Het oogsten van KOOLZAAD Zomersnoei voor jonge boomen noodzakelijk V o nkj es 8 Het werk van den fruitteler in deze week Wanneer vruchtboomen pas geplant z\jn, is de groei gewoonlijk gering. In de daarop volgende jaren kooit er, voordat ztf tot vruchtbaarheid zijn gekomen, een periode van krach, tigen groei. V-Winters treedt de fruitteler dan regelend op. Door de boomen sterk in te korten en de in verkeerde richting groeiende takken weg te nemen tracht hjj den bodem een bepaalden vorm te geven. Met den wintersnoei alleen kan men er komen, maar het verdient toch ten zeerste aanbeveling om ook des zomers te snoeien, wanneer de boo_ men zich in de periode van vormen bevinden. In de eerste plaats dunt men de kroon wat uit. Er zijn gewoonlyk vele jonge scheu ten gegroeid, welige overbodig zijn en de ontwikkeling van de boomen slechts belemmeren. In de tweede plaats breekt men die scheuten weg, welke ontstaan zijn tengevolge van het inkorten van de gesteltakken in den afge- loopen winter en nu in een verkeerde richting groeien. Dit behoeft geen nauwkeurige snoei te zijn; het is slechts een vlug uitbreken van die scheuten waarvan men zeker is, dat zij in den komenden winter zullen worden verwijderd. Het resultaat van den zomersnoei zal zijn een krachtiger ontwikke. ling van de overgebleven scheuten, het ontstaan van sterkere knoppen en het gemakkelijker snoeien in den winter. Het moet een arbeid zyn, welken geen fruitteler, die enkele jaren oude vruchtboomen heeft staan, overslaat. Deze zomersnoei is het meest effec tief bij appels en peren. Inspuitingen van ontroomde melk van goede melkkoeien geven volgens de proeven van H. van SamsonHim- meltjerna bij koeien, die weinig melk geven, een flinke ontwikkeling van den uier. witte en roode kool te planten, die men later wil bewaren. Het aantal hoenders is sedert 1940 met bijna 90 procent afgenomen en bedraagt nu nog ongeveer 3.7 millioen. Versche, jonge heide heeft, globaal ge nomen, een voedingswaarde, die gelijk is aan de helft van goed weidegras. Weest op uw hoede voor de aardappel ziekte Phy tophthora infestans) en zorgt, dat de sproeimiddelen gereed zijn. Jong groen riet heeft een voedings waarde, die gelijk te stellen is met die van gras, maarer kleven vaal^ parasieten aan. Deze worden vernietigd bij inkuiling. Abed Kenia Zomergerst werd op de zesde tentoonstelling van Nederland- sche brouwgerst te Rotterdam meer malen bekroond. De kwaliteit was uit stekend. De roggeverbouw bedroeg in 1942 rond 40.000 ha. meer dan in 1939. Als gevolg van het scheuren van grasland kwam 100.000 ha. bouwland beschikbaar vanaf 1941. Kalkhoudende kleigronden zijn uitste kend geschikt om er ongeveer half Juni Koolrapen kunnen nog gezaaid worden. Soms legt men enkele korreltjes op korten afstand van elkaar om ze later uit te dunnen. Het is evenwel beter ze op rijen te zaaien. Bij het dunnen lijden ze dan minder. Uit tie praktijk van een Groninger boer Nu de oogst van het te velde staande koolzaad snel nader komt, dringen zich voor hen, die voor het eerst dit gewas zullen moeten oogsten, verschillende vragen op. Om onder dergelijke om standigheden eenig houvast te hebben moge het onderstaande dienen: Na den vroegen bloei, dien wij achter den rug hebben, zal ook vermoedelijk de oogst van het koolzaad niet laat zijn en zal hiermede omstreeks eind. Juni, begin Juli begonnen kunnen worden. Het is raadzaam met het maaien niet te wachten tot het gewas te rijp is. Na tuurlijk zal men niet te vroeg moeten zijn, daar het oliegehalte van het niet uitgerijpte zaad lager is dan van rijp zaad. Mocht het geval zich voordoen!, dat het zichten (maaien) moet plaats vinden in zeer warme dagen, waarbij het stroó bros is, dan kan het aanbeveling verdienen bij nacht of s morgens vroeg in den dauw te zichten, daar het stroo minder bros is en de hauwen (peultjes) dan minder gauw openspringen. Hoe men het vroeger deed De van ouds gebruikelijke methode is het gewas te zichten en de losse schooven over het land te laten liggen. Ook zijn er streken, waar men de schooven gaat binden met roggestroo en zoo los laat liggen. Veelal laat men de stoppels wat lang en daardoor komen, wanneer men de schooven over de stoppels legt, deze iets van den grond af te liggen, wat het snelle doordrogen ten goede komt. Nieuwere werkwezen De laatste jaren worden door verschil lende verbouwers vaak de schooven los ii. lange rijen op het veld gezet, dus niet in hokken van een bepaald aantal schooven, maar in één lange rij van het eene einde van het veld naar het andere. Hoewel deze r(jen iets minder goed doordrogen en het gewas daarom iets langer op het veld zal moeten staan, heeft deze methode vóór, dat bij even- tueele stormen en buien het gewas hier tegen beter beveiligd is dan wanneer het los op het land ligt. Men zet de schooven gewoon in een dubbele rjj met de top pen min of meer wat dakpansgewijze over elkaar. Het maken van een bree- dere rij, dus van vier schooven of wel aan weerszijden twee schooven, moet worden ontraden, omdat dan de top te breed wordt. Ook moet naar mijn mee ning, vooral in meer boschrijke streken, het opzetten in platte ronde tollen afgeraden worden, omdat deze na regen buien niet voldoende zullen doordrogen. Verder heb ik op de Zuid-Holl. eilanden het koolzaad wel eens in kleine opge stapelde hoopjes gezien, die dan in denzelfden geest als karwijzaad met touw bij elkaar worden gehouden. Der gelijke hoopjes kunnen bij het inhalen in eens op den wagen worden gezet. Waar deze methode echter nogal wat touw vraagt en ook bij een storm nogal wat zaadverlies kan geven, wil ik toch deze methode niet boven de hiervoren behandelde aanbevelen. Bij het opzetten in lange hokken kun nen, wanneer men vreest, dat de eind- schooven wegwaaien, deze met een paar bindertouwen van eenige meters lengte wat worden vastgezet. Over het binnenhalen Verder dient men bij het inhalen van dergelijke hokken in tegenovergestelde richting te werken, als men de hokken heeft opgezet. Loopt bijv. een bepaalde rjj Noord-Zuid en is men aan het Zuid einde met hokken begonnen, dan dient men aan het Noordeinde met inhalen te beginnen. De schooven nemen dan gemakkelijk op en liggen betrekkelijk los, terwijl men anders de schooven steeds onderuit zou moeten trekken. Het aan hokken zetten heeft nog het voor- De afdeelingen van den Jongen Landstand verzorgen ook eigen proefvelden. Hoe groot het koolzaad op één dezer proefvelden wel is, toont deze foto. (Eigen foto's). deel, dat men vlugger kan inhalen dan wanneer men hierbij de schooven over het geheele veld nog bij elkaar zal moe ten zamelen. Vooral bij het inhalen en direct van het land dorschen kan dit van belang zijn. Naast het zichten met de hand, gaat ook, wanneer het gewas niet al te zwaar is, het machinaal richten met den zelfbinder goed. Uiteraard zal hier voor het kortstroo Mansfaolt's Harburger koolzaad zich beter leenen dan de meer langstroo rassen als Lembke's koolzaad e.d. Ook de machinaal gebonden schoo ven laten zich zeer goed in lange rijen aan hok zetten. Tien tot veertien dagen nadat het kool zaad is gezicht, kan het meestal wel worden ingehaald. Men dient er rekening mede te houden, dat het stroo dan zeer bros is en het zaad er gemakkelijk uit valt. In Groningen werd daarom voor het inhalen van koolzaad vroeger veel gebruik gemaakt van zg. kolbakken, losse bakken van ongeveer 3 meter lang, anderhalven meter breed en zestig centimeter diep, die op het onderstel van een wipkar kunnen worden gezet. Ook wel werden ladderwagens van een zg. wagenkleed vóórzien, een kleed, ge spannen over een raam van houtwerk passend op den wagen. Hierdoor wordt het zaadverlies tijdens het opladen en naar huis rijden tot een minimum be perkt. Waar thans in Groningen op meerdere bedrijven wagens met platte laadbakken worden gevonden, welke geen bijzondere maatregelen vragen en hier de wagen- ramen (wagenstokken) en kleeden nog aanwezig zijn, zullen deze misschien elders gebruikt kunnen worden. Ook kan in dit verband nog gewezen worden pp de koolzaadsleden, welke echter ook in Groningen niet algemeen bekend zijn. Dit zijn groote houten sleden, lang plm. 3.30 meter en breed plm. 1.80 meter, hoekpaaltjes 90 centimeter hoog en de slisters plm. 30 centimeters. In de hoek paaltjes komt een kleed te hangen. Dwars over de slede liggen enkele plan ken om een te diep doorzakken van de kleeden te voorkomen. Het dorschen van bet koolzaad Dit gebeurt met de dorschmachine. In dien het niet mogelijk is het gewas in een schuur te rijden, is het gewenscht direct van den wagen af te dorschen. Het buiten in hoojjen zetten van kool zaad moet ten zeerste worden ontraden, daar hierbij te veel verlies zal optreden. Waar in bepaalde streken de schuren zich niet leenen, het koolzaad binnen te halen en ook de bezetting der dorsch- machines een afwerken in korten tijd niet toelaat, zal gebruik gemaakt kun nen worden van het dorschen op kleeden, zooals het voor enkele tientallen jaren de gewoonte was. Hierbij legt men een groot kleed op een pas geploegd, geëgd en vlak gerold gedeelte van het land. Met draagkleeden wordt het koolzaad naar dit kleed ge dragen door 2 dragers, om hier op het dorschkleed te worden uitgespreid en met een rolblok zoodanig gerold, opge schud en weer eens gerold, dat al het zaad uit het stroo verwijderd wordt. Het losse, ongeschoonde zaad kan dan in zakken naar huis worden gebracht en het stroo blijft op het land achter. Waar ook echter de voorraad kleeden niet zal toelaten, dat ieder zijn beurt rustig afwacht, zal ook uitgezien dienen te worden naar andere geschikte dorsch- plaatsen. Hiervoor kunnen in aanmer king komen bijv. eén loods van een of andere fabriek of kunstmesthandel, een betonnen mestplaat, een tijdelijk te ont-

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 8