Inrichting van een fruitbewaarplaats
Groeistofbespuiting
van zomerfruit
Steeds heeft de Nederlandsche fruit
teler er naar gestreefd zijn laat ge
oogst fruit (winterfruit) zoo lang mo
gelijk te bewaren. De bedoeling daar
van was, dit bewaren zóó lang te rek
ken dat het winterfruit eerst dan ge
ruimd is, als in den vroegen zomer het
eerste versché fruit weer op de markt
verschijnt. Op verschillende manieren
vond het bewaren plaats: men stortte
het fruit op hoopen in kelders of schu
ren, men kuilde het fruit in speciale
grondkuilen in, men bewaarde het in
speciale fruitkasten, waarbij het op
rekken, één enkele laag dik werd ge
legd. Later maakte men gebruik van
koelhuizen, waar het bij een constante
temperatuur zoo dicht mogelijk bij het
nulpunt bewaard werd.
Den laatsten tijd heeft zich de speciale
fruitbewaarplaats ontwikkeld. Dat is
een schuur of pakhuis, zoo ingericht,
dat zooveel mogelijk wordt voldaan aan
de eischen, die er met het oog op een
goede bewaring van het fruit aan mo
gen worden gesteld. Om zich een denk
beeld te kunnen vormen, welke deze
eischen zijn, is het noodig, dat men
weet, wat men met het bewaren beoogt
en wat het bewaren eigenlijk is.
Uit een bloesem ontwikkelt zich, als
zich de juiste omstandigheden voordoen,
een vruchtje, en na verloop van langer
of korter tijd is dit vruchtje zoo ver
gegroeid, dat het „rijp" is. Dat wil in
zeer veel gevallen zeggen, dat het groei
proces zoover gevorderd is, dat de
vrucht gegeten kan worden. Niet altijd
is dat het geval; het kan ook zijn, dat
de teler onder „rijp" verstaat, dat de
vrucht zoo ver gegroeid is, dat hij kan
worden geoogst, maar dat hij nog niet
geschikt is om gegeten te worden. Men
onderscheidt in dergelijke gevallen de
begrippen „plukrijp" en „eetrijp". Voor
al bij ons winterfruit doet zich het
verschijnsel voor, dat de begrippen
„plukrijp" en „eetrijp" elkaar bij lange
na niet dekken. Men noemt meestal
het fruit „plukrijp" als het los aan den
boom gaat zitten; als bjj oplichten van
de vrucht deze met een tik loslaat van
de plaats, waar zij is aangehecht.
Pluk- en eetrijp
Is een vrucht eenmaal geoogst, omdat
zö „plukrijp" is, dan is haar groeiproces
bjj lange na niet ten einde. Soms duurt
het nog vele weken of maanden, voor
dat de vrucht werkelijk „rijp", dat wil
zeggen, „eetrijp" is. Evenals alle andere
omstandigheden, die den groei van ons
fruit beïnvloeden, zijn ook de omstan
digheden, waaronder het fruit de
periode tusschen „plukrijpheid" en „eet-
rijpheid" doorbrengt, van invloed op de
snelheid van het rijping»- of groei
proces. Door dus in een bepaalde rich
ting invloed uit te oefenen op het
rijpingsproces van de „plukrijpe" vrucht
kan men dat proces sneller of lang
zamer doen verloopen. De bedoeling van
het bewaren van het winterfruit is, het
proces zoo lang mogelijk te rekken.
Een der voornaamste factoren, die de
lengte van het rijpingsproces beïnvloe
den, is de temperatuur. Het is bekend,
dat vrijwel alle biologische processen
langzamer gaan verloopen, naarmate
de temperatuur daalt beneden een
optimumtemperatuur, waarbij het pro
ces het snelst verloopt. Ook het rijpings
proces van het bewaarde fruit verloopt
langzamer als de temperatuur daalt.
Wil men het rijpen zoo langzaam mo
gelijk laten verloopen, dan zal men
moeten zoeken naar de laagst mogelijke
temperatuur, waarbij het fruit, zonder
dat het schade ondervindt kan worden
opgeslagen.
Want het mag wel als bekend worden
verondersteld, dat ons fruit maar niet
bij elke willekeurige temperatuur kan
worden bewaard. Enkele graden be
neden het vriespunt bevriest ook ons
fruit en dan ondervindt het belangrijke
schade, het zal dan, als het eenmaal
weer ontdooifl is, in het gunstigste ge
val nog onmiddellijk fabriekmatig kun
nen worden verwerkt, maar meestal
gaat het tot rotting over tijdens het
ontdooien, zoodat het waardeloos wordt.
Zelfs al zou ons fruit, door het op te
slaan bij een zoo laag 'mogelijke tem
peratuur nog niet bevriezen, dan zijn
er toch verscheidenheden, die als ze
gedurende langen tijd bij een constante
lage tempetatuur worden bewaard, -
daarvan schade ondervinden; Zij ver-
toonen dan het z.g. „lage-temperatuur-
bederf" (Meestal L.T.B. genoemd). Be
halve, dat een lage temperatuur het
rijpingsproces van de vruchten rekt,
zal ook het levensproces van schimmels,
die rotting bij de vruchten veroorzaken,
worden vertraagd. Door verlaging van
temperatuur zal dus de ontwikkeling
van rottingsschimmels worden tegen
gegaan.
Temperatuur en houdbaarheid
Het is nu voor den fruitteler, die zijn
winterfruit wenscht te bewaren, een
zaak van het grootste belang, te weten,
welke temperatuur voor zijn fruit het
meest geschikt is, om te bereiken, dat
in de eerste plaats het rijpingsproces
van de vruchten zoo veel mogelijk wordt
geremd, zonder dat zij er schade van
ondervinden. En dat in de tweede plaats
de schadelijke schimmels zoo veel mo
gelijk in hun groei en ontwikkeling
worden befómmerd.
Het zal er op neer komen, dat een mid
denweg moet worden gezocht; voor
het tegengaan van rotting zou de tem
peratuur zoo laag mogelijk moeten zijn.
Liefst beneden nul, maar dat verdragen
de vruchten niet; ze zouden bevriezen
en waardeloos worden. Dan zoo dicht
mogelijk boven het nulpunt. Dat is
voor de meeste verscheidenheden ook
niet mogelijk, omdat zij dan gaan lijden
aan L.T.B. In de practijk is men dan
ook tot de ervaring gekomen, dat de
meeste fruitverscheidenheden bewaard
kunnen worden enkele graden boven
nul. De peren bij een temperatuur van
nul tot 1 gr. C. (deze fruitsoort kent
geen L.T.B.), de meeste appels bij een
temperatuur van 1 tot 3 gr. C. boven
nul en de appels, die spoedig last heb
ben van L.T.B. bij ongeveer 5 gr. C
Naast de temperatuur is ook de vochtig
heidstoestand van de lucht waarin de
vruchten worden bewaard, van grooi
belang. Zou de lucht droog zijn, da
wil zeggen, zou de lucht aan de vruch
ten water onttrekken, dan zouden de
vruchten uitdrogen, en aan gewicht ver
liezen, en in ernstige gevallen gaan rim
pelen, waardoor zij sterk in waarde ver
minderen. Is de lucht te vochtig, dal
wil zeggen, worden de vruchten door
aanslag van waterdamp nat, dan be
staat het gevaar, dat rottingschimmels
zich verspreiden en zich ontwikkelen,
waardoor een belangrijk deel van het
opgeslagen fruit verloren kan gaan.
Naast de factoren temperatuur en
vochtigheid zijn er nog enkele die van
invloed zijn op de houdbaarheid van het
opgeslagen fruit.
Deze zijn echter voornamelijk van be
lang bij het in koelhuizen bewaarde
fruit, maar voor de in een volgend
artikeltje te behandelen fruitbewaar-
plaatsen hebben deze factoren weinig
beteekenis.
D. L. BOOIJ
PERZIKEN INGEPAKT IN PAPIERWOK IN POOTBAKKEN. Om de teere vruchten
niet te beschadigen worden ze netjes in drie rijen van vier en omgeven met papierwol,
in de bakjes gelegd
DitJ
van den t(jd van optreden
van het galmugje. Vliegt
dit nog tot laat in Augus
tus, dan zal door laat
oculeeren weinig te berei
ken zijn en moeten wij de
voorkeur geven aan de
genoemde voorzorgsmaat
regelen.
Samenvattend Kunnen wy
over de oculatiemade dus
het volgende vaststellen
1. Het galmugje Clinodi-
plosis tof Thomasia) ocu-
liperda vliegt tot midden
Augustus en legt haar
eieren in kankerplekken
en andere wonden. Het
varieert in kleur van geel-
grauw tot bruin-zwart en
is lVa—2 mm. lang. Het
is kenbaar aan de voel
horens, die uit 14 leden
bestaan.
2. Schade van beteekenis
treedt alleen op, wanneer
de eieren worden gelegd
aan de oculatieplaatsen
van rozen en vruchtboo-
men. De eieren worden
gelegd in een aantal van
6 tot 12. Na ruim een week
komen de vermiljoenroode,
22y2 mm. lange maden te
voorschijn en begeven zich
onder het schildje der
oculatie.
3. De schade bestaat hier
in, dat de maden zich voe
den met het sap der ver-
e delingsplaats, waardoor
het ingeplante stukje en
de omgevenae oude bast
verdroogt. Er treedt geen
vergroeiing op en de ocu
latie mislukt
4. Na 46 weken laten de
maden zich op den grond
vallen, waar ze in poptoe
stand den winter doorbren
gen. In den voorzomer
komt het volwassen insect
weer te voorschijn.
5. Directe bestrijding ls
niet mogelijk. Men moet
trachten te verhinderen,
dat het galmugje haar
eieren aan de oculaties af
zet. Dit kan op twee wijzen
geschieden:
a. Door te enten nadat de
vliegtijd van het volwas
sen insect geëindigd is, d.
w.z. eerst eind Augustus.
Dit stuit in de practijk
achter op ernstige bezwa
ren. B\j rozen is het on
mogelijk, bij vruchtboomen
zou het by kleine partijtjes
doorgevoerd kunnen wor
den.
b. Door de entwonde zóó
af te sluiten, dat de ma
den niet binnen kunnen
dringen. Hiervoor bestaan
verschillende middelen b.v.
de entplaats omwikkelen
met ruwe woldraden, die
vooraf gedoopt zijn in een
mengsel van terpetijn, naf-
taline en lijnolie en goed
uitgewronger en gedroogd
zijn. In de practijk wordt
echter meer gebruik ge
maakt van entwas en pa
raffine op de bovenvermel
de wijzen. Een vervangmid
del van genoemde stoffen
is Cereslne.
Tenslotte willen wij er op
wijzen, dat soi~migen ook
goede resultaten hebben
bereikt met het bepleiste
ren met leem. By verede
lingen aan den wortelhals
is het natuurlijk voldoen
de als men deze aanaardt.
W. GELDOF.
Het werk van den fruit
teler in deze week
Eind Juli kunnen de eerste rüpe,
vroege appelen worden verwacht
Het is de Yellow Transparant, welk*
als vroege appel eer groote betee
kenis voor onze fruitteelt heeft
Menigeen heeft het ondervonden, dal
juist deze variëteit vroegtijdig zjjn
vruchten iaat vallen: de appel
„druipt". Dit Is wel jammer, want
In de eerste plaats Is het valfritit
meestal beschadigd en in de tweede
plaats zou het meer zijn uitgegroeid
indien het nog eenige dagen aar
den boom was blfjven hangen.
Het is niet zoo lang geleden mogc
•Uk gebleken, dezen fruitval looi
een bespuiting met groeistoffen te
vertrggen. Hiertoe dient men de
hoornen in kwestie omstreeks 14
dagen vóór de plukrüpheid te bespui
ten met naphtylazljnzuur, dat In dei-
handel onder den naam van Rhi
/opon B bekend staat. De hoevee'
heden, welke noodig zijn. z(jn zeei
gering. Het beste zal zijn te bespui
ten met een oplossing van 1 gr
naphtylazljnzuur op 100 l. watei
Voor de variëteit Yellow Transparani
I» Vt gr. nog beter. Aan de sproei-
vloeistof behoeft geen ultvloeler te
worden toegevoegd. Wel Is het van
groot belang, dat de vruchten wor
den geraakt.
Het is nog niet bekend, of alle va
rlëtelten appels en peren even gun
stig op een bespuiting met groeistol
fen reageeren. Van de Yellow Tran
sparant weet men he zeker en vele
fruittelers, die In het vorige seizoen
met Rhizopon B hebben gespoten
hebben hiermede succes gehad.
SPUIT DAAROM MET RHIZOPON
B, INDIEN U WEET, DAT DE
YELEOW TRANSPARANT MEEST
AL TE VROEG AFVALT.
Inspectie Van den Tuinbouw.
/V
DE ASPERGILLL'S-METHODE vuur
grondonderzoek stelt 7 meisjes in staat
per week 1000 monsters in triplo op P-
en K-gehalte te onderzoeken.
SLAKKEN bestrydt men o.a, door tus
schen de planten te strooien houtzaagsel
gedrenkt in een oplossing van 1 kg.
kopersulfaat op 7 liter water.
AARDAPPELLOOF, ingekuild zonder
eenige toevoeging, geeft een poover re
sultaat. Van de 65 onderzochte monsters
bleken er slechts 22 aan het doel te be
antwoorden.
STOPPELGEWASSEN kunnen alleen
d&&r me* succes worden verbouwd, waar
het land vrij is van wortel on krui den.
Mededeellng
De heer M. Speelman, Hoofd van
den Eandeiykcn Raad voor de Fruit
teelt, zal lederen Donderdag, de»
middags van 14.30 tot 16 uur te
spreken z(jn in liet gebouw van den
Nederlandsche» Landstand, Zee
straat 71b, Den Haag.
Het geven van technische adviezen
omtrent den aanleg en het onder
houd van boomgaarden, zlektebe
striding in de fruitteelt e.d. bchoori
niet tot de taak van den Landstand
Deze vraagstukken worden dus niet
op deze besprekingen behandeld
Hiervoor wende men zich tot de
betrokken Rykstuinbouweonsulenten