregen, was de ge-
improviseerde dam niet meer in staat het water te
houden en iedereen moest een goed heenkomen zoeken,
om niet meegesleurd te worden.
Tegen den avond was reeds 50 h.a. door het water
overstroomd en de twee boerderijen, in het bedreigde
gebied liggend, moesten geheel ontruimd worden. Groote
hoeveelheden aardappelen, die er opgeslagen lagen,
heeft men tijdig in veiligheid weten te brengen.
Den volgenden morgen bleek, dat de grond, waarop
men den vorigen avond den nooddam had gelegd, ge
heel verzonken was. Over 100 m. geheel en over 200 m.
gedeeltelijk was een gat ontstaan. Een in den loop van
dien dag gedane peiling wees uit, dat op de plaats,
waar de zeedijk had gelegen,reeds een diepte was van
15 tot 16 meter.
Door het bezwijken van een hulpkade is een nog groo
ter deel van den polder overstroomd.
De vergeten Topinamboer
herontdekt
Een kweeker uit Heelsum heeft de
Topinamboer oftewel Canadeesche
aardpeer weer op groote schaal
verbouwd en tracht thans, deze
„nieuwe" groente ingang te doen
vinden. Of eigenlijk is het woord
„nieuw" niet geheel juist; de Cana
deesche aardpeer, die eens hier tij
den van ware hoogconjunctuur mee
maakte, is slechts vergeten en werd
thans „herontdekt".
Want de onderaardsche artisjok
zooals de Topinamboer ook wel ge
noemd wordt is minstens even
lang als de aardappel of de tabak
in Europa bekend. Zoo had de pre
dikant Petrus Hondius te Terneu-
zen in 1610 een kruidenhof van
meerdere hektaren, waarin hij veler
lei „toovergewassen", uitheemsche
kruiden en nieuwe planten kweekte.
Niet weinig trotsch was hij op den
Topinamboer, want hij was een der
eersten in Nederland, die door be
middeling van enkele zeelieden in
staat was, het gewas uit te planten.
Gaarne zette hij zijn gasten de
aardpeer voor. nadat hij ze in het
vuur gestoofd had met schil en al.
De aardpeer is van buiten rood
bruin en van binnen wit van kleur
haar vorm komt die van een
aardappel zeer nabij. In de eerste
helft der 18e eeuw werd zij vrij
algemeen verbouwd, doch toen de
aardappel meer en meer burger-
recht kreeg, raakte zij langzamer
hand op den achtergrond.
In enkele streken van Duitschland
dient zij echter nog als grondstof
voor de spiritusfabricage, terwyl
het ook mogelijk is, uit deze knoes
tige vracht suiker en een soort van
zetmeel te bereiden.
De plant heeft stengels van 610
voet hoog, 'die slechts bovenaan
eenige takken met bladeren dragen.
De aardpeer laat zich op tal van
manieren bereiden. Men kan ze
stoven, evenals Petrus Hondius dat
deed. opdienen met kruiden, in de
soep verwerken enz. In elk geval
is deze herontdekking interessant,
want als we bedenken, dat ook de
aardappel enkele malen van het
plan verdwijnen moest, alvorens al
gemeen „erkend" te worden, mogen
we voor de toekomst van de
aardpeer het beste verwachten.