(fyod&m. ^^(Jcle^ri&siörw.
f
Het doodspuiten van de middelvroege
aardappelen
ii
ONS BEDRIJF
VAN WEEK TOT WEEK
Samenstelling en omzetting van
stalmest
In het eerste artikel hebben wtf een
voorbeeld aangehaald van de bijzondere
werking van den stalmest. In dit artikel
zullen wjj een paar woorden wijden aan
de samenstelling van deze meststof.
Stalmest bestaat uit de vaste en vloei
bare uitwerpselen van het vee, alsmede
uit het strooisel," waarvoor meestal
etroo wordt genomen. De vaste uit
werpselen bestaan uit de onverteerde
en niet volledig verteerde bestanddeelen
van het voeder, alsmede voor een niet
gering gedeelte uit bacteriën-massa.
Celstof en houtstof zijn de zeer belang
rijke producten van den stalmest, die
ook in hoofdzaak als uitgangsstof voor
de humus dienen. Verder treffen wfl er
de onverteerbare en onverteerde eiwit
stoffen in aan. De verhouding tusschen
koolstof (C) en stikstof (N) is onge
veer als 17 1. Dit is een zeer belang
rijke factor, waarvan wij de beteekenis
nog nader zullen leeren kennen. De
omzetting van stalmest heeft door drie
verschillende organismen plaats en wel
door schimmels, actinomyceten en bac
teriën. Deze drie organismen hebben
alle drie stikstof noodig, voor den op
bouw van de eiwitachtige stoffen van
hun lichaam. Daarvan hebben bacteriën
in verhouding het meest; schimmels het
minst noodig. Dit wordt uitgedrukt door
de reeds bovengenoemde C N verhou
ding. Deze is nu bij de bacteriën als
4 k 5 1, bij de schimmels als 9 10 1,
terwijl de actinomyceten daar tusschen
in staan. Graanstroo heeft een C N
verhouding van 75 1, terwijl goede,
vergane stalmest er een heeft van 20
k 25 1.
Wanneer nu de micro-organismen stroo
in den bodem aantreffen, kunnen zij.
deze stof niet zonder meer verteren.
Er zit te weinig stikstof in. De bacteriën
moeten dan him stikstof-behoefte dek
ken uit den stikstof-voorraad uit den
bodem. Voor een goede werking is het
dus wel noodig dat de stalmest, welke
om te beginnen een veel ruimere ver
houding heeft, vooral de stroorijke
mest, een verrottingsproces ondergaat,
voordat hij aan den bodem wordt toe
gevoegd. De drie organismen, welke in
den bodem in hoofdzaak de omzettingen
teweeg bréngen, zijn nu de schimmels,
de actinomyceten en de bacteriën. De
schimmels eischen een zure omgeving
en kunnen niet zonder zuurstof, ze zjjn
dus „aëroob". Aan den rand van een
kuilhoop heeft nog wel eens schimme
ling plaats. Dat is de plaats waar nog
zuurstof kan toetreden. De schimmel
massa heeft, zooals wij zagen, een
C N verhouding van 9 k 10 1. Ze
hebben weinig stikstof noodig en ont
wikkelen zich dan ook weelderig in een
stikstofarme stof, zooals stroo, met een
C N verhouding 75 1.
Ze zetten deze stof om, waarvan een
materiaal overblijft, dat vrij wat nau
wer C N verhouding heeft en daar
door gemakkelijker door de andere
organismen, o.a. bacteriën, kan worden
aangetast De actinomyceten geven de
voorkeur aan een neutrale omgeving. Ze
groeien langzamer dan bacteriën en
schimmels en krijgen dan eerst ook
geen gelegenheid om zich te ontwikke
len. Hun rol bestaat hierin, dat zij
in neutrale omgeving allerlei moeilijk-
aantastbare stoffen, zooals humus en
lignine-eiwitverbindingen verteren en
deze stoffen dus uit den mest doen
verdwijnen.
De meeste bacteriën verkiezen een neu
trale tot zwak alkalische reactie, ter
wijl er ook in wat sterker alkalische
omgeving bacteriëngroei voorkomt. On
der de bacteriën komen er zoowel zuur
stof minnende (aërobe) als zuurstof-
schuwende (anaërobe) vormen voor,
zoodat met de genoemde twee groepen
van microörganismen het geheele ge
bied zoowat bestreken wordt. Bacteriën
groeien uiterst snel en leiden daardoor
de afbraak der organische stoffen" op
heftige wijze in. Hun C N verhouding
is 9 k 5 1, waardoor ze dus veel stik
stof noodig hebben. Stikstof-arm mate
riaal kunnen ze niet verwerken. Deze
producten moeten eerst door de andere
organismen worden afgebroken, waarna
de bacteriën de afbraak voltooien. We
zien dus, dat het niet gewenscht is, om
producten met een groote C N ver
houding in den grond te brengen. Het
eenige resultaat zou zijn, dat er een
groote hoeveelheid stikstof aan den
bodem zou worden onttrokken, waar
door de planten stikstofhonger zouden
gaan leiden, zelfs in gevallen, waar
men voldoende met kunstmeststikstof
had bijgemest. Die stikstof is wel niet
verloren, ze wordt vastgelegd in een
massa bacteriën-lichamen, maar is toch
voor geruimen tjjd niet meer voor de
planten ter beschikking en dit is een
zeer ongewenschte toestand.
Het is nu gebleken, dat, wanneer de
organische mest een C N verhouding
heeft van ongevèer 20 1, dat dan de
mest het best wérkt. Dit wordt ver
kregen door de omzettingen, welke in
den mest op de mestvaalt plaats heb
ben.
Deze massa moet, zoo mogelijk zonder
stikstofverlies, omgezet worden in een
goed verteerde massa, waaruit het te
veel aan koolstof, dat in den grond
ongunstig zou werken, is verdwenen
en die daar zoo gunstig mogelijk wordt
omgezet onder geleidelijk vrijkomen
van ammoniak. Een verrotting door
anaërobe bacteriën is het gunstigst, om
dat men daarbij de minste verliezen
aan materiaal en stikstof krijgt. Dit
bereikt men bp de zoogenaamde koude
mestbereiding, waarbij een uitstekende
mest wordt gevormd en de verliezen
tot een minimum worden beperkt. De
werkwijze zal een volgenden keer wor
den uiteengezet.
Ir. A. KERKHOF,
Barendrecht
Door het optredea van de AARD
APPELZIEKTE in de middelvroege
rassen, zooals de Blanke en de
Blauwe Eigenheimer, Bintje, Deva
en Duivelander, mag men geen
grootere opbrengst aan knollen ver
wachten. Men doet daarom goed het
gewas maar dood te spuiten.
Hiervoor komen middelen in aan
merking, welke ook voor onkruid-
bestrUding worden gebruikt. Dinitro-
ortho-cresol houdende middelen zoo-
ais D N C Krimpen extra, Elgétinc,
Jebonol extra en Kewa perfect kun
nen in oplossingen van 1 k 1*4
worden verspoten.
Detal en Nltroleum worden in 2- of
3-procentlge oplossingen gebruikt.
Verder Azizon 3 waarby even
tueel 1 Actizon kan worden toe
gevoegd en Nipton, Raphatox en Se-
linon in 4 k 6 oplossing.
Men voorzichtig met natrium-
chloraatlioudende middelen, zooals
Aseptazout, Formit, Hedlt en l'ra-
plant, u-elke men in 2 k 3 op
lossingen aanwendt. Na toepassing
van deze middelen is een nateelt
uitgesloten.
Met het doodspuiten bereikt men,
dat de ziekte zi^h niet van uit het
loof naar de knollen uitbreidt; bo
vendien wordt er het afr(jpen der
knollen door bevorderd.
INSPECTEUR VAN DEN
TUINBOUW.
Alle betrokkenen zijn het er nu wel over
eens, dat de koolzaadteelt, vooral onder
de huidige omstandigheden, op het boe
renbedrijf, een belangrijke plaats be
hoort in te nemA.
Uit 100 kg koolzaad kan ongeveer 35
kg olie geproduceerd worden. Bij een
zaadopbrengst van 2500 kg per ha wordt
dit een olie-productie van 875 kg. Om
door middel van melkvee een dergelijke
vetproductie te verkrijgen, heeft men
wel 4 A 5 koeien noodig. Zoo ziet men
dus, dat door den verbouw van koolzaad
de vetproductie gemakkelijker omhoog
gebracht kan worden dan door melkvee
houderij. En daar het nu vooral om de
kwantiteit gaat, is dus de koolzaadver-
bouw de aangewezen weg.
Gezien de ervaringen van tWee winters
is de verbouw van een winterhard ras
sterk aan te bevelen. De laatste winter
heeft wel bewezen, dat men niet altijd
gevaar van uitwint eren heeft te vree
zen. Maar men neemt toch liever het
zekere voor het onzekere. En daarvoor
is nog des te meer reden, wanneer een
winterhard ras als Lembke's koolzaad,
even veel of nog meer opbrengst
geeft, dan het bekende Mansholt's Ham
burger koolzaad.
Op de proefvelden in Noordelijk Gro
ningen kwam gemiddeld Lembke's kool
Voor de zandstreken en zoo hier en
daar ook op de klei, kan een kalkbemes-
ting goede resultaten geven. Daarvoor
begint nu de tijd. De kalk, onverschillig
in welken vorm gegeven, kan dan over
het land gebracht en met de zomer- en
herfstbewerking van den grond, goed
door de bouwvoor worden gemengd.
Ieder weet het: klaverzaad is in dezen
tijd van weinig import schaarsch, de
zwarte handel heeft er voor een groot
deel beslag ""op gelegd. Een ongewensch
te toestand! Waarom zou men echter
niet zelf wat klaverzaad voor eigen ge
bruik winnen? Het is wel niet zóó
eenvoudig, maar met wat moeite, kan
men dan toch over voldoende zaad be
schikken.
Na de eerste snede, laat men de tweede
snede in bloei komen. De klaver moet
dan gezicht worden, als de bïoemhoofd-
jes bruin zijn, en dé zaadjes hard en
glimmend. De klaver wordt dan met een
stroobandje aan bosjes gebonden, di&
zich het best op miters laten drogen.
Denk er om, daarbij de knoppen naar
binnen te leggen.
's Winters dorschen, liefst bij vorst. Het
zaad daarna schoonen. Dat is het moei
lijkste werk, want men heeft er een
specialen trieur voor noodig. Waarschijn
lijk laat men dat het beste doen bij een
goede schoonings-inrichting.
Ook voor het dorschen bestaan speciale
klaver-dorschmachines. Doch men kan
dat toch ook wel zelf doen. Denk er
eens over, doch niet te lang, want het
is nu de tijd!
U hebt er toch wel om gedacht de bloem
knoppen van uw tabaksplanten uit te
nijpen? Dat is voor goede rooktabak
noodig.
De oogst begint zoo langzamerhand.
Wanneer de bladere- gele plekken gaan
vertoonen zijn ze rjjp. Beter nog wacht
men even, tot het grootste deel van het
blad geel is, en er maar weinig groene
plekken over zijn.
Om het blad te drogen, maakt men een
zaad bovenaan in opbrengst, n.l. pl.m.
4 pet. hooger dan Hamburger koolzaad.
Heeft men dus de keus, dan neme men
Lembke's koolzaad.
Wat is de beste zaaitijd?
In het algemeen geldt wel, hoe vroeger
hoe beter. Vanaf de eerste week van
Augustus af, kan men met zaaien be
ginnen. Een vroeg gezaaid gewas gaat
flink ontwikkeld den winter in en is dan
beter bestand tegen vorstschade. Uit de
proefnemingen in Noordelijk Groningen
kon dit jaar worden vastgesteld, dat het
omstreeks 20 Aug. 1942 gezaaide gewas
het beste resultaat gaf. Overigens kan
worden opgemerkt, dat blijkbaar Lemb
ke's koolzaad een iets lateren zaai
tijd beter verdraagt dan Hamburger
koolzaad.
Wjj bevelen zelfverbouwd zaad liever
niet aan. Er is genoeg gekeurd zaad te
koop. Men heeft dan in ieder geval de
snede in de hoofdnerf. Begin pl.m. 3 cm
vanaf net afgebroken einde en maak
de snede ongeveer 15 cm lang. Dan
kunnen de bladeren aan touw worden
gehangen, pl.m. 5 cm van elkaar en
opgehangen in een schuur of onder een
afdak. Niet in de zon, want langzaam
drogen is beter. Na ongeveer 4 weken i9
het blad dan droog en kan gefermen
teerd worden.
Wil men ontheffing van koolzaadteelt
vragen, omdat men op contract zaad
verbouwt van andere kool- of raapza
den, dan moet men dat voor 22 Aug.
doen onder overlegging van een dupli
caat-contract
Sommigen zouden er over denken, om
aardappelloof als veevoer in te kuilen.
De waarde daarvan is echter niet erg
hoog.
Wil men het toch eens probeeren, ge
bruik dan groen loof, haksel het, kuil
het snel in met zuur en zorg voor een
zware belasting van de kuil. Onnoodig
er op te wijzen, dat het loof niet ver
ontreinigd moet zijn met grond. Overi
gens zullen proefnemingen nog moeten
uitwijzen, of een goede winning van kuil-
voer van aardappelloof mogelijk is. Tot
nog toe zijn naast enkele tamelijk goede,
heel wat slechte resultaten bekend.
Het gebeurt maar al te vaak, dat groen-
gerooid pootgoed verbroeit, door te
zwaar dekken in den zomer en herfst.
Daarom liefst dekken met stroo, en
alleen langs den voet van de kuil en
desnoods bovenop, een stukje grond om
het stroo vast te leggen. Dan kan de
kuil goed uitwasemen.
Dorscht men 't graan direct af, let dan
op het pas gedorschen koren Zoo noo
dig omstorten ot omscheppen. Het beste
is spoedig inleveren. Dan is men van
de zorg af en werkt tegelijk mee aan
de broodgraanvoor^iei.xng, want er ia
diingend behoefte aan een flinke graan-
levering op korten termijn!
garantie, dat men het gewenschte ras
ontvangt. Tevens wordt het gekeurde
zaad door den handel meestal ontsmet
afgeleverd. Zaait men eigen verbouwd
zaad, dan is dat niet ontsmet.
Men heeft maar zoo weinig zaad noodig,
dat de hoogere kosten van het N.A.K.-
gekeurde zaad geer rol van beteekenis
behoeven te spelen.
Behalve Lembke's koolzaad en Mansh.
Hamburger koolzaad zijn er nog wel
meerdere rassen, zooals Janetzki'a kool
zaad. Svalöfs laat koolzaad en verschil
lende soorten raapzaad. Voor den ver
bouw hier te lande zijn die rassen echter
niet van beteekenis. De proefvelden heb
ben wel aangetoond, dat de opbrengsten
beduidend lager liggen dan van Lemb
ke's en Hamburger koolzaad. Men zal
goed d >en, zich tot die twee rassen te
bepalen en nog meer speciaal de voor
keur te geven aan Lembke's zaad.
M.