Boomeii vielen De taak van den boschbouwer Sloten en vaarten zijn geen bergplaats voor afval! I M I Zindel Ij klieid in den konij ïicnsi al 9. is de boschcultuur een cultuur, die slechts een sober rendement geeft, de eisch der overheid om volgens te geven voorschriften te herbebosschen Mgt den op vryheid gestelden Nederlander niet; bij velen verdwijnt de ambitie voor bosch en bebossching meer dan wordt vermoed en dat juist in een tijd waarin meer dan ooit samenwerking van over heid en particulier initiatief noodig was. Het was op zijn plaats de bebos sching en herbebossching aantrekkelijk te maken, b.v. door het geven van een sobere subsidie, het verlagen van de grondlasten over een reeks van jaren en het gratis verstrekken van adviezen voor herbebossching. Men moge van opvatting verschillen of particulier- of staatsboschbezit de voor keur verdient, de tijd zal leeren, dat men het den boschbouwer mèèr aan trekkelijk diertt te maken, dan tot nu toe is geschied. De veelzijdige beteeke- nis van het bosch, vooral als ontspan- nings- en recreatieoord bij dorpen en steden kan als zoodanig door het staats- bosch nooit van bet particulier bosch bezit worden overgenomen. Hoofdzaak In tal van dorpen op het H platteland is de sloot nog steeds de uitverkoren jjfj plaats voor do berging van allerlei afval. Dat komt H wellicht mee hierdoor om- dat aldaar reinigings- en ophaaldiensten -uitbreken. H Maar uit een landbouw- huishoudkundig oogpunt kan dat niet door den beugel. Als men ziet, dat bü het reinigen van een sloot halve rywielen, ge- jfj broken glas- en aarde wei k, enz., enz., voor den dag ff p komen, dan ergeren de i rechtgeaarde boer en tuin- bouwer zich hierover, om dat hun dit e-tra werk bezorgt en hun er de be ll werking van den grond p niet vangenamer op maakt. In gemeenteraads- zittingen heeft deze kwes- tie vroeger wel een punt van discussie uitgemaakt, vaak met het gevolg, dat ff de zaak bleef, zooals deze was. Toe' is deze aange legenheid m.i. van genoeg gewicht om er de noodige aandach' aan te schenken p en misschi is het door pl samenwerking van boeren- raden en gemeentebesturen tot iplossing te brengen. ^uiiiHimiiiiitiiimiitimiHiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiHiiiiiiiHiiiiiiiiiiHiinmtmiiiir J. B. v. d. Sluis, Boerenleider in Overijssel vervolgt zijn be schouwing over; den bosch- bouw als belangrijk onderdeel van de bodeniproductie, spe ciaal voor land- en tuinbouw is, dat bosch wordt aangelegd en «n stand gehouden. Noodig is, dat men zich verdiept in de vraag hoe dit het spoedigst, het doelmatigst en het beste geschiedt. Mrjn opvatting daarover is, dat de staat een groot en mooi arbeids veld heeft, door te zorgen voor bos- schen in de omgeving der groote ste den en van terreinen, waar het parti culier initiatief te kort schiet, doch ver der als adviseerend lichaam het parti culier boschbezit zooveel mogelijk dient te bevorderen en te begunstigen. Aan het particulier boschbezit zijn de laatste jaren zware eischen gesteld; er moest hout zijn voor de mijnen en voor vele andere doeleinden. Dat dit hout, dat langs normalen weg niet werd aan geboden, werd gevorderd is begrijpe lijk, doch dat, wanneer offers gebracht moesten worden, daartoe uit de staats- bosschen niet een evenredig deel is ge vraagd, dat vonden de particuliere boschbezitters niet prettig. Wanneer staatsbosch in deze tftden niet zijn deel aan offers behoeft Wj te dragen, waarin schuilt dan zijn groote practische be- teekenis, tenzr, het de bedoeling is, dit als laatste reserve aan te pakken. Wie moet voorgaan? De boer heeft zij/, geheele bedrijf moe ten aanpassen aan de vraag van het heden; hij heeft tienduizenden ha. gras land om moeten ploegen, tienduizenden runderen afgeschaft. Mag in deze het overheidsbedrijf dan niet voorgaan Naast mijnhout en ander hout, was er behoefte aan generatorhout als brand stof voor auto's en andere motoren en weer werd een beroep op den particu lieren boschbezitter gedaan. Het moest, doch het zat den boschbouwer dwars, dat geheel buiten het boschbedrijf «taan den, daarin hun bemoeiingen ruim be taald kregen, doch de boschbouwer niet. Toen wijlen oud-Minister Posthuma in 1916/T7 graan moest hebben, maakte hij de mentaliteit van den boer ken nend, de teelt van koren aantrekkelijk; zooals heden de teelt van suikerbieten en koolzaad aantrekkelijk wordt ge maaktSpontane medewerking was het resultaat, doch de distributie van gene ratorhout kost den consument meer, dan de boschbouwer met inbegrip van al zrjn onkosten voor het hout ontvangt. (FotoArchief). Coccidiosis. De jaarlijksche konijnensterfte begint zoo langzamerhand traditioneel te worden. Dit beteekent niet alleen een belangrijk financieel verlies voor den fokker, doch ook een verlaging van de voor de volksgemeenschap beschikbaar komende hoeveelheid vleesch. Meerma len is er reeds op gewezen, dat de hoofdschuld van de groote verliezen bij de konynenhouders zelf ligt. Wanneer de voeding, verzorging en huisvesting in orde is, wordt de kans op ziekten tot een minimum teruggebracht. De hokken moeten op tyd en daarbij gron dig worden schoongemaakt. De reten, voegen en oneffenheden moeten worden uitgekrabt. Het vastzittende vuil wordt met kokend sodawater losgeweekt en daarna worden hok en ruif nog eens grondig met kokend sodawater gerei nigd. Wanden en bodem worden ver- volgens met witkalk bestreken. Min stens tweemaal in het jaar moet het hok geheel worden ontsmet, b.v. met een 35 kreoline of lysoloplossing (300500 gr. ontsmettingsmiddel op 10 liter water). Komt er ziekte onder de konijnen voor, dan zijn meestal de ziektekiemen niet alleen In het be treffende hok aanwezig, doch hebben deze zich ook reeds over de andere hok ken verspreid. Alle hokken moeten dan direct worden ontsmet. Uitwendige verschijnselen. De coccidiosis de gevaarlijkste konijnenziekte openbaart zich door een heftige diarrhee. De buik is vaak sterk opgezet door gasont- wikkeling in de darmen. Dikwijls merkt men-1 speekselvloeiingen, vloeien van den neus en herhaald niezen op. Ook de slijmvliezen van de oogen kunnen ontstoken zijn en door slijm aan elkaar gekleefd zitten. De dieren verzwakken en vermageren sterk. Verlammingen kunnen optreden. De konijnen ster ven na een paar dagen onder hef tige krampen. Het sterfte-cüfer bij deze ziekte is zeer hoog; voor jonge konijnen 90100 Op den derden dag na de infectie treedt meestal de hevige diarrhee op. Op den vijfden dag, soms nog later bereikt de ziekte haar hoogtepunt en sterven de dieren meestal. De dieren kunnen reeds sterven vóór de diarrhee optreedt door de ge noemde bacterie-vergiften. Zy liggen dan plotseling dood, zonder dat men er iets aan gemerkt heeft. Over leven zij het hoogtepunt; van de ziekte, dan is het grootste gevaar voor het dier voorbij. (Vervólg pag. 10) De Ryksvoorllchtiiigt-iHenst voor de Pluimveeteelt van de Dl*e-ctie van den Landbouw te Beekbergen geeft In nevenstaand artikel zeer belang rijke wenken aan konynenhoudera. Wanneer deze raadgevingen opge volgd worden, zal dit een vermin dering van de b(jna tradltioi#eel ge worden ïaarlyksche konyuensterfte beteekenen. Wat zou een. slager den ken, wanneer hij een koe mocht slachten, doch het uitbeenen en verder ver werken aan hen, die zich nooit voor de slagerij in teresseerden werd opge dragen? Dit gevoel treft ook den boschbouwer, die zijn eigen verbouw niet mag verwerken, het geen nog een sober ren dement van zijn bedryf zou mogelijk maken. Dat op deze wijze tien duizenden kilo's hout pKxluctief zouden wor den, die thans verloren gaan, begrijpt blijkbaar niemand. Veel steenkool zou voor huisbrand en andere doeleinden be spaard kunnen worden. Ook de particuliere boschbezitter heeft zijn gebreken en fouten. Zoo als het zwakke punt in den landbouw zijn ge brekkige organisatie was, zoo is dat den dag van heden in den bosch- bouw nog het geval; men leeft niet met elkaar doch naast elkaar. Het onderhoud van particulier bosch liet en laat nog vaak veel te wenschen over. Leiding en voorlichting ontbreken bijna geheel. Wel zouden velen met voordeel gebruik kunnen maken van de diensten der Nederlandsche Heide Mij., doch vaak vindt men dat woor zijn brokje boscb niet de moeite. Opwerken van voor verkoop bestemd hout Ait eveneens veel te wenschen over; op elke houtveiling moet een boer, die licht hout zoekt, deze sorteering kunnen aantref fen en het moet niet zoo zijn dat hij 50 van het gekochte hout niet voor zijn doel kan gebruiken. Bij alles wat gebeuren moet is inzicht en leiding noo dig. Duizenden en duizenden ha. voor be bossching geschikt terrein wachten neg op den ploeg en het plantijzer. Uit een oogpunt van natuurschoon biedt een heideveld ongetwijfeld zijn aantrekke lijkheid tusschen beboschte terreinen, doch zonder daaraan afbreuk te doen, bieden Brabant en de Veluwe, Drenthe en Overijssel nog een overvloed van terrein dat wacht. Napoleon gebruikte zijn soldaten voor de bebossching van de Landes; in de Lunenburgerheide zag ik eens gevange nen bezig met den aanleg en het onder houd van bosch en de verwerking van hout, doch nog nooit heeft men er blijk baar aan gedacht in dien geest hier iets te ondernemen. De middelen en mogelijkheden zijn er, het is slechts een kwestie van aanpak ken. Bebossching zou een blijvende werk gelegenheid beteekenen voor duizenden en productie van duizenden m3. hout. Buitenplaats In de IJsselstreek (Foto: Archief) waaraan ondanks alle vorderingen der techniek behoefte zal blijven bvotaan. Het boseli is een volksbelang De tijd zal het leeren, dat het conser- veeren van hout voor boerengerief alle aanbeveling verdient; het wolmanisee- ren geeft het hout een grooten levens duur; daarin schuilt een object van groote beteekenis vooi land- en bosch bouwer. Wie hieraan twijfelt, bedenke slechts van welke waarde net zou zijn den levensduur van boerengerief hout, matig geschat, te verviervoudigen. Samenvattend komen we dus tot de con clusie, dat het bosch van groote betee kenis is vooi ons volk in zi.in geheel maar voor land- en bosch bouw en de daarin werkende arbeiders in het bijzon der. Voorai in den winter is hel een nuttig werk object. Dat veel inniger samenwerking var overheid en particulier boschbezit noo dig is en van overheidswege her- en bebossching met alle ten dienste staande middelen moet worden bevorderd en een gemeenschappelijk volksbelang moet worden nagestreefd, staat wel va Het verwerken van hout tot zijn be stemming is echter de taak van d.* boschbouwer en niet van derden. Het particulier boschbezit ziet zijn be langen het beste gediend door vereeni- ging en gemeenschappelijke belangen behartiging en het moet zoo worden dat het Staatsbosch beheer meer dan ix, het verleden de taak krijgt toegewezen adviseerend en samenwerkend op tl treden. -

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 9