Historische flitsen uit den Nederl. boerenstand
4
alleen moet de boer de waarde van een
goeden wiic. -vogelstand, die den oogst
bevordert, niet veronachtzamen.
Bovendien zal de vermeerdering van
kennis op dit gebied de belangstelling
doen toenemen, hetgeen meerdere
levensvreugde met zich zal brengen,
want het staat vast, dat ook vele boe
ren, die het grootste gedeelte van him
tijd toch te midden van de vrije natuur
doorbrengen betrekkelijk weinig van
wilde vogels weten en dus onbekend
zijn met hun levensgewoonten.
Behalve de meest gewone soorten, die
op of in de nabijheid van de boerderij
voorkomen, kent men de vogels niet bij
name en al steekt de boer in dit opzicht
gunstig af bij den doorsnee-stedeling,
die alles wat vliegt een „vinkie" noemt,
de naam „muschje" wordt ook op het
platteland vaak gegeven aan tal van
vogelsoorten, die met dien „straatjon-
gen-onder-de-vogels" bjjna niets gemeen
hebben, dan alleen de grootte en kleur.
JAC. GAZENBEEK
Muziekschrift uit de le
vende natuur. Daar Ijjkt
het Inderdaad veel op, als
men de talrijke zwaluwen
op telegraafdraden ziet
zitten.
een waardevolle
factor in het
leven van den
boer
meest populaire afdeeling van het gan-
sche dierenrijk zijn geworden. Nadat
Heimans en Thijsse begonnen zijn met
hun voortreffelijke voorlichting, zijn er
tal van fraaie boeken verschenen over
vogels. Het een nog al mooier en be
langwekkender dan het andere.
Geestdriftige onderzoekers trokken ge-
gewapend met camera en kijker de bos-
schen, duinen, velden en rietwildernissen
van ons land in en hetgeen zij beleef
den, geduldig vertoevend in het kleine
schuilhutje, stelden zij te boek en zoo
werd steeds meer bekend omtrent het
intieme leven en de psychologie van
onze gevederde vrienden.
Hoe zou ons landschap verarmen, als
daarin de talrijke vogelsoorten ontbra
ken, die ons thans zooveel vreugde en
genot verschaffen door hun zang en
bedrijvigheid.
Deze tijd dwingt ook den boer tot be
zinning op geestelijk zoowel als mate
rieel gebied. Wat dit laatste aangaat,
wordt van hem gevraagd, meer dan ooit
te streven naar verbetering en ver
grooting van den oogst en reeds daarom
Over nuttige en schadelijke
vogels
Wanneer wjj hier iets vertellen over
de belangrijke plaats die de vogel in
neemt in de natuur en over zijn waarde
voor het leven en bedrijf van den boer,
dan hebben wij daarbij niet zoo zeer die
vogelsoorten op het oog, welke sinds
onheuglijke tijden in dienst staan van
den mensch, vanwege het directe nut of
het genoegen dat zij afwerpen; doch
meer de vogelsoorten die in het wild
leven.
Het begrip „waardevol" moet de lezer
niet onmiddellijk in verband brengen
met klinkende munt, want er zijn
gelukkig nog andere zaken, die in
het leven van belang zijn en die ook de
boer waardeert. Het is immers dwaas
en zeer bekrompen te denken, dat de
eenvoudige plattelandsbewoner geen oog
en gevoel heeft voor de schoonheid en
doelmatigheid der schepping.
Een bewijs van het tegendeel vinden wij
in de bloemen, die bij den eenvoudig-
sten boerenarbeider in den hot en op de
vensterbank niet ontbreken en dat de
boer noewel bepaalde invloeden zich
in ongun3tigen zin daarop deden gel
den ook verder gevoel leeft voor
den schoonen tant van het leven, kan
niet betwist worden.
Het is bekend, dat enkele vogelsoor
ten dooi de boeren worden beschouwd
als gelukbrengend en als zoodanig wor
den deze niet alleen met rust gelaten,
doch wordt hun aanwezigheid zelfs bij
zonder op prijs gesteld. Wij denken dan
onmiddellijk aan den ooievaar of uiver
en aan de zwaluwen! Geen boer zal hun
nesten verstoren of toelaten, dat zijn
jongens deze „heilbrengers" schade of
overlast berokkenen.
Daarna komt er een groote groep vogel
soorten. die den boer minder belangstel
ling inboezemt en die dan ook met min
der eerbied wordt behandeld.
Ten slotte zijn er dan nog de roofvogels
en de kraalen-soorten, die er van be
schuldigd worden niets anders te doen
dan op brutale wijze schatting heffen
van het boerenbedrijf.
Het nut of de schade door vogels
teweeg gebracht, hangt geheel af van
de omstandigheden. Huismusch en hout
duif, twee soorten, die misschien over
wegend schadelijk zijn, doen toch nog
veel nuttigen arbeid ook.
Voor de overige vogels geldt, dat zij
beurtelings nuttig èn schadelijk kunnen
zjjn. waarbij zonneklaar blijkt, dat het
nut de schade vèr overtreft.
Het vasthouden aan dat scherpe onder
scheid nuttig-schadelijk wordt al meer
gezien als een zeer verouderde opvat
ting. Het is immers zoo. dat de schade,
welke door vogels wordt aangericht nu
eenmaal veel meer in het oog loopt dan
het nut dat zij afwerpen, want dit be-
jLuat nootdzakelijk in het voorkomen
van schade, die van insecten te wach
ten is.
Verder richt een vogelsoort, die z.g.
schadelijk is (volgens het oude begrip)
deze schade meestal aan gedurende een
korten t(jd; de rest van het jaar ver
richt zij gewoonlijk overwegend nuttig
werk. Het is waarlijk niet overdreven,
als wij beweren, dat de vogels er in be
langrijke mate toe kunnen medewerken
schade aan de cultures te voorkomen
en mede te helpen aan de vergrooting
van den oogstopbrengst, een zaak, die
thans wel zeer actueel is.
Land- en tuinbouw hebben er onmid
dellijk baat bij, dat de vogels op juiste
wijze beschermd worden; de boschbouw
kan wijzen op vele gevallen, waarin
dreigende insectenplagen door het óp-
treden van groote zwermen vogels op
afdoende wijze bestreden werden, de
fruitteelt zoekt het bij de bestrijding
van schadelijke insecten meer in het
treffen van andere afwe^rmaatregelen
dan in het bevorderen van een goeden
vogelstand.
Wij hooren, nu wij het zoo terloops over
de fruitteelt hebben, al ironisch opmer
ken: „Daai hebben ze zeker liever niet
van die „nuttige" vogels, zooals spreeu- j
wen en dergelijke
Inderdaaa, de schade aan ae kersen- j
hongerden en fruitkweekerijen door
spreeuwen toegebracht kan men niet
zonder meer voorbij gaan en de wet
heeft dan ook zeer terecht de mogelijk-
heid open gelaten vogels, die overigens
beschermd zijn, te dooden als zij be- j
langrijke schade veroorzaken. Dit is een r
gezond standpunt. Overigens willen wij
direct opmerken, dat de spreeuwen het
verdere gedeelte des jaars van onbere-
kenbaar nut zijn door het verdelgen
van slakken, emelten enz. enz., terwijl
zij ook in den zomer, tot groote zwer-
men vereenigd, goed werk doen bij het
tegengaan van rupsenplagen, zooals
wij op de Vel uwe meermalen in de bos- 'i
schen konden gadeslaan.
Ook al zouden wij ons standpunt enkel
laten afhangen van de overweging nut- t
tig-schadelijk, dan zouden wij aan de j
hand van hetgeen door deskundigen op
dit terrein naar voren werd en wordt j
gebracht en onomstootelyk vaststaat,
zonder aarzelen moeten instemmen met
het principe der vogelbescherming. Be-
scherming als regel, afweermaatregelen j
en vervolging slechts in gevallen van j
noodzaak.
De vogels vormei een uiterst belang- i
wekkend en levendig onderdeel van het j
landschap en het is niet verwonderlijk, j
dat zij in de laatste kwart-eeuw de 1
Wanneer ik eeltige artikelen uver de his-
torie van den Boerenstand schrijf, doe
ik dat, om bü de jongeren belangstelling op
te wekken voor en Inzicht te geven in het
boerenleven van voorheen en bij de ouderen
herinneringen op te wekken. Ik begin mijne
mededeeiingen na 1872 dus na den
Eransch-Duitschen oorlog van die jaren.
Het is wel opmerkelijk, dat na dergelijke
schokkende gebeurtenissen de boeren
eenige goede jaren beleven en het boeren
bedrijf daarna aan groote Inzinking bloot
staat, zoodat men veel boerengezinnen tot
armoede ziet geraken. Komt dit voort uit
het feit, dat de invoer van buiten in zulke
jaren gestoord is en men aangewezen is
op do opbrengsten van eigen bodem en
daarna deze door den invoer weer
worden overvleugeld? In April 1879
dus in de tüden na de gebeurte
nissen in 187072 behandelde de
heer H. Komen, burgemeester van Winkel
en Lid der Provinciale Staten, de vraag,
wat te doen tegen de overweldigende con
currentie van Amerika in zake de voort
brengselen van den Landbouw. Men bepale
(zoo schrijft de heer Komen) in Europa
hetzij in lederen staat afzonderlijk, hetzij
door alle staten te zamen In verecnlging,
standaardprijzen voor de verschillende
landbouwvoortbrengselen, daaronder ook
begrepen de vleesch- en zuivelproducten.
De prijzen bepale men vooral niet te hoog,
doch zóó, dat een bekwaam en vlijtig land
bouwer, bij middelmatige oogsten in zijne
behoeften en in die van zijn arbeiders zal
kunnen voorzien.
Dalen de marktprijzen tot beneden die
standaardprijzen, dan heffe men bij invoer
in Europa een inkomend recht tot een
bedrag van het verschil tusschen markt
en standaardprijs. Stijgen daarentegen de
marktprijzen in Europa tot boven de stan
daardprijzen. dan zou de aanvoer niet
alleen vrij ku.inen zijn, maar zou men in
wederkeerig belang der verbruikers een
premie op den invoer kunnen stellen. Door
zoodanigen maatregel zouden het grond
bezit en de landbouw tegen groote schok
ken beveiligd zijn en zouden de prijzen
der landbouwproducten voortaan meer sta
biel zy'n dan tot nu toe.
Hieronder geef ik eenige prijzen der voort
brengselen in 1879.
Graanprijzen October 1879 per H.L.
Tarwe ƒ7—11.37; Kogge ƒ7.50—ƒ8; Gerst
ƒ5ƒ5.25; Haver 3.25ƒ5; Br. boonen
ƒ11—ƒ18; Paardenboonen ƒ7—ƒ8; Groene
erwten 14.50—28; Vale erwten 1220;
Mosterdzaad 1518; Blauwmaanzaad
ƒ12.50; Koolzaad ƒ8ƒ10; Karwy ƒ16.25
17.
Prijzen zuivel en vee 1879.
Hooikaas ƒ33.50; Boter ƒ1.20 per K.G.
(voorjaar); (October) Kaas 26ƒ33.50;
Boter ƒ1.40 per K.G. (najaar).
Geldekoeien (voorjaar) 120170, najaar
ƒ130ƒ180; Kalf koelen (voorjaar) ƒ140—
ƒ200, najaar ƒ200—ƒ260; Vette Koelen
ƒ220—ƒ280; Vette Kalveren 70—90 ets. per
K.G.; Nuchtere Kalveren ƒ10ƒ24.
(Wordt vervolgd)
Het principe der vogelbe
scherming verdient
instemming
In den uitersten top van den pereboom
zit een spreeuw Een lieflijke verschijning: het roodborstje