TEELT
KOOLRAPEN
Oud hout op
cle
van
6
In dezen tijd zitten wij mid
den in den zaai- en planttijd
deikoolrapen, hetgeen aan
leiding is, deze kuituur eens
nader te bezien.
Te meer aanleiding vinden ivf]
hiertoe, omdat in 19Jf2 nog al
wat koolrapen zijn afgekeurd.
Den boeren die consumptie
koolrapen verbouwden, was
het verboden, deze als veevoe
der 'e verkoopen. Bij afleve
ring van de boerderij werden
de knollen gekeurd. Niet al
leen hierbij werden soms
koorapen afgekeurd, maar een
enkele maal geschiedde dit
nog na de aflevering. Hoe la
ter in het voorjaar het ge
schiedde, des te ernstiger was
het voor de betrokkenen.
Daarom meenden wij goed te
doen, hier nog even de teelt-
zorgen voor dit gewas uiteen
te zetten, opdat zoo weinig
mogelijk voor de voedselvoor
ziening verloren ga.
fn do zandstreken werden vroeger veel
koolrapen voor Veevoeder verbouwd.
Gelijk bekend, kwamen later de man-
felwortels en voederbleten hiervoor in
Je plaats. Weliswaar stelden deze veel
hoogere elschen aan den grond, doch
floor het grootere gebruik van kunst
mest en een oordeelkundige bodembe-
nerking werden deze bezwaren over
wonnen.
Geen wonder dus, dat het met kool
rapen bebouwde oppervlak geregeld
minderde. Van 1928 tot 1937 bedroeg dit
gemiddeld nog 11000 ha., In 1933 was
dit gedaald tot 2807 ha., waarvan 2318
ha. alleen op zandgrond. Deze terug
gang Is ten deele toe te schrijven aan
de mindere opbrengst In verhouding
met voederbieten.
In de laatste jaren komt de koolraap
echter weer sterker naar voren en daar
eUn verschillende redenen voor. Zoo kan
de veehouder, als l»y er holle plekken
mee aanvult in zijn bietenveld (bieten
rijn moellUk te verplanten), meer af
wisseling brengen In het voederrant-
roen voor het vee in den winter. Daar-
I>U komt nog, dat koolrapen by voor
keur niet vroeg geteeld worden, ja,
sommigen telen niet alleen vooraf any-
rogge of vroege aardappelen, maar
planten nog met goed gevolg in den
stoppel der vroege graansoorten.
Maar de grootste stimulans voor de
teelt in dezen tyd ls wel de consumptie-
waarde van de koolraap. Vooral In den
winter, als er maar weinig versche
groente Is, kan de koolraap een sma
kelijke afwisseling In het menu bren
gen. Eigenlijk is de plant hiermede van
landbouw, tot tuinbouwgewas gepromo
veerd. Dit leidde er echter toe, dat aan
den knol bepaalde elschen werden ge
steld. Een te vellen koolraap moet min
stens kg. wegen, regelmatig van
vorm zyn en geelvleezig, geen blad en
een korten, fynen hals bezitten. Verder
geen inwendige gebreken, b.v. bruin, en
een goed gehalte.'
Als aan deze elschen wordt voldaan,
heeft men een verkoopbaar product.
Veel wordt tegenwoordig voor export
geteeld. De prüs, die zoo tegen de 45
per 1000 kg. loopt, is aanmerkeiyk
beter dan die voor suikerbieten en zoo
zien wij in Friesland en Groningen,
maar ook in andere streken de teelt
zich sterk uitbreiden.
DE SOORTENKEUS.
De twee voornaamste rassen zyn Was
senaars Friesche e~ Borns Friesche
koolraap. De laatste is een selectie uit
een Friesch landras. De beide soorten
doen weinig voor elkaar onder, alleen
voor export is Borns Friesche de beste.
Ook de Wilhelmsburger ls bekend, de
Witte van Aublgny voldoet daarentegen
minder goed.
Koolrapen worden op alle grondsoorten
geteeld. Men moet echter er rekening
mee houden, dat de koolraap een kali-
vreter is. De kali geven wy liever niet
in den vorm van stalmest, omdat daar
door vretery van maden ontstaat. De
kunstmest kan men kort voor de plan
ting uitstrooien.
Gebrek aan kali uit zich In een lang
gerekte!» vorm van den knol, die daar
door sterk aan handelswaarde inboet.
Ook de aantasting door bacterlerot
wordt er door bevorderd, waardoor de
knol verandert in een siymerige stin
kende massa. Tenslotte wordt ook de
vatbaarheid voor meeldauw door kali-
gebrek sterk verhoogd.
De hoeveelheden kunstmest zyn overi
gens geiyk aan die voor koolgewassen.
W. G.
Het enten van hulpstammen mder half vermolmden boom.
Jonge Iot«n, die zich aan deze stammetjes ontwikkelen,
neme men weg in den winter, nadat de vergroeiing tot
stand gekomen is. (Foto: Archief).
Merk t ra a rtlige m eth od(
Voor den fruitkweker die in
zijn vak opgaat, is in de boom
gaard of fruittuin telkens wat
bijzonders te zien. Hier treft
hij een boom aan, die ondanks
alle aangewende middelen, wei
nig groei vertoont en al maar
rijk draagt, ginds een klokgaaf
exemplaar, dat altijd groeit,
maar nooit of slechts zelden
vruchten voortbrengt. Dit is
ook op te merken in volgens
de eisen aangelegde beplan
tingen; hoeveel te meer valt
er dus waar te nemen in de
oudere boomgaarden, welke
destyds met minder zorg en
kennis zijn aangeplant. En als
dan de latere onderhoudszor-
gen ook nog te wensen heb
ben overgelaten, zodat b.v.
door het in de boomgaard
grazende vee, door de vorst of
door zonnebrand de bast over
een groot deel van de stam is
afgestorven, dan kunnen we
soms voor lastig op te lossen
vraagstukken geplaatst wor
den. Want wanneer door de
jarenlange ontschorsing der
stam het blootgekomen en
steeds verder naar binnen af
stervende hout tot verrotting
of vermolming és over gegaan
en de boom ons geregeld nog
een bevredigende oogst levert,
dan vragen we ons si: Hoe
houden we zo'n oude boom nog
zo lang mogelijk in stand?
Worteldikte en krop
Deze groente, die des winters op de markt komt,
is van groote beteekenis en geniet een steeds toene
mende belangstelling. Voor den kweeker is het daarom
van belang, zich die rassen te verschaffen, welke het
meest geschikt zyn om te forceeren.
In ieder geval moet de kweeker er zich van overtuigen
hoe groot het percentage goede en slechte kroppen
is, dat door een bepaald ras bij het trekken wordt
geleverd. Ondanks het forceeren zijn de wortels toch
voor de zaadteelt te gebruiken. Er kan door het
uitzoeken en het zaadwinnen van die wortels, die de
beste krop geven, witlof verkregen worden, dat beter
geschikt is voor het trekken.
In het belang van de witlofteelt mag van deze methode,
ondanks de geringere zaadopbrengst, niet worden
afgezien.
Tegelijkertijd bezitten we in het selecteeren van de
wortels, direct na het rooien op het veld, een goede
mogelijkheid om de geschiktheid voor het trekken
van het witlof te verbeteren.
Meting van wortel en lof
J3ij proeven werd de grootte van den wortel in de
krop gemeten om vast te stellen, welke maat zich
het beste leent voor het trekken. In de praktijk wordt,
bij het inkuilen van wortels, die te lang zijn, eenvoudig
een stuk afgebroken.
Ondanks dat leveren zulke wortels toch een heele
krop. In de eerste plaats schijnt de worteldikte van
beteekenis te zijn. Daarom werd van alle wortels uit
één trek de worteldikte en de kropdikte gemeten.
Verder werden wortels vergeleken, die op verschil
lende gronden gegroeid waren, n.l. zandgrond en
veengrond.
Uit de metingen bleek, dat er een belangrijk verband
bestond tusschen de worteldikte en de kropdikte. Brj
grootere worteldikte nam ook de kropdikte toe. Die
toename werd echter steeds geringer en vanaf een
bepaalde worteldikte werd geen toename van de
kropdikte meer verkregen.
Van beide grondsoorten is deze tendens, zooals ver
wacht kon worden, dezelfde. Men kan dus bij het
rooien van de wortels de selectie daarop richten, dat
men zooveel mogelijk wortels van eenzelfde dikte
bestemt voor het trekken. De zwakke, dunne wortels,
maar ook de te dikke worden uitgeschakeld.
Een ander nadeel van sommige witlofrassen ls, dat
er een aantal wortels in voorkomen, die bij het trek
ken niet één, maar meerdere natuurlijk zeer dunne
kropjes van slechte kwaliteit leveren.
Wortels met meer dan één krop
Ook bij deze wortels werd de dikte gemeten om te
zien of dit verschijnsel aan een bepaalde worteldikte
gebonden was. De wortels werden daartoe in groepen
van bepaalde dikte verdeeld en het percentage wor
tels met meerdere kroppen berekend. Deze metingen
werden slechts in één jaar gedaan, maar zijn zoo
interessant, dat ze hier toch vermeld worden.
Het aantal wortels met meerdere kroppen bedroeg
by een
worteldikte in cm.
2.7 3.4
3.5 3.8
3.9 4.2
4.3 4.7
4.8 5.1
5.2 6.5
boven 6.5
in
7.0
3.7
11.5
27.7
21.7
59.7
100.0
We zien met een toenemende worteldikte ook een
toeneming van het percentage wortels met meerdere