Het kuilen cler boonen Iets over z.g. gebrek- ziekten Akkerbouw Thripsbestrij ding in vlas h PAG. 9 DE LANDSTAND VRIJDAG 30 APRII 1943 Gelijk de erwten en de tuinboonen, zoo laten zich ook de stamslaboo- nen en stamsnijboonen, en trou wens ook de stokboonen voorkie- onen. Zrj worden dan als jonge planten uitgezet, hetgeen verschil lende voordeelen met zich brengt en bovendien den oogst een dag of tien vervroegt. In den regel legt men de boonen in den vollen grond niet voor den lOdén Mei. Men neemt aan, dat voor dien tijd het gevaar voor nachtvorsten nog te groot is, en de ervaringen van de laatste jaren hebben d$t ten volle bevestigd. Om nu toch in de eerste helft van Mei reeds krachtige planten te" hebben, kuilt men de boonen, d.w.z. zaait men ze in kistjes onder glas, met de bedoeling ze enkele dagen later uit te planten. Het beste oogenblik voor de verplanting is het moment, waarop de eerste groene blaadjes zich vertoonen, maar nog niet heelemaal tot ont wikkeling zijn gekomen. In de voornaamste centra wordt deze vervroeging veel toegepast en ook de handel in „gekuilde boonen" is niet onbelangrijk. Voor het voorkiemen der boonen kan men met heel eenvoudige mid delen volstaan. Men kan ze kuilen in een kouden bak, mits de grond rul en humushoudend is. De zaden worden dan op de vooraf gladge streken aarde uitgestrooid en met een laagje fijne aarde of zand toe gedekt. Ze komen slechts enkele cm. diep te liggen. Als de bakgrond goed opdrachtig is, komen de boo nen reeds na enkele dagen boven den grond. Het opnemen der jonge planten levert bij rullen grond wei nig moeilijkheden. In de centra volgt men doorgaans een andere methode: men zaait de boonen uit in kistjes met natte turfmolm, die op de verwarmings buizen worden geplaatst. De boo nen worden even in de turfmolm gedrukt en dan met een dunne laag droge turfmolm toegedekt. Dik wijls wordt ei dan nog een natte zak over heen gelegd. Vooral indien men de voorgekweekte boonen wil gebruiken voor vroege uitplanting onder glas verdient deze methode de voorkeur. Voor uitplanting in den vollen grond kan men met zaaiing in den kouden bak volstaan. Aangezien het geen aanbeveling verdient de boonen tijdens de voor- kieming te gieten, zorgen wij er voor, dat de turfmolm, waarin zij worden opgekuild, behoorlijk voch tig is. Dat de jonge planten niet te lang. mogen overstaan, spreekt van zelf. Hoe eer ze worden uit gezet, hoe beter het is. S ET is ongeveer tien jaar geleden, dat men meer en beter inzicht kreeg in het wezen van verschillende plantenziekten, als ontginningsziekte, veenkoloniale haverziekte, zure ziekte, hartrol, enz. enz. Werd jaren geleden de oorzaak van verschillende ziekte verschijnselen op naam van het weer en de „wormen" geschoven, in later jaren zouden verschillende zwam men of schimmels de ooi-zaak zijn, of verkeerde ver houdingen in de aanwezigheid van zuren en basen in den grond, nü weet men, dat gebrek aan elementen als koper, mangaan, borium, magnesium de werkelijke oorzaak is van het ontstaan van bovengenoemde en andere ziekten. Door het ontdekken van de oorzaken kan men geneesmiddelen of nog beter voor- komingsmiddelen voorschrijven. Met dankbaarheid kan de landbouw de namen geden ken van Hudig, Sjollema, Mes, Brandenburg, Van Itallie, Bruin, e.a., die allen min of meer medewerkten aan de oplossing van deze problemen. In kort bestek zullen we eenige ziekten aanduiden en bestrijdingsmiddelen aangeven. Ie. Kopergebrek, vroeger genoemd ontginningsziekte. De ziekteverschijnselen, optredend bij kopergebrek, wer den toegeschreven aan de aanwezigheid van gliede of klien of zwartveen, dat bij verschillende ontginningen door'de bouwvoor gewerkt was. Een 20 jaar geleden werd door prof. Elema de aandacht gevestigd op deze ziekte. Later bleek, dat ook op oudere, reeds lang in cultuur zijnde gronden wel ontginningsziekte optrad. Vooral de granen worden zichtbaar aangetast. De planten groeien slecht en vertoonen vaak witte blad- punten, die slap naar beneden hangen, of scherp 'om lijnde witte vlekken op de bladeren. Het heele gewas vertoont een bronsgele tot roodach tige kleur, de stand is slecht en de oogstvermindering zeer belangrijk. Vaak treedt de ziekte pleksgewijs op. Door prof. Hudig werd als geneesmiddel voorgeschreven een flinke compost-bemesting of toediening van 50 100 kg. kopersulfaat. Men wist toen nog niet, dat de feitelijke oorzaak kopergebrek was. Eerst in 1933 toonde Dr. Brandenburg dit aan. Nu het kopersulfaat niet meer te krijgen is, heeft men een vervangingsmiddel gevonden in het koperslakken- bloem. Daar dit weinig koper bevat (slechts 1 pet.) is hiervan een betrekkelijk groote hoeveelheid noodig. Bij gering kopergebrek 3 baal, bij grooter gebrek 500 kg. Deze hoeveelheden bevatten maar 35 kg. koper, ter wijl men bij een gewone kopersulfaat-toediening wel 5 maal zooveel koper gaf. Oorzaak van de goede wer king van het koperslakkenbloem zal wel zijn, dat het zeer fgn verdeeld is en dat een hoeveelheid van 500 kg. zich beter over den akker laat verdeelen dan 50 kg. kopersulfaat. In Duitschland heeft men het middel al enkele jaren met goed resultaat toegepast en ook in ons land genomen proeven hadden succes. De aan wezigheid van zink en lood in koperslakkenbloem heeft, naar tot heden bekend is, geen schadelijke gevolgen. Niet alleen de granen, maar ook andere gewassen kunnen lrjden aan kopergebrek. Men bestede ook eens zijn aandacht aan 't grasland. Meermalen zal een koper bemesting de opbrengst kunnen verhoogen en likzucht ■of teeuwsigheid bij het vee kunnen voorkomen ot ge nezen. In 1935 ontdekte prof. Sjollema dat likzucht veroorzaakt werd door een kopertekort in het bloed der aangetaste dieren. 2e. Mangaangebrek. De z.g. veenkoloniale haverziekte die ontstaan zou, naar men vroeger meende, door een basische reactie van den grond is gebleken te ontstaan door gebrek aan mangaan. Jaren geleden, pl.m. 1906, werd door Hudig en Sjollema als geneesmiddel aanbevolen het toedienen van 50 100 kg. mangaansulfaat. Dit middel werkte goed. of schoon men de oorzaak der ziekte bleef toeschrijven aan de alcalische reactie van den grond. De onder zoekingen van Dr. Mes en Dr. Brandenburg in '31 en '32 toonden aan als feitelijke oorzaak: mangaangebrek. De verschijnselen der ziekte zijn bij haver wel het duidelijkst. De bladeren verdorren en knikken, terwijl de bladpunt het langst groen blijft. Bij de nerven kan de groene kleur ook nog behouden blijven, terwijl daar- tusschen het blad geel wordt, dus een streperig aan zien krijgt. Dit is ook het geval bij mangaangebrek bij bieten. Langs de nerven blijft de groene kleur, terwijl het andere bladmoes geelgroen wordt. Ook aardappel loof wordt bleek bij het optreden van mangaangebrek. Toedienen van mangaansulfaat - ook als overbemes ting is het geneesmiddel. 3e. Boriumgebrek: Verschillende ziekten, als het ster ven van de groeipunten bij de tabak, hartrot bij bieten, het optreden van bruin in de koolrapen, enz., schreef men eertijds toe aan diverse schimmels. Dr Mes en Dr. Brandenburg e.a. hebben aangetoond, dat genoemde ziekten veroorzaakt werden door boriumgebrek Toen men nog do natuurlijke chilisalpeter gebruikte, trad de ziekte niet ot in geringe mate op daar deze chili een kleine hoeveelheid borium bevat. Nu de chili ver vangen is door andere stikstofmeststoffen, die geen borium bevatten, is de kans op het optreden van boriumgebrek grooter geworden. Vreest men dus boriumgebrek of heeft men dit reeds geconstateerd, dan kan men het euvel bestrijden door een 20 kg. borax per h.a. toe te dienen.. Ook 100 kg. Bibor, dat borium bevat, kan goede resultaten opleveren. Koolrapen schijnen nog gevoeliger voor boriumgebrek te zijn dan bieten. Heeft men borax toegediend aan bieten of koolrapen, dan verbouwe men daarna op hetzelfde perceel het volgende jaar geen boonen, daar dit gewas zeer ge voelig is voor borium en zware schade daardoor kan optreden. 4e. Magnesiumgebrek. De ziekten, optredend door mag nesiumgebrek, mefende men vroeger te moeten toe schrijven aan een zure reactie van den grond. Zoo ontstond de naam „zure ziekte" of Hooghalensche ziekte. De verschijnselen zijn voor een belangrijk deel terug te brengen tot magnesiumgebrek. De ziekte is bij de granen wel het duidelijkst waar te nemen. We denken aan het „getijgerde" blad van haver en tarwe, en aan het schroefvormig oprollen en stijf uitstaan der bladeren van de rogge. Maar ook de andere gewassen kunnen lijden aan magnesiumgebrek. Te genezen of te voorkomen door toediening van magnesiumbevat- tende meststoffen als patentkali, dolomiet-mergel, Silica-kalk, magnesium-sulfaat e.d. Denkt er eens aan de kalibemesting zoo nu en dan eens geheel of gedeeltelijk te geven als patentkali, ook op grasland. Moet men kalken, gebruikt dan magne- siumhoudende kalkmeststoffen. Dit zal magn.gebrek kunnen voorkomen en men komt voordeeliger uit dan dat men extra-magnesiumsulfaat moet strooien. Aan deze magnesium-kwestie mogen we wel eens goed onze aandacht besteden, daar de laatste jaren gebleken is, dat vele gronden, vooral onze zandgronden, in meer of mindere mate lijden aan magnesiumgebrek. Tot slot willen we er nog op wijzen, dat door een doelmatige grondbewerking, het behouden blijven van een goede structuur en een welig bacterie-leven in den grond (vooral ook door voldoende organische bemes ting) de voorwaarden worden geschapen, waaronder de plant een sterk en uitgebreid wortelstel kan ont wikkelen. Deze goede eigenschappen van grond en plant zullen op de voeding en ontwikkeling der gewassen in het algemeen een goeden invloed uitoefenen Maar ook zul len de aanwezige hoeveelheden koper, mangaan, borium, magnesium, enz. meer in omloop gebracht worden en beter opgenomen kunnen worden. In Zeeland zijn proeven genomen ter bestriding van thrips in vlas. Deze proeven bestonden uit 4 series. De volgende objecten werden aangelegd, alles in en kelvoud: SERIE I. (Derris-serie met stuifderris). 1 Onbehandeld. 2. Derris 1 15 kg/ha per Keer 3. 1 25 4. 1 40 5. L 50 6- 20 7. li 40 8. li 60 SERIE II (Nicotine serie). 9 Onbehandeld. 10. Nicotine 0.15 1000 l./ha per keer 11. 0.20 12. 0.25 n SERIE IH. (Tijd van aanwending van Derris). 13. Onbehandeld. 14. Derris 14 60 kg/ha per keer s morgens 15. s middags 16. s avonds SERIE IV. (Nieuwe middelen). 17. Onbehandeld. 18. Denis stuif 1 40 kg/ha per keei 19. Derris sproei 6 1000 l./ha 20. Nicotine 0.2 r» H 21. Nicopren 0.2 22. Sinaphit stuif 30 kg/ha 23. Vinicoll sproei 0.2 1000 l./ha 24. Onbehandeld. 25. Paraxaari 0.2 »i t. >t tt 26. Duplinal stuif 30 kg/ha 27. Pyrethrox stuif 0.2 50 28. 0.4 30 29. sproei 0.8 1000 l. 1: 5000 nv'cthrine per ha per keer. 30. Insectol, 50 2 sproei; 1000 l./ha per keer 31. 100 1 32. 5 Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Haver, met wikken voor groenbemesting. Ras: Concurrent. Grootte dei veldjes: 0.41 are. Bemesting: 200 kg. K40 en 200 kg. kas. Gezaaid: 9 April. De opkomst was, door het droge weer, zeei tiaag en ongelijkmatig28 April stond een klein gedeelte boven, doch pas 17 Mei kwam het meeste Doven Vlak na de eerste opkomst was er reeds aantasting van Thrips te bespeuren. Het geheele proefveld werd 6 keer met de verschillende middelen behandeld, n.l. op 12, 16, 20, 23 Mei en 2 en 17 Juni. De Noordzijde van het proefveld werd het sterkst door Thrips aangetast; aan deze zijde lagen de eerste d'rie serie's, terwijl aan de Zuidzijde serie IV lag, welke het minst van de Thrips te lijden had; serie I bad daar entegen het meest te lijden. In het begin leek het effect van de bespuitingen niet groot te zijn, doch einde Mei-begin Juni werden de verschillen zeer duidelijk zichtbaar De eerste drie serie's waren het mooist; de vierde serie was door de geringere aantasting minder scherp. De Derris- veldjes staken weer zeer gunstig af. 15 Juni werd een cijfer gegeven voor de Thripsbescha- diging. waarbij 10 beteekent: geen schade. De cijfers waren als volgt: Serie I Serie n Serie m Serie IV 1. 2 9. 2 13. 4 17. 2 2. 4 10. 6 14. 9 18. 8 3. 7 11. 7 15. 8 19. 8 4. 8 12. 7 16. 9 20. 6 5. 8 21. 5 6. 6 22. 4 7. 8 23. 5 8. 9 24. 3 25. 6 26 S 27 5 28 4 29 6 .40. 5 41. 5 32. 6 Door den regen, die half Juni viel, begon hei vlas

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 9