De inrichting van kool- schiiren De zomerbehandelii Bereiding van' den kweekgrond 6 Verschillende systemen mogelyk Het gaat bij het bewaren van sluitkool om drie verschillende factoren, die alle voor den duur der bewaring van groote be- teelcenis zijn. In de eerste plaats ls er de toestand, waarin de kool verkeert. Wij willen daarover ditmaal slechts kort zyn. De kool mag niet te rijp zijn, omdat zij dan te gauw barst of loslatende bladeren vertoont. Een al te waterrijk product ls weinig houdbaar; dat hebben de ervaringen van het afgeloopen bewaarseizoen geleerd. Ook een te overvloedige stikstofbemesting maakt de kool minder houdbaar. En boven dien is er dan nog de meer of mindere houdbaarheid der verschillende rassende sterk doorgeselecteerde variëteiten van den laatsten tijd hebben in dit opzicht uit stekende kwaliteiten. Na den toestand van de kool is het de bewaurtcmperatuur, die wel de voornaam ste rol speelt. Volgens theoretische onder zoekingen zou de beste bewaartemperatuur even onder het vriespunt liggen. Van 0,5 tot 0.8 gr. C. onder nul geldt als optimum. Eén graad onder nul is echter al schade lijk. Ter beheersching van de temperatuur staan ons. afgezien van kunstmatige koude, twee middelen ten dienste. Wij kunnen de temperatuur eenigszins regelen door venti latie, door toevoering van koele lucht op het daartoe meest geschikte oogenblik, en wij kunnen door isolatie er naar streven om een stijging van de warmte te voor komen. Dat dit zeer bezwaarlijk is, zalf duidelijk zijn, als men weet, dat de kool bij de ademhaling zelf ook warmte produ ceert Van groote beteekenis is ook de vochtig heid van de lucht. Als deze te hoog is, slaat het water, dat uit de buitenste bladeren verdampt of bij de ademhaling vrijkomt, in den vorm van fijne druppeltjes op de kool neer. Dat hierdoor de kans op aantasting door schimmels enorm stijgt, ligt voor de hand. Ook ten aanzien van de luchtvochtigheid is de ventilatie van groot belang. Voert men warme buiten lucht in de koolschuur toe, dan kan het gebeuren, dat ze door het contact met de kooien afkoelt en een deel van haar water- Inhoud afzet. Met ventileeren zal men vooral op vochtige dagen uitermate voor zichtig moeten zijn. Isolatie en ventilatie zijn dus bij het be waren van kool de twee factoren, waar het op aankomt. Daaraan moet de grootste zorg worden besteed. Bij de oude schuur- systemen werd in het algemeen te weinig aandacht aan deze factoren gewijd. De gemoderniseerde schuren daarentegen, die aan den Langendijk meer en meer opdui ken, zijn zoo ingericht, dat aan isolatie en ventilatie beide de noodige aandacht kan worden gewijd. De oude bewaarschuur Koolbewaarschuren van den ouden stempel bestaan in den regel uit vier halfsteens muurtjes. Er zijn er bij, die opgetrokken zijn met een heelsteens muur en ook zijn er by, die voorzien zijn van een spouw, maar meestentyds beperkt de isolatie zich tot een lambrizeering van riet of van hout, 5 tot 10 c.m. van den vasten wand. De tusschenruimte is dan opgevuld met turf molm of zaagsel De lambrizeering reikt echter slechts tot raamhoogte. Daarboven is geen isolatie. Vorstvrü zy'n deze schuren dus niet. De ventilatie, die van zoo groote beteeke nis is, heeft bij de oude systemen door de ramen plaats. Dat heeft een groot bezwaar: aldus moet de warme, vochtige lucht buiten ontwijken door dezelfde opening, waardoor de oude lucht naar binnen komt. Dienten gevolge slaat het vocht neer op de walen" kool. Het is uiteraard veel logischer om gebruik te maken van de omstandigheid, dat warme lucht lichter ls dan koude. Bij de gemoderniseerde koolschuren voert men de warme lucht dan ook af door lucht kokers tn het dak en de koude lucht laat men binnen door afsluitbare roosters in of vlak boven den vloer. Bij de meeste kool- schuren had men een zoldering, die ook dienst deed by de ventilatiedaartoe wor den dan de luiken opengezet. By enkele zeer primitieve schuren ontbreekt echter ook de zoldering. De moderne schuur De moderne schuren in de koolstreek zyn alle gebouwd volgens het principe van Ir Van Hiele, die met zyn ontwerp aan knoopte bij de moderne fruitbewaai plaats. De schuur in den Proefpolder is opgetrok ken uit steen. De heelsteensmuren zijn ge ïsoleerd met Oosterhoutsche rietplaten, die met een of ander chemisch middel be streken zijn ter wering van schimmels. Het riet is vry hoog opgetrokken. De vloer bestaat uit een los plankier, ongeveer 80 tot 100 c.m. boven den beganen grond. Daaronder is een ruimte, waarin de ver- sche lucht binnenkomt, alvorens door het losse plankier in de eigenlyke bewaarruimte te komen. De koude lucht trekt dan door de koolwalen heen. nadat zij de gewenschte vochtigheid heeft verkregen door het con tact met den vochtigen grond onder het plankier. Feitelijk heeft men hier een dubbele spouw, dank zy de rietplaten. De lucht, waaraan de kooien haar natuur lijke warmte hebben afgestaan, wordt door de zuigkappen op het dak weggezogen. Het verdient aanbeveling daarvoor spe ciale kappen te gebruiken om den trek zoo gunstig mogelyk te doen zyn. Aanbevolen wordt de Braadt-kap, een dubbelwandige constructie, waarin de lucht niet afkoelt en neerslaat, geiyk by een kachel, die niet trekken wil. Ook bij de nfbderne schuur kan men moeilijkheden hebben by de ventilatie; het kan zelfs van belang zijn om op windstille dagen, als luchting ge- wenscht is, met electrische ventilatoren te werken. Men heeft de ventilatie vol komen dus in de hand. Ook In de nieuwe schuren zit een zolde ring, zoodat de isolatie zoo gunstig moge lijk is gemaakt. Om de invloeden van buiten zooveel mogelijk uit te schakelen heeft men het aantal ramen tot een mini mum beperkt. Alleen wanneer er moet worden gewerkt, zet men de luiken open. Verder heeft men in de bewaarschuur zoo goed als geen licht noodig. Het plankier bestaat uit losse beunen. Bij het overstapelen, een werkje, dat bij witte kool in het bewaarseizoen drie maal en by roode kool vier of vyf keer wordt her haald, worden rotte stukken weggesneden, slechte bladeren afgebladerd en voor zoo ver de afval niet aanstonds ln manden wordt opgevangen, valt hy tusschen de latten door in de ruimte onder het plankier. Door de beunen weg te nemen, kan men er gemakkeiyk by om alles weg te ruimen. Het groote voordeel van bewaarschuren volgens de nieuwe methode is, dat men de temperatuur en de ventilatie beide in handen heeft, hetgeen een belangryke be sparing geeft bij het omleggen en het nazien der kool. Natuuriyk hangt het af van het weer tydens de bewaarperiode, of hiermee inderdaad veel werk wordt uit gespaard: in winters zooals 1941 en 1942 was het zoo koud, dat de kool ook ln niet- moderne schuren goed bleef, maar ln zachte winters, gelyk aan dien van 1942- 1943 valt het niet mee om kool ln oude schuren goed te houden. Het maakt een belangrijk verschil of men van Januari af moet beginnen te ruimen, dan wel daar mee den tyd heeft tot April en Mei. Andere goede methoden Over het systeem bewaarschuur volgens de methode-Bonnet, waarbij de kool niet op walen ligt, maar wordt opgehangen, is indertijd al eens in den Landstand geschre ven. Hoewel de methode in beginsel niet slecht is, heeft men haar verlaten, omdat de inrichting der stellingen te veel kosten met zich brengt om rendabel te zyn. Een uitstekende methode ls bewaring op stellingen, zooals wij die zagen by een Eenige nazorg blijft gewenscht Bij het gebruik van Flintkote en andere in warmen toestand aangewende entwas, blyft eenige nazorg gewenscht, ook ln den eer sten tyd, waarin de veredeling nog niet heelemaal vergroeid ls. Het wil n.l. wel eens voorkomen, dat deze warme entwas- soorten onder Invloed van het weer en den wederinzettenden groei gaan barsten en afbrokkelen. Het is dan noodig de wonde opnieuw met entwas te bestryken. By kou de entwas ls dit gevaar ni t zoo groot; niettemin is het ook daarby gewenscht de enten geregeld na te zien. Als het rys tenslotte geheel vergroeid is, hetgeen zonder veel moeite kan worden vastgesteld, doet men goed het raffia'tje los te maken. Het gevaar ls wel niet groot, maar de kans bestaat, dat de sapstroom in het hout door dit dunne bandje wordt afgesnoerd. Grooter is het gevaar voor afzulging van den sapstroom, door de wilde scheuten en de waterloten, die even onder de entplaats uit slapende oogen ontstaan. Zy kunnen heel wat schade veroorzaken, doordat zy alle beschik bare sappen tot zich trekken, zoodat er voor het tot stand komen van de vergroeiing niets meer overblyft. Men lioude bU het verwijderen dezer water- loten echter rekening met het feit, dat er van deze scheuten toch ook weer voedende kracht uitgaat. Het beste zal derhalve z(jn met het wegnemen der wilde loten niet verder te gaan, dan tot ongeveer vijftien cm onder de entplaats. Aldus is over- groeling van de ent vrijwel onmogelijk geworden. Een ander probleem vormen de vorstwon- den, die soms na de enting aan den dag treden. Indien zy op tyd met entwas of kankerdood worden bestreken, zal de over groeiing niet op zich laten wachten. Ver schillende zwammen treden slechts door open wonden binnen. Het is om deze reden noodzakelijk de by het enten ontstaande open plekken met teer of andere ontsmet tingsmiddelen te desinfecteeren. Dat zijn wel ongeveer de zorgen, die ge durende den eersten zomer aan 'het om- geënte hout gewijd moeten worden. tuinder aan den Langendyk. By deze methode ligt de kool niet in hooge walen, maar op twee halve walen boven elkaar. De afstand tusschen stelling en vloer is daarby ongeveer 100 c.m. Aanvankelyk lagen de kooien hier aanstonds op den vloer, maar toen men er toe overging om even boven den grond roostergaten aan te brengen, bleken de kooien slap te wor den van den tocht, waarna de onderste stapel werd opgezet op een houten vloertje, enkele d.m. boven den grond. Ideaal zou 't bij deze methode zijn om de stellingen aan te brengen boven een houten plankier. Bij de bewaarschuur van dit type, die wij hebben bezocht, werd dé kool ook op den zolder opgeslagen. Daarboven was een tweede zoldertje met een rieten kap. Merk waardig is de groote beteekenis van een rietlaag onder de pannen voor de venti latie van eenkoolschuur. Daardoor ont staat veel trek. Is bij zacht weer extra ventilatie noodig, dan wordt uit de dubbele zolderingen een plank gelicht. Daarmee wordt voldoende ventilatie verkregen. Op de zeldzame dagen, dat er windstilte heerscht, zou echter ook by dit systeem een electrische ventilator goede diefisten bewyzen. Het werk van den tuinder in deze week Voor het opkweeken van plantmateriaal bereidt men uit verschillende grondstof fen kweekgrond. Kweekers, die hun be roep op humusrijk"n grond uitoefenen, hebben den kweekgrond als het ware voor het grijpen. We niet in die ge lukkige omstandigheid verkeert, is wel verplicht liutneuze grondstoffen te koo- pen. Hiervoor komen o.a. in aanmer king: MOLMMEST en VEENGROND. In beide gevallen is het gewenscht deze grondstoffen tydig in te slaan en ze een voorbehandeling te geven, welke hier beschreven zal worden, alvorens ze met tuingrond te vermengen tot een ge- schikten kweekgrond. Molmntest is turfmolm, welke eenigen tyd in den paardenstal heeft gelegen en zoodoende vermengd is met de vaste en vloeibare uitwerpselen van het paard, i'aardenurine bevat tameljjk veel keu kenzout, dat den plantengroei nadeelig kan beïnvloeden. Het kan er gemakke lijk litgespoeld worden 'oor den mest op oen hoop te zetten van bijv. twee nieter breed en één meter hoog en hierop een vijftal dagen flink te gieten. Men voorkomt tevens daardoor he^ broeien van den moimmest. Nadat de hoop vier a vyf weken zoo heeft gelegen, en tusschentyds wekelijks is begoten, kan men hem met den Tuingrond vermengen. Voor de bereiding van kweekgrond wordt zeer veel van veengrond gebruik gemaakt, dien men met tuingrond ver mengt. Niet zelden bestaat h'j uit harde, onnatuuriyke kluiten, welke vooraf die nen te worden fyn gemaakt. Dit is zeker wel .toodzakelyk, indien men hem onmlddeliyk wenscht te gebruiken. O'ok den veengrond dient men tydig in te koopen. Om de 14 dagen moet de hoop worden omgewerkt, teneinde de zuurstof te laten toetreden. Een ander bezwaar van veengrond is, dat hy niet zelden te DUl'R is. Dit blyft hy ook, wanneer hy tydig is op geslagen en bewerkt. In andere gevallen wenscht men DOM- MEST te gebruiken, die afkomstig is uit de warme ryen. Het is echter niet denk beeldig, dat deze mest esmet is met Fusarium-sporcu, in welk geval ziekten niet zullen uitblijven. Onverschillig welke grondstoffen men voor de bereiding van kweekgrond wenscht te gebruiken, late men deze materialen op de diverse laboratoria voor grondonderzoek op geschiktheid be proeven. Laat U daarom door den Kyks- tuinbouwconsuient voorlichten EEN WENK VOOR SLATELERS: Indien men SLA op een afstand van 30 cm. tusschen de regels heeft geplant of gezaaid, kan daartusschen weer sla komen. Men zaait tusschen de regels 4 dagen vóór de te velde staande sla zal worden gesneden, óf wanneer de buiten ste bladeren elkaar büna raken. Om gedurende den p-eheelen zomer sla te kunnen oogsten moet men thans om de drie weken zaaien. (foto's Proeftuin Z. H. Glasdistrict) Vruchtvuur bij komkommers Waarschuwing No. 7 Deze ziekte, die veroorzaakt wordt door de schimmel Cladosporium cucumerinum, is by de kweekers zeer gevreesd. Deze schimmel Kan alle deelen van de plant aantasten, behalve de wortels. Zieke plan ten vertoonen op de vruchten groene, in gezonken, met schimmel bedekte plekken, de bladeren zijn wat verschrompeld en de daarop voorkomende vlekken hebben een roodbruinen rand. Ook op de stengels ko men roodbruin-gerande vlekjes voor. De schimmel ontwikkelt zich het best by een temperatuur van pl.m, 70 0 F. Om een aantasting van het vruchtvuur zooveel mogelyk tegen te gaan, of wan neer men reeds een aantasting heeft, moet men de volgende maatregelen in acht nemen: De temperatuur overdag zoo mogelyk tusschen de 77 en 86 F. houden. Hierdoor wordt de groei van het vruchtvuur tegengegaan, terwyi het een gunstige temperatuur is voor een Biiel- len groei. Daling van de temperatuur is ten voordeele van de schimmel. Daarom moet ook 's nachts de tem peratuur zoo hoog mogelyk worden ge- De betrekkelijke luchtvocnugneid moet tusschen de 70 en 90 worden gehouden. Is le lucht vochtiger, dan breidt zich het vruchtvuur gemakkelijk uit; is zij droger, dan wordt de aantasting door spint in de hand gewerkt en ontwikkelen de vruchten zich niet normaal. Om deze reden moet men zoo weinig mogelijk luchten. Wanneer de temperatuur te hoog wordt, dan scher men met kryt. Zieke deelen, niet alleen ranken blade ren, maar ook Vooral dv. aangetaste jonge vruchten, wegsnoeien. Deze blijven anders nog weken als besmettingsbron in den bak. Het snoeisel niet in (en bsk laten liggen, maar direct weghalen. In het algemeen gaat regelmatig snoeien van de planten het vruchtvuur tegen, omdat hierdoor de luchtvochtigheid verlaagd wordt. De Rykstuinbouwconsulentl Ir. J. M. RIEMENS.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 6