Opbrengst van platglas- komkommers Luis in de kropsla Kruisbessenmee] dauw VRIJDAG 28 MEI 1948 DE LANDST Gewestelijk groote verschillen Het belang van een goede vruchtwisseling Dit zijn natuurlijk gemiddelde cij fers. Daarmee is niet gezegd, dat één of andere kweeker, die extra zorg aan zijn gewas besteedt, er niet stukken boven uit kan komen. Integendeel, er zullen ook te Ber- «el wel vele in het vak doorknede komkommerkweekers zijn, die met trots op een prachtig opbrengst- cijfer kunnen wijzen, maar in het algemeen zgn in deze oude centra de resultaten toch zoo slecht, dat de liefhebberij er zachtjesaan uit gaat. Te Berkel besteedt men niet meer de noodige zorg aan deze teelt, omdat het resultaat van jaar tot jaar achteruit ging. Vele oude tuinders hebben de cultuur als niet meer loonend opgegeven en den ken vol weemoed aan den tijd, toen ze nog volop „rijenpalen" teelden, bakkomkommers van bijzondere lengte, die thuishoorden in de sor teering Dubbel A. Ook te Loos duinen gaat de komkommerteelt achteruit. Te Delft en Pijnacker is de cultuur nog tamelijk gezond. Toegegeven moet worden, dat op- brengstcijfers uiteraard moeilijk vergelijkbaar zijn, zoolang men niet beschikt over door nauwkeu rige weging verkregen gegevens. Men is te Berkel trots op zijn „hei-# palen", maar in het Noorden teelt men geen komkommers van deze lengte en het is per slot van reke ning niet het aantal, maar het ge wicht, dat een juist beeld geeft van den oogst. De met het onderzoek naar de productiekosten belaste ambtenaren van den Tuinbouw- voorlichtingsdienst. aan wie wij deze cijfers danken, zijn dan ook voornemens in het komende seizoen in de vergeleken centra zelf een aan. tal komkommers te gaan wegen. Eerst dan kan uit het cijfermate riaal een definitieve conclusie wor den getrokken. Toch is ook zonder dat al duidelijk, dat er groot verschil in opbrengst is en dit moet, behalve aan het formaat der komkommers en aan de grootere zorg. die men in het Noorden wellicht aan het product wijdt, vooral worden toegeschreven aan Uit een bedrijfstechnisch onder zoek, dat sedert enkele jaren wordt verricht, is gebleken, dat er een opmerkelijk verschil ts tusschen de opbrengstcijfers van de komkommerteelt in de eene streek en in de andere. Zoo oogst men te Berkel ge middeld slechts 15 komkom mers per een-ruiterterwijl men in een jong tuin gebouw gebied als Hoogezand en Sappemeer het tot gemiddeld 80 komkom- 7ners per eenruiter weet te brengenja, zelfs wel eens 50 vruchten oogst per raam. In de meeste oude komkommercentra is de opbrengst matig. Loosdm- nen heeft gemiddeld 16 kom kommers per raam, Delft en Pijnacker daarentegen brengen het nog tot 20 stuks. de betere vruchtivisseling, die men in Groningen toepast. Daar komt men n.l. slechts één keer in de drie of vier jaar met kom kommers op een bepaald stuk grond terug. In de oude centra placht men echter om het jaar te wisselen, met het gevolg, dat de komkommers meer last hebben van bodemziekten en vruchtvuur, en vermoedelijk heelemaal wat minder wasdom vertoonen. De met dit onderzoek belaste af- deeling van den Rijkstuinbouwvoor- lichtingsdienst is thans 2% jaar met bedrijfseconomische kwesties als deze aan den gang. Men stelt er -:ch op het standpunt, dat van het door de kweekers vrijwillig ter beschikking gestelde materiaal slechts een zeer discreet gebruik mag worden gemaakt. Van de ver strekte cijfers wordt niets in de groote pers gepubliceerd, omdat daarmede kwesties worden aange roerd, die van ingrijpend belang zijn voor het geheele bedrijf. Alleen wanneer de cijfers algemeene con clusies rechtvaardigen, kan het in het belang van den tuinbouw zijn, aan deze conclusies ruchtbaarheid te geven. Dit nu is het geval ten aanzien van de bakkomkommers. Dat daarnaast de bedrijfskosten verschillend zijn, dat men daar in het Noorden op lager vaste lasten zit, maar minder uit zijn arbeids krachten haalt, dan in het West- land, dat in het Noorden meer stroo en broei mest voorhanden is, maar dat men er aan den anderen kant ook meer broeimest noodig heeft, in verband met het latere voorjaar en het ietwat koudere klim^tt, dat zijn alle belangwekkende details, maar het belangrijkte is toch de invloed van de vruchtwisseling. Hoogezand-Sappemeer is een jong centrum, waar men meer aandacht wijdt aan de ziektebestrijding, om dat men moet concurreeren tegen het oude, in de komkommerteelt ervaren Westland. Zijn voorsprong dankt dit centrum aan zijn fris- schere gronden, die van zoo grooten invloed zijn, dat het gewas er krachtiger groeit, waardoor zelfs een sterkere snoei noodzakelijk is. Het kalken der ramen en het begieten der bakkomkommers. (Foto: C. N. F.) Nalatigheid bij de bestrijding? In het tuinbouwoverzicht van de editie Zuid-Hol land lazen wij, dat de luizenplaag in de kropsla dit jaar algemeen is. U en uw buurman zijn dus niet de eenigen, die er last van hebben. Aanvankelijk leek het dat de kwaal zich beperkte tot de kassla, maar nu blijkt ook de buitensla te zijn aangetast. Van alle kanten komen de klachten en niet in de laatste plaats komen zij van den kant van den consument, die blaadje voor blaadje moet afspoelen, alvorens hij onze sla kan gebruiken. Hiertegen komt onze tuinders-eer in verzet; wjj willen graag een goed product afleveren en vragen ong af of wellicht nalatigheid bij de be strijding van de luis deze hinderlijke parasiet zulk een ruime speling heeft gegeven. In kassen en warenhuizen heeft de sla reeds ui Maart sterk van de luizen geleden. Bij de vroege voorjaarssla, geteelt uit de slaweeuwen van dén vorigen herfst, kwam het insect slechts enkele weken later voor den dag. Het product leed er sterk onder; de kroppen ble ven achter in groei en werden bleeker van kleur en de prijs ter veiling daalde voor de aangetaste partijtjes niet onbelangrijk. De bestrijding van de slaluis is, als de sla al flink aan het kroppen is, niet meer uitvoerbaar; de luizen zitten tusschen de bladeren van de krop, practisch onbereik baar dUs en veilig, zelfs bij de hevigste plasregens. Hieruit volgt, dat men den strijd tegen het dier vroeger zal moeten beginnen. Gaan we dus na, welke zwakke plekken er in het leven van de luizen zijn. Overwintering op bes De eerste zwakke plek is de winter: dan overwintert de luis in den vorm van goed tegen weersinvloeden gepantserde eieren op het hout van bessenstruiken. In het Westland, het sialand bij uitnemendheid, hebben de meeste kweekers in hun tuin een paar losse bes senstruiken staan, zoo voor eigen gebruik, en dus, zoo denkt men vaak, nauwelijks de moeite waard om ze te bespuiten. Bespuiting van de bessenstruiken in den tuin van den slateier is echter absoluut noodig. Van hieruit verspreiden zich immers de sla- luizen over het gewas. Ook het volwassen beest overwintert soms. Het kan dat doen, omdat de warme kassen een veilige schuil plaats bieden, waar ze gezellig den winter doorbren gen, af en toe eens proviandeerend tusschen d° nog in de kas aanwezige gewassen of onkruiden. Het is wel waar, dat men aan het onderhoud van de kassen buitengewone zorg besteedt, De kas- ruimte wordt ontsmet, de grond met stoom behandeld of doorgespoeld ter bestrijding van schimmels en onge dierte. De kweekers doen hun uiterste best, maar bij het uitzwavelen van de kas mogen zij het niet laten. Hoe vaak gebeurt het niet, dat men in de prachtig met zwavel, calcid of formaline gezuiverde kas terugkeert met planten, die in een afzonderlijk trekkasje zijn op getrokken. Dikwijls wordt dan bij het uitplanten van EDERT het begin van deze eeuw is de Ki uisbessen- meeldauw in Europa inheemsch. De ziekte werd om streeks het einde van de 19e eeuw met jong plant goed en stekmateriaal uit Amerika geïmporteerd en vormt thans een groot gevaar voor de kruisbessen- teelt, vooral in jaren zooals deze, nu de bestrijdings middelen, welke na veel proefnemingen zijn gevonden, beginnen te ontbreken. Omstreeks 1900 werd de kruisbessenmeeldauw voor het eerst gesignaleerd in Ierland. Het duurde tot 1907 voor professor dr. J. Ritzema Bos de ziekte waarnam in de omgeving van Rhenen en Amerongen. Twee jaar later was er in ons land geen plekje meer, dat *niet door kruisbessenmeeldauw werd bedreigd. Het is een eigenaardige ziekte, deze meeldauw; de schimmel leeft niet in, maar op de plant. Met een soort zuignapje doorboort hij de wanden der cellen, waarvan de inhoud dan wordt opgezogen. Aanstonds na het uitloopen der knoppen treedt de schimmel op: de planten zien er dan uit of ze met meel bestoven zijn. Het zijn de jonge plantendeelen, die worden aan getast. De volgroeide blaren en stengels hebben geen last, vermoedelijk, omdat de wanden der cellen op deze deelen zoo stevig zijn, dat de meeldauw er met zijn zuignapjes niet meer doorheen kan komen. Het witte poeder, dat de aangetaste deelen overdekt, bestaat uit zoogenaamde knopcellen, fijne stofjes, die in staat zijn tot volledige meeldauwschimmels uit te groeien, waar ze maar terecht komen. Meestal is het niet de wind, die ze van de eene plant naar de andere overbrengt, maar de mensch. Ook vogels en insecten dragen er toe bij. Ongeveer twee weken na de eerste aantasting houdt de vorming van deze knopcellen op. In plaats daarvan worden sporendoosjes gevormd, waarin de sporen tot het volgende voorjaar kunnen overwinteren, gedeelte lijk op den grond en voor de rest op de aangetaste scheuten. De sporendoosjes zijn zichtbaar als zwarte puntjes; de melige aanslag verandert dientengevolge in een donkerbruin loszittend vliesje. De aantasting richt de jonge loten volkomen ten gronde. In hun plaats worden zomerscheuten gevormd, soms zelfs uit slapende oogen in het hart van de plant. De struiken krijgen dientengevolge een voor den kenner duidelijk te herkennen vorm: ze zien er dicht en bezemig uit. De bestrijdingswijze De gunstigste resultaten zjjn tot dusver bereikt met de zoogenaamde alcalische Boergondische pap. Daar mee is practisch na één bespuiting de oogst in veilig heid en een sterke aantasting onmogelijk geworden. De bespuiting met deze pap heeft plaats in de eerste helft van Mei. Alle jonge deelen, die met een dun vliesje van deze kopersoda-verbinding overtrokken z\jn, blijven onaangetast en later in het jaar krijgt de meeldauw geen kans meer om ernstige schade aan te richten. Ook met sodazeep-oplossing ls wat te bereiken, maar deze beide spuitmiddelen zijn thans practisch niet meer te verkrijgen, zoodat men naar een andere bestrijdingswijze zal moeten omzien. Aanbevolen wordt een drie maal herhaalde zomerbespuiting met zwa- velkalk of formaline. Nog afgezien van het feit, dat de gele kruisbes-variëteiten gevoelig zijn voor zwavel, zijn ook deze middelen moeilijk te verkrijgen, zoodat men tenslotte aangewezen is op een bestrijding door hygiënische maatregelen. Als zoodanig zouden we willen noemen: 1. een gezonde, luchtige standplaats. Behoorlijke ruimte tusschen de planten en geen halfschaduw. 2e. Bestrijding van het onkruid, zoodat behoorlijke luchtcirculatie onder de struiken mogelijk is. 3e. Niet te veel stikstof geven; kali en fosforzuur daarentegen in ruime mate. Dit versnelt de rijping der jonge scheuten, zoodat de vetbare periode wordt verkort. 4e. In den herfst wordt de grond onder de struiken zoo diep mogelyk omgespit. De afgevallen vruchten en bladeren met hun overwinterende sporendoosjes jcomen dan diep onder de aarde en kunnen in het voorjaar geen meeldauw veroorzaken. Be. Over den grond slepende takken worden wegge nomen, ook met het oog op de vermindering van

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 6