De Landstand en de Gemachtigde voor den oogst ZEELAND Officieel orgaan van den Nederlandschen! a ndsfand 2de Jaargang No. 24 Vrijdag 18 Juni 1943 Verantwoordelijk voor den inhoudDe Boerenleider. Eenige maanden geleden is de Heer Staf benoemd tot gemachtigde voor den Oogst. Vele vergaande bevoegdheden heeft hij daarmede verkregen. Dat de Heer Staf hier voor uitgezocht werd heeft onze volle instemming. Toen bleek dat er een Gemachtigde voor den Oogst komen zou, hebben wij, van onze zijde, de candidatuur Staf gesteund. Bovendien hebben wij geadviseerd dat deze Gemachtig de voor den Oogst zeer verstrek kende bevoegdheden zou verkrij gen. Zonder deze bevoegdheden is het nu eenmaal moeilijk om veel te bereiken, vooral als er soms drastisch dient ingegrepen te worden. Dat geldt vooral als men ingrijpen moet in andere instanties die slechts in verwijderd verband staan met de taak, die men heeft opgekregen. Dat de Heer Staf hier voor werd uitgezocht, heeft dus onze volle instemming: ten eerste omdat hij een man is, die wat kan en ten tweede omdat hij uit een geslacht stamt, dat nauw verbon den was aan de boeren, en zijn eigen optreden en zijn afkomst een vaste waarborg zijn, dat hij niet zat vergeten, dat de ambtenaar er is voor den boer en niet omge keerd. Boer en ambtenaar hebben beiden tot taak ons volk te dienen en dat wordt zoo dikwijls uit het oog ver loren, tot schade van de volksge meenschap en tot schade van den Boer en van den Ambtenaar. Dit alles neemt echter niet weg, dat het benoemen van een Gemach tigde voor den Oogst een bewijs is, dat er een noodtoestand heerscht. Nu hebben wij de laatste 15 jaren zoo dikwijls gezien, dat in een noodtoestand verstandige maat regelen werden genomen, maar dat die maatregelen veel gemakkelijker genomen kunnen worden dan weer worden afgeschaft. Het gevaar be staat altijd, dat in tijden van crisis allerlei instellingen in het leven worden geroepen, maar dat die in stellingen blijven gehandhaafd als de crisis, waartegen zij zijn opge richt, allang weer voorbij is. Het is nu eenmaal zoo dat het vrije leven gemakkelijker op de natuur en op de omstandigheden reageert dan een ambtelijke instelling. Deze ambtelijke instellingen hebben het nadeel, dat zij zich zelf dan willen handhaven en niet kunnen zien, dat zij tijdelijk zijn bedoeld en noo- dig moeten verdwijnen of in ieder geval worden vervangen door iets geheel anders, dat dan wel passend is voor de nieuwe omstandigheden, die gekomen zijn. Niettegenstaande ons vertrouwen in den Heer Staf dreigt ook hier hetzelfde gevaar en dat is nu wat onze boeren met man en macht moeten voorkomen. Het verzorgen van den oogst is toch een eerste taak van den boer zelf. Dat de Staat een Gemachtigde voor den Oogst aanstelt, bewijst toch reeds dat er iets aan hapert. Nu moeten wij absoluut en streng vasthouden aan onze boerengedachte en aan de handhaving van onze hoeren eer. Dat wil dus zeggen, dat de boeren nu niet moeten gaan den ken, dat de Gemachtigde is ge komen om hen van hun zorgen voor eigen oogst te ontheffen en nog veel minder om hun taak als leider en heer van eigen bedrijf over te nemen. Door een noodtoe stand was het noodig dat het zoo ging, maar dien noodtoestand moe ten wij zoo spoedig mogelijk trach ten te overbruggen en dit jaar moeten wij reeds zorgen, dat de noodtoestand door eigen kracht en eigen inzet er onder wordt ge houden. Het is dus onze taak te zorgen, dat de Gemachtigde voor den Oogst dezen zomer zoo weinig mogelijk te doen heeft, zoodat deze functie slechts eenmalig is en de praktijk uitwijst, dat wij het 't vol gend jaar zonder Gemachtigde vooi den Oogst ook klaar spelen. Laten wij toch de lessen niet ver geten, die wij gekregen hebben door allerlei crisisinstellingen die, toen de crisis, waarvoor zij waren opgericht, reeds lang voorbij was. zich toch bleven handhaven en daardoor een dictatuur zijn gaan uitoefenen, die slechts te verge lijken was met de regenten-dicta tuur uit de 18e eeuw en de dicta tuur der Middeleeuwsche landjon kers. Het verzorgen van den oogst moet dus niet in de eerste plaats wor den geleid vanuit Den Haag, niet dooi den Gemachtigde voor den Oogst en evenmin door het Hoofd kantoor van den Landstand. De Provinciale Kantoren van den Landstand en de vertegenwoordi gers van den Gemachtigde voor den Oogst in de provincies hebben evenmin deze taak, zelfs de Buurt- boerenleider op de dorpen heeft dat niet. Laten wij toch zorgen, dat wij geen schoone theorieën ver kondigen die geen zin hebben voor de praktijk. Jarenlang heb ik be weerd dat het zwaartepunt van de landbouwpolitiek moet liggen bij N'aast den boer helpt ook zijn vrouw mee aan de voedselvoorziening van het geheele volk (foto: Archief „De Landstand") wm den boer en zijn erf. In dit verband wil dat dus zeggen dat iedere boer dient te zorgen dat zijn oogst goed wordt verzorgd. Hij zelf met zijn personeel moet dat doen en al zijn huisgenooten, zoo mogelijk tot zijn schoolgaande kinderen toe, moeten bijspringen. Als hij meent het dan niet te kunnen redden, dan dient hij een beroep te doen op zijn buren. Een goede verstandhouding van den boer met zijn buurt is een vereischte voor een gezond dorps leven. De zin van de oude dorps gemeenschappen mag niet verloren gaan, wil er ooit een gezonde boerenstand zijn. Indien de boer dan, na rijp overleg, ziet dat hij er op deze wijze nog niet komt, dan dient hij zich in verbinding te stellen met zijn Buurtboerenleider, die te zorgen heeft voor de geheele dorpsge meenschap. Nu zullen vele Buurt- boerenleiders wel vragen: „Welke maatregelen kunnen en mogen wij dan wel nemen?" Deze vraag stamt eigenlijk nog uit den libe ralen tijd, want volgens onze op vatting moet de Buurtboerenleider alle maatregelen nemen, die hij. in overleg met ziin Buurtboerenraad, noodig oordeelt. De Landstand zou zelfmoord plegen, indien wij ver vallen zouden in het liberale systeem om onzen Buurtboeren- leiders allerlei voorschriften en reglementen te doen toekomen, zoodat zij, in elke nieuwe omstan digheid, eerst moeten gaan snuffe len, of er wel een reglement is dat daarvoor dient, om, indien dan blijkt dat er zoo een reglement niet bestaat, rustig te zeggen: „In deze omstandigheid kan ik niet in grijpen. want ik word niet gesteund door papieren en paperassen". De Buurtboerenleider kan nu eens laten zien of hij werkelijk boer in zijn hart is of dat hij ook al is be vangen door dien vervloekten ambtelijken geest van papieren rompslomp en voorschriften. Blijkt het aan den Buurtboeren raad dat er in zijn dorp maat regelen genomen moeten worden die van zeer verstrekkenden in vloed zijn, laat hij die dan nemen op eigen initiatief en laat hij zich hierbij dan laten steunen door den Boerenleider der Provincie met zijn staf. De Buurtboerenleider heeft niets anders te doen dan de boeren in zijn dorp te steunen; de Boerenleider der Provincie heeft tot taak te zorgen dat de Buurt- boerenleiders sterk staan in alles wat zij te doen hebben en mijn taak is het allereenvoudigst. Ik heb enkel te zorgen dat de Nederland- sche gewesten en provincies zich-

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1