De arbeidsinzet van Nederlandsche boeren in Duitschland ZEELAND Officieel orgaan van den Nederlandschen Landstand £eeu»>" GOES 2de Jaargang No. 27 Yrijdag 9 Juli 1943 Verantwoordelijk voor den Inhond: De Boerenleider. i andstand De lichtingen 1923 en 1924 wor den opgeroepen, niettegenstaande er voor onze boerenjongens een vrijstelling (z. g. „Ausweis") is uitgeschreven. Onrust en woeling is er het gevolg van. Het is met geen pen te beschrijven wat zich, de laatste dagen, in vele boeren gezinnen heeft afgespeeld. Vaders, die ziek zijn en van wie de oud ste of eenigste zoon het bedrijf vasthoudt, voelen zich ter-neer geslagen. Waaraan hebben onze boeren dat verdiend? vragen wij ons af. Trouw deden wij onzen plicht. Onze kip- penhouderij zagen we vernietigd, onze varkensstapel bestaat prak tisch niet meer, onze veehouderij is danig ingekrompen, de hooge bedrijfsonkosten zuigen ons inko men op, en toch hebben onze boe ren gewerkt en gesloofd, op een wijze waardoor ze bovenaan staan in gansch Europa. Wij kennen allen nog de overleveringen en de oude verhalen van onze moeders en grootmoeders, die ons vertel den, van de tientallen van jaren, in de vorige eeuw, toen ons voor geslacht door soberheid en arbeids- lust, zich door een zee van moeiten en zorgep heeft heengewerkt, zoo dat wij aan hun vlijt te danken hebben dat we nog zijn die we zijn. Die oude geestkracht dragen de boeren en vooral hun vrouwen nog en daardoor hebben we kunnen verwerken alles wat ons de laatste jaren overkomen is. Nu kan men op zeer vele wijzen zich instellen op dergelijke druk kende toestanden. Men kan b.v. het bijltje er bij neer gooien en zeggen: „Als het zoo moet laat dan een ander het maar opknap pen". Doch zijn we daarmede gered? Men kan ook den moed verliezen en zijn bedrijf of zijn werkkring, zonder lust en energie, voortzet ten. Doch ook dat helpt geen zier en de steeds drijgender nood zou ons van de eene ramp in de andere brengen en als willooze werktuigen zouden we ons dan laten meesleuren naar steeds die per en grooter leed. De zwarigheden van het leven, moeten we open en klaar tegemoet treden en allen dag opnieuw wer ken met alle kracht en wijsheid die ons gegeven wordt. De moei lijkheden lost men daarmede wel niet op, maar wel mag men dan verwachten dat, in elke omstan digheid van het leven, de kracht niet minder zal zijn dan het kruis dat ons te dragen wordt gegeven. Nu de lichting 1923 en 1924 dan toch weg moest en toen bleek dat er geen schijn van kans meer overbleef dat af te wenden, toen bleef er maar een weg over en dat was om dan te trachten dat onze boerenjongens dan ten min ste in Duitschland in een land bouwbedrijf zouden worden onder gebracht. Als we allen ons best Een Groninger landarbeider genietend van ztyn pijpje. doen is er kans op dat dit zooveel mogelijk wordt geregeld. Dat er twee jaargangen weg moeten is heel erg. Het dreigde echter dat nog meerdere jaargangen zouden worden geroepen. Dit kwaad is tenminste gekeerd en de Aus- weisen blijven voor de verdere jaarklassen geldig. Elke zaak heeft meer dan een zijde. Ook de zaak van den inzet van onze boeren. Er is een Neder landsche zijde en er is een Duit- sche zijde. Ik sprak een Duitschen boer er over en deze man keek mij met groote oogen aan, toen ik hem ons standpunt uiteen zette. Het eenigste wat hij ant woordde was: „Bij ons zijn geen twee maar drie en twintig lichtin gen opgeroepen en bij duizenden zijn ze gegaan om nooit weer terug te keeren". Als men dat hoort kan men nog wel veel woor den zeggen, maar elk woord is dan ijdelheid. Er is nu eenmaal een eenheid van bloed en van geest tusschen alle boeren van Germaanschen stam. Ik kan en ik wil doorvechten tegen alles en iedereen om onze boeren zoo veel mogelijk hier te houden maar ik wil eerlijk bekennen, als ik een Duitschen boer en een Duitsche boerenvrouw ontmoet van wie soms twee of zelfs meer jongens gevallen zijn, dan heb ik geen woorden meer. Laten wij dan in gezamenlijk over leg doen wat onze hand vindt om te doen ook en vooral nu. Na deze tijden komen andere tijden en de zon schijnt toch al zijn er wolken en de lente komt ook na den strengsten winter. De Almachtige geve onzen boeren en vooral him vrouwen de kracht een rechten weg te gaan ten einde toe, Lunteren, Juli 1943 ROSKAM

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1