De veelevering 1943-'44 ZEELAND Officieel orqa an van den N e d e r I an d s c h en Land s f a n d 2de Jaargang No. 33 Vrijdag 20 Aug. 1943 I Verantwoordelijk voor den inhoud: De Boerenleider. De veelevering voor de periode 1943- 1944 is hedenmorgen, in groote Ljjnen, geregeld. Ook het maximum van den te houden veestapel is vastgesteld. De on derdeden zullen nader worden bekeken en de praktjjk zal ook hier weer veel moeten klaren. In het kort komt het hier op neer: Er moet 120 kg per dier ge leverd worden. Het bedrüfsmaximum voor 1943-1944 kan, in normale gevalien, het zelfde zijn als op 1 December 1942. De hoeveelheid te leveren vleesch van iederen boer zal vastgekoppeld worden aan de hoeveelheid melk, die hij ge leverd heeft. Er zullen boeren zjjn, die 350 kg. per dier moeten leveren, wat dus praktisch zeggen wil. dat hun vee stapel zal worden opgeruimd. Er zullen ook boeren zjjn, die slechts 60 kg. per dier behoeven te leveren, zoodat deze boeren dus kunnen uitbreiden. De meeste gevallen zullen hier wel tusschen liggen. De geheele zaak van de veelevering Is niet eenvoudig. Er zijn zooveel belangen en zooveel machten, waar rekening mede gehouden moet worden, dat dit voor een buitenstaander moeilijk te overzien is. De oorlogseconomie drukt haar stempel ook hierop en de wet van de oorlogs- noodzaak doet vele wenschen en vele rechtvaardige verlangens op den achter grond treden. Het eerste, waarmede ge rekend moet worden; is de voedselvoor ziening van ons volk. Het staat immers vast, dat ons volk gevoed moet worden en dat daar vleesch voor noodig is. Ook staat het vast, dat om het rantsoen van 125 gram te kunnen handhaven er meer vleesch geleverd moet worden dan onze veestapel, by een gezonde bedrijfsvoe ring, eigenlijk gelaat. Men kan met recht van redenen zeggen, dat de dis tributie van het vleesch dan maar eenige maanden moet worden stopgezet, want als men onzen veestapel nog verder in krimpt, dan vermindert men weer de melklevering, zoodat men var. den regen in den drup komt. Dit is nu eenmaal een waarheid als een koe. Er is echter ook nog een andere waarheid; men kan ook zeggen, dat er in de steden onder voeding ls en dat er in sommige ge zinnen, waarin opgroeiende kinderen zijn, de honger om de deur grjjnst. Als wij, van Landstand-zijde uit, nu zeggen, dat de distributie van het vleesch dan maar twee maanden moet worden stop gezet, dan hebben wij hierin gelijk, maar laten wij nu toch ook weer erkennen, dat zij, die verantwoordelijk zijn voor onze stadsbevolking, met evenveel recht kunnen zeggen, dat het onmogelijk is en onverantwoordelijk om de rantsoe nen nog verder te verlagen. Ik zeg dit maar, omdat ik weer een stroom van brieven verwacht van menschen, die ons nu eens zullen gaan bewijzen, dat de levering van 120 kg per dier veel te hoog is. Wij moeten dit niet eenzijdig, maar veelzijdig zien. Een theoretische becijfering kan ons lee- ren, dat bij een levering van 120 kg de veestapel zoo ongeveer op peil kan blij ven. Een levering van 100 kg zou, van boerenstandpunt uit, rechtvaardiger zijn en economisch ook meer verantwoord zijn, maar wij hebben het nu eenmaal niet alleen voor het zeggen en wij moe ten ook rekening houden met onze eer ste opgave als verzorger van ons volk. VEELEYTERING EN ZWARTE HANDEL Het nieuwe element in deze regeling is, dat de hoeveelheid te leveren vleesch zal worden vastgekoppeld aan de hoe veelheid melk, die geleverd is. Als grond slag zal genomen worden de afgeleverde melk van 1 Juli 1942 tot 1 Juli 1943. Zooals ik boven schreef, zal per koe 120 kg geleverd moeten worden. Door de binding van de levering aan de afge- levèrde hoeveelheid melk, kan deze 120 kg voor veel hoeren hoögox en ook lager zijn. Zij, die heel weinig hebben geleverd en die zijn er helaac kunnen zelfs aangeslagen worden tot het leveren van 350 kg per koe. Praktisch wil dat dus zeggen, dat hun geheele veestapel zoo ongeveer zal worden opgeruimd. Zjj, die veel hebben geleverd, kunnen zelfs van hun levering in zooverre worden ontsla gen, dat zij slechts 60 kg per koe behoe ven te leveren. Dit maakt dus geen klein verschil. Ieder zal moeten toestemmen dat van uit algemeen Nederlandsch standpunt, deze regeling rechtvaardig is. Er zijn n.L boeren die hun veestapel heb ben opgefokt op de productie van melk en dat ten koste van het gewicht van hun koeien. Andere boeren hebben weer meer vee dat zwaarder is, dat gemak kelijker in gewicht toeneemt, maar min der melk levert. Daarom alleen is het billijk, dat die boeren, die veel melk leveren, iets lager worden aangeslagen in hun veelevering. Dan is er echter nog een zeer belangrijke factor, die tegen woordig dieper ingrijpt. Een boer, die al zijn melk voor de gemeenschap af levert, heeft nu eenmaal meer waarde voor hen, die verantwoordelijk zjjn voor de distributie van onze levensmiddelen voor de geheele bevolking, dan een boer, die zich aan de levering onttrekt en uit winstbejag de melk In den zwarten han del verkoopt. Afc er geen oorlog was dan zou de veelevering geheel vrijwillig moeten zijn, maar als dat nu zoo was, dan zou de praktijk leeren dat er op het oogenblik bijna geen koeien geleverd zouden worden. Nu er dus toch geleverd moet worden, is het daarom rechtvaar dig, dat die boeren, die voor de volks gemeenschap het beste hun plicht heb ben gedaan, worden gesteund en dat zij, die in den zwarten handel zjjn gevlucht, het gelag moeten betalen. Er Is nu een maal honger in onze steden en de honger is een scherp zwaard. Er is z.g. zwarte handel in Nederland, die meer aange duid kan ".rorden a's hulp can dorps- genooten en als ondersteuning van zwak- ken. Er is echter óók zwarte handel, waarvoor maar één woord is en dit is „misdaad". Ieder weet wat ik hiermede bedoel. Zooals boven gezegd, kan het bedrijfs- maximum, voor normale gevallen op 1 December 1943 worden vastgesteld op dezelfde wjjze als op 1 December 1942. Voor 1 October zal echter gezorgd wor den, dat de boeren hun opgave hebben van hun a.s. maximum voor 1 Decem ber. Indien er dan boeren zjjn, die te veel vee hebben, dan is het 't beste, dat zij dat zoo spoedig mogelijk leveren. Dan gaat dit in mindering van hun oude levering, voorzoover deze nog niet volbracht is. Als die wel volbracht is, dan gaat het In mindering van hun nieuwe levering. Indien blijkt, dat zij met 1 December nog koeien hebben boven hun bedrjjfsmaximura, dan zullen zij die moeten leveren zonder ze in rekening te mogen brengen van hun verplichte levering. Die te leveren hoeveelheid vleesch wordt berekend naar het aantal koeien boven (Foto: H. Heukels). een jaar, dat men heeft, evenals vorig jaar. Het aanhouden van het jonge vee wordt anders berekend dan vorig jaar. Vorig jaar mocht men 20 procent aan houden van het vee. dat men had boven een jaar. Een boer, die b.v. 10 koeien boven een jaar had. mocht twee kal veren houden. Nu is de regeling zoo, dat het aantal stuks vaarskalven, pin ken en vaarzen (voot zooverre ze niet gekalfd hebben) te zamen 75% mag zijn van het aantal melk- en kalf- koeien. Dat wil dus zeggen, van de koeien die minstens eenmaal hehben gekalfd. Hierdoor was het mogeljjk, dat de boeren ook dezen zomer reeds be hoorlijk veel kalven hebben kunnen aan houden. De veelevering bracht ons het geheele een Ktreo-v vc- brieven on Mank ten. Dat was zoo in 1942, dat was zoo in 1943 en wij nemen aan, dat dit ook nu en in 1944 hetzelfde zal zijn. Van onze zijde hebben wij er van helpen maken wat er in dezen oorlogstoestand van te maken is. De oorlogseconomie kunnen wij nu eenmaal niet veranderen. Het komt er nu maar op aan, dat de levering naar recht en billijkheid wordt uitgevoerd en dat de scherpe kantjes er worden afgehaald en dat in noodge vallen eerlijke en rechtvaardige uitzon deringen worden gemaakt. Een voorname taak komt nu voor reke ning %ran den Plaatselijken Bureauhou- der met den Buurthoerenraad. Zooals ieder bekend ls, of zooals ieder tenmin ste bekend kan zijn, bestaat bij iederen Plaatselijken Bureauhouder een z.g. Plaatselijke Commissie. De leden van deze Commissie kunnen door den Land stand worden benoemd en aangevuld. Zjj dienen dus op alle wjjzen samen te werken met den Bureauhouder en even goed met den Buurtboerenleider van den Landstand. Laten zij nu de nooden van onze boeren als eigen leed en nood aanvoelen en dag en nacht klaar staan om bij te springen en die boeren te steunen, die in moeilijkheden raken door de veelevering. Nu is er ook nog een speciaal soort boeren en deze moeten speciaal bekeken worden. Ik doel op hen, die dit jaar veel aan zwarten handel hebben gedaan en die heel weinig melk hebben afge leverd. Indien zjj in dit kwaad blijven volharden, dan garandeer ik hun, dat de Landstand, en ook andere instan ties, geen stap voor hen zuilen verzet ten als zjj 350 kg. per dier zullen moe ten leveren, zoodat hun veestapel prak tisch zal worden opgeruimd. Indien zjj echter vanaf heden hun plichten voor de volksgemeenschap nakomen en wel hun melk leveren, dan Is het de taak van de Plaatselijke Commissie en den Landstand om deze boeren te helpen- op hun weg naar het goede pad. Het richtsnoer van ons werken moet zijn: „Ons volk moet gevoed en de honger moet afgewend". 's-Gravenhage, 17 Augustus 1943 ROSKAM.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1