opgepast AARDAPPELVERBOUWERS Kinderen uit de stad naar liet land Weer een rooi- premie Aardappelmoeheid Het Landelijke Rijvereenigings- wezen De aardappeloogst '43 staat weer voor de deur. Ook staat de gevreesde aard appelziekte (Phytophtora Infestans) ge reed. Zelfs heeft zij hier en daar haar intrede reeds gedaan. De laatste jaren heeft zij groote schade veroorzaakt. Om die schade nu zoo klein mogelijk te houden, wil ik daar iets over schrijven. In de eerste plaats moet men zooveel mogelijk sproeien met een koperprepa raat. Er zijn verschillende goede mid delen in de handel, die door den Plan- tenziektenkundigen Dienst te Wage- ningen beproefd zijn. Dan iets over de besmetting. Zooals iedere landbouwer weet, begint de aardappeteiekte in het blad met zwarte plekken met een schimmelrand aan de achterzijde. Gaan wij nu rooien, dan pakken wij met onze handen het loof beet. Hierdoor zijn onze handen besmet met de sporen der ziek te en pakken wij met besmette vingers de knollen aan. De knollen hebben door hun jeugd nog een zeer zwakke huid, die direct beschadigd is en de besmet ting is daarom zeer licht tot stand gebracht. Na twee of drie dagen is de heele partij aangedaan, hoewel bij het rooien alle knollen nog gezond waren. Rooi de aardappels dus nooit, dan na overleg met den vertegenwoordiger der V.B.N.A., zoodat gij weet dat ze direct afgenomen worden. Deze vertegenwoor diger krijgt opdracht niet te verladen, dan van velden, die voor 100 procent gezond zijn. Nu is het het vorig jaar dikwijls gebeurd, dat verbouwers be gonnen te rooien zonder vooraf een af spraak gemaakt te hebben. De aard appelen konden dan niet direct afge nomen worden en zoo werden de boeren zelf de dupe; werden de aardappelen toevallig wel afgenomen, dan kwamen ze totaal verziekt in de steden aan en was dikwijls de schade voor den land- koopman. Dit kan en mag in het komen de seizoen niet meer gebeuren, want kostelijke hoeveelheden voedsel gaan op die manier verloren. Nu zult U als verbouwer zeggen, moe ten mijn aardappelen dan maar ver zieken? Doch zoo is het niet. Vóór alles moet men sproeien; als meD dan de aardappelen uit laat groeien, dus rijp laat worden, is de huid veel sterker en is de besmetting veel minder. Wel krijgt men in den grond ook zieke knollen, doch niet in die mate, als in besmette, groen gerooide partijen. Door ze uit té laten groeien krijgt men ook weer een grooter beschot. Conclusie: le: Sproeien. 2e: Nooit rooien, dan na afspraak met commissionairs. 3e: Niet beginnen op voorraad te rooien, als er ziekte in het lof is en alles nog niet door en door bestorven is. 4e: By klachten over geschillen met den commissionair niet moppe ren en thuis blyven zitten en de aardappelen laten verzieken, doch U onverwijld ln verbinding stellen met den P.B.H. Is deze niet actief, dan het bureau van den Voedsel- comraissaris opbellen. K. DE VRIES, Hoofd der Hoofdafdeeling m van den Nederlandschen Land stand. Voorzitter Bedrijfschap aardappelen. (Foto: J. N. Warburg). Een beroep op de plattelandsbevolking Het vroeg rooien van aardappelen met het doel den gezondheidstoestand van de pootaardappelen gunstig te beïnvloeden heeft vooral ln de veenkoloniën het vorig jaar in grooten omvang toepassing gevonden. Men zal zich herinneren, dat het vroeg rooien toen werd bevorderd door een vanwege den N.A.K. in uitzicht gestelde premie. Of en In hoeverre ook dezen zomer een dergelij' rooipremie zal worden gegeven, moet worden afge wacht. Daaromtrent is tot heden nog niets gepubliceerd. Wij vernemen inmiddels van bevoegde zyde, dat een en ander afhangt van de oogstproductie en de ellterassen. Men is thans bezig met opmeten; over 14 dagen valt de beslissing. De boeren moeten intusschen weten, dat in het algemeen perceelen aardappelen niet groen gerooid mogen worden zon der dat daarvoor toestemming is ver leend. Er bestaat namelijk een rooiver- bod van aardappelen. Wat de voor de keuring aangegeven en te velde goedgekeurde perceelen betreft, zullen de keuringsdiensten dergelijke rooivergunningen kunnen verstrekken. Inmiddels is voor op tuinbouwteelt vergunningen verbouwde vroege aard appelen het rooiverbod op 28 Juni opge heven. Maar voor latere rassen geldt ook na 28 Juni een rooiverbod. Daar voor kunnen de keuringsdiensten schrif telijke rooivergunningen afgeven. Telers van te velde goedgekeurde poot- aardappelen moeten dus, voordat zij deze perceelen gaan rooien, zich vooraf wen den tot den Keuringsdienst, by welken het gewas is aangegeven. In de Nederlandsche Staatscourant van 21 Juni J.I.* is opgenomen een Besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Vis- scherjj betreffende bestryding van aard appelmoeheid. Dat besluit gaat er blijkbaar van uit, dat zich in Nederland gevallen kunnen voordoen, welke men rangschikt onder den naam: „aardappelmoeheid". Onder aardapelmoeheid verstaat men in dezen aantasting van het aardappelgewas door het aardappelaaltje. Met dit aard appelaaltje zal wel niet worden bedoeld het stengelaaltje, dat de „aaltjeszielcte" by aardappelen veroorzaakt. Men heeft hier te doen met een tot heden in ons land onbekenden parasiet. Indien blijkt, dat zich op een perceel inderdaad aardappelmoeheid voordoet, deelt het Hoofd van den Plantenziek- tenkundigen Dienst aan den Burgemees ter der betreffende gemeente mee, dat het aardappel gewas op dat perceel of een deel daarvan in beslag behoort te worden genomen. Knollen en loof wor den dan op kosten van het Ryk onscha- delijk gemaakt. Het verbouwen van aardappelen op dergelyke perceelen kan worden verboden. Aan de eigenaren van krachtens dit be sluit onschadelijk gemaakte aardappelen en aan gebruikers van perceelen, ten aanzien waarvan krachtens dit besluit maatregelen zyn getroffen, kan een vergoeding worden verleend uit 's Uyks kas. Er is in dezen tijd al menig maal een beroep gedaan op de boeren. Het valt dan ook niet te ontkennen, dat zij een zeer belangrijke taak hebben. Het moge dan zyn, dat al onze landgenooten het in dezen tijd niet eenvoudig hebben, toch staan de bewoners van het platte land er nog beter voor dan de stede lingen. Wat toch is het geval? De eersten zijn den geheelen dag in een gezonde omgeving. Wanneer er maar eventjes zon is, dan genieten zij en van den vroegen ochtend tot den laten avond zijn zij in de frissche lucht. Zet eens een boer naast een stedeling: het is makkelijk te zien, wie de gezondste is. De boer. Vergelijk eens een boerenkind naast een stadskind. Wie is gebruind, wie heeft de sterkste knoken, wie kan tegen een stootje? Het boerenkind wint het met stukken van het stadskind. Natuurlijk er is voor de kinderen in de steden al veel gedaan; er zyn frissche, ruime scholen gebouwd, en er zyn hier en daar speelplaatsen. Maar er is één ding, dat ontbreekt; dat is de vrije natuur, iets wat de stadskinderen juist zoo hard noodig hebben. Daarom wordt er naar wegen gezocht om de kinderen uit de groote steden ook eens een tydje naar buiten te krijgen. Maar om dat te bereiken, hebben wy de medewerking van alle boeren noodig. Het gaat hier om jongens en meisjes uit de steden van 6 tot 15 jaar voor wie opneming op het platteland ge vraagd wordt. Zij kunnen over het geheele land geplaaatst worden, behalve in de onmiddellyke omgeving, (bijv. 1000 meter) van vliegvelden of andere militaire doelen. De kinderen komen behoorlijk uitgerust; hebben zeep en verschooning bij zich en zijn ook ge keurd. Het zal wel niet noodig zijn nog te zeggen, dat er niet gelet zal worden op godsdienst of politieke overtuiging. Het gaat hier om het wel en wee van jonge Nederlandertjes, die later flinke gezonde mannen en vrouwen in de maatschappij moeten worden. Katho lieke kinderen zullen zooveel mogelijk bij katholieke plattelanders onderge bracht worden en protestantsche by pro- testandsche pleegouders. Deze oproep mag niet vergeefsch zyn en wij rekenen er op dat vele plattelanders zich opgeven om een of meer kinderen voor zes weken onder hun hoede te nemen. Het adres waar men zich kan melden is: N.V.D afd. Kinderuitzeu- ding. Gebouw Petrolea, Benoordenhout- scheweg 7, Den Haag. (Foto: Archief), Xe paard! Niettegenstaande de oor logsomstandigheden groeit het aantal landelijke r(j- vereenlgingen nog steeds. Dit is een feit, dat boel#- deelen spreekt. Voor zoo ver ons bekend Is er thans In geen enkel land, waar voorheen de r(jvereenigin- gen een actief aandeel aan het hippisch gebeuren had den, meer Iets te bespeu ren van eenig leven! De Nederlandsche boer heeft mede dank zij het feit, dat hjj rustig door mag en kan gaan met zich aan zijn bedrijf te wijden het er niet bij laten zitten en Is voortgegaan met de landelijke ruitersport te beoefene Welk een nut tige, aangename en ge tonde afwisseling bezorgt het hem. Hoeveel meer dan vroeger v aardeert h(j dit thans. HU behoeft zleh ook geen verwijt te ma ken, \t een en ander niet zou passen bjj den ernst der tijden. Want naast een aangename tjjdspasseerlng wordt het ook ten voor- deele van het bedrijf be oefend. Het landelijk rU- vereeniglngswezen BE HOORT BIJ HET BE DRIJF; is er een onder deel van en is er niet van te schelden. Het bindt den boer ook tijdens zijn ont spanning nog steeds aan grond en erf. Van welke andere moderne ge noegens kan men nog meer zeggen? Daarom allen te paard Groeikracht Het onderstaande rapportje ontvingen wij dezer dagen uit de Veenkoloniën. Het spreekt boekdeelen over de groeikracht van het het landelijk rijvereenl- gingswezen ,,U zult misschien reeds vernomen hebben, dat de streekwedstrijden van de drie Veenkoloniale rijver- eenigingen na goedkeu ring, zullen plaats vinden op 17 Juli a.s. De animo voor de lande lijke ruitersport Is bij de rijvereeniglngen Nieuw Buinen, Exloërmond en de Termarseruiters niet ver minderd; Integendeel, de opkomst op de oefeningen Is beter dan ooit. Door vertrek, huwelijk enz. zyn enkele oude leden uit de groep der actieve leden verdwenen, maar daar staat tegenover, dat enkele onderen weer zijn gaan rijden en vele Jonge leden zijn toegetreden, zoodat het ledental dat der beste jaren overtreft. De samenwerking met de fokkerij, Jat wil hier zeg gen met de Veenkoloniale Hlpplque Vereeniglng is uitstekend. Het paarden- materiaai voldoet aan de gestelde eiscben, zoodat we geruLt kunnen zeggen: De tijdsomstandigheden hebben ons tegengewerkt, maar we staan thans ster ker dan ooit gereed voor onze taak." SLOB.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 5