en de Landbouwscholen De Landstand ZEELAND WÊÈÊË Officieel orgaan van den Nederlandschen Landstand 6^ '2de Jaargang No. 23 Vrijdag 11 Juni 1913 Verantwoordelijk voor den inhoudDe Boerenleider. Als erfenis van de vroegere landbouworganisaties verwierf de Landstand verschillende land bouwscholen. Dit waren Roomsch- Katholieke scholen. Christelijke scholen en z.g. neutrale scholen. Velen die het goed met den Land stand meenden trokken een zeer bezorgd gezicjrt omdat zij dachten dat het zoo moeilijk voor ons zou zijn om deze erfenis te aanvaarden en te verwerken. Het onderwijs is nu eenmaal een teere zaak in ons Nederlandsche volk. Dat geldt vooral van het Christelijke onderwijs eü het Roomsch-Katholieke onderwijs. Een tachtigjarige strijd voor de- vrijheid van het onderwijs is in Nederland gestreden. Een halve eeuw lang is de poli tiek er door beheerscht. Dat is geen bewijs van verdeeldheid van ons volk maar het is nu een maal zoo dat de scherpte der geesten in de Nederlanden zich sterk uit. In de negentiende eeuw is de principieels strijd tegen de begin selen der Fransche revolutie hier het meest scherp en zuiver gesteld. In de zeventiende eeuw, tijdens de reformatie, heeft het Calvinis me in Nederland zijn stempel op ons volksleven gedrukt. Ook toen was het hier dat de geesten het scherpst botsten. Ook in den nieu wen tijd zal blijken dat in Neder land de opbouw van Europa, in volkschen zin, zeer scherp en hel der is doordacht. Dat het onder wijs en de opvoeding der jeugd daarom een teere zaak is ligt nu eenmaal in den aard van ons volksleven besloten. De weg dien de Landstand koerst inzake het landbouwonderwijs is klaar en eenvoudig. Een vaste doelbewuste koers volgen wij, welke gedragen wordt door on zen boerengeest. Daarom laten wij ons niet van de kook brengen inzake de kwestie van het land bouwonderwijs. Ook niet als het er om gaat of dat onderwijs Christelijk, Roomsch-Katholiek, neutraal of algemeen nationaal zal zijn. Wij willen niet vervallen in theo logische dogmatische spitsvon digheden, evenmin zullen wij ons laten leiden door stroomingen die voor Mei 1940 in Nederland heb ben gegolden. Wij bezien het on derwijs vanuit onzen alouden en nieuwen boerengee3t. Zoo gezien is het inderdaad een voudig. Vroeger werden de boerenzoons opgeleid op het bedrijf van hun vader. Sommigen ervan gingen dan eens enkele jaren bij een anderen boer in de leer en daarmede was hun opvoéding als boer voltooid. Door de technische ontwikkeling en den wetenschappelijken voor uitgang van den landbouw en vooral door de meer intensieve bedrijfsmethodes bleek het noo- dig te zijn dat de boerenjongens meer en beter werden geschoold. Iedere boer kon dat op zijn eigen bedrijf niet bereiken. Vandaar dat verschillende boeren bij el kaar kwamen en gezamenlijk landbouwscholen oprichtten. Deze landbouwscholen zijn dan ook verlengstukken van het boeren bedrijf. Het is een stuk gezond boerenvolksleven, het is een on derdeel van den souvereinen le venskring van vrije boeren. Deze levenskring, die zijn recht ont leent rechtstreeks aan den Schep per, moet door de overheid wor den beschermd en geleid, maar wee de overheid die trachten zal, door staatsabsolutisme, den volk schen levenskring te overheer- schen. Dan zal instinctief de ge zonde boerengeest zich verzetten. Elke dictatoriale overheid die buiten het volk om van boven af onzen volkschen levenskring zal willen onderdrukken, of die over heid nu katholiek, gereformeerd, liberaal of z.g. nationaal-socialis- tisch is, zal uiteindelijk worden weggevaagd door het gezonde instinct van ons Nederlandsche volk. De opbouw der souvereine volksche levenskringen en daar door het scheppen van een ge zonde verhouding tusschen over heid en volk, tusschen gezag en vrijheid, is een der grootste en schoonste opgaven ten aanzien waarvan ons Nederlandsche volk een historische roeping heeft te vervullen in het nieuwe Europa. Door deze gedachte wordt onze houding tegenover het landbouw Hooityd). (Fotoi H, Heukels), onderwijs bepaald. De Landstand heeft dus tot taak deze scholen te beschermen en te behoeden. De Landstand zelf is geen staats instelling maar een levenskring die zijn vorm heeft op grond van artikel 152 van de Nederlandsche Grondwet. Deze levenskring heeft dus de beschermer te zijn van zijn eigen landbouwscholen. De ouders en zij alleen zullen de geestelijke richtlijnen van dit on derwijs bepalen. De overheid heeft zeer zeker een leidende toe ziende taak. Richtlijnen van de overheid zullen niet als dwang worden gevoeld, zoolang de over heid het recht der volksche le venskringen principieel erkent en eerbiedigt. Een sterk zelfbewust volk moet geleid worden door een sterke met hoogere drift bezielde overheid. Dan zal er een gezonde wisselwerking zijn. Staatsabsolu tisme wijzen wij af en volkssou- vereiniteit evenzeer, omdat beide de vrucht zijn van denzelfden antl-goddelijken geest. Politieke slimmelingen zullen nu allicht vragen: „Maar zal de Landstand dan Roomsch-Katho liek, Calvinistisch en neutraal te gelijk zijn?" Op dergelijke vragen uit den li beralen tijd geven wij geen ant woord omdat deze vraag zelf uit een verkeerde wereld stamt. Der gelijke vragen waren van pas in den liberalen tijd, toen het indivi dualisme hoogtij vierde,en het al gemeen kiesrecht de staatkundi ge richting bepaalde. In den tijd van den organischen opbouw, waarin het recht der levenskrin gen tot gelding komt, liggen de verhoudingen geheel anders zoo dat een dergelijke vraag dan niet meer op haar plaats is. Nu de Roomsch-Katholieke scholen,wel ke eertijds verbonden waren aan de Roomsch-Katholieke Boeren- en Tuindersbonden, aan den Land stand behooren en de scholen van den Christelijken Boeren- en Tuindersbond, thans in den Land stand opgelost, evenzoo, nu heb ben wij inderdaad de zorg en de heilige roeping om dat onderwijs te behoeden. Wij hebben getracht om het Katholieke onderwijs in den zelfden geest als voorheen te doen voortleven in een stichting. De Katholieke geestelijkheid heeft dat niet gewild. Waarom &e geestelijkheid dat niet wil dat

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1