ck tJeM tf'wut IAM turf t <4v 5 N- in de boerenhuishoudens gebruikt als toespijs. Het is Dr. Blink, die ons interessante gegevens verschaft in zrjn „Geschiede nis van den Boerenstand". Het vleesch of spek werd gezouten of gerookt, naar den juisten eisch gekookt, waarna velen in hetzelfde nat rapen, wortelen, aardappelen, appels en peren en ook wel rijst en gort kookten. Soms werd varkensvet met stroop tot een saus bereid. Ongetwijfeld ligt hier de oorsprong van het in alle Zeeuwsche boerenhuishoudingen bekende: stroopie- vet, spekvet met stroop tot een over heerlijk smeersel bereid. De hoenderen en eendvogels waren zeer talrijk, doch hun consumenten moesten we meer onder de stedelingen dan ondèr de boerenbevolking zoeken. Eieren daarentegen werden op de boer derij zeer gewaardeerd. Vaak werden ze hard gekookt en dan met mosterd gegeten. Visch kwam, buiten haring en bokking niet veel op de tafels der boeren. Het brood werd reeds in de 18e eeuw van tarwe en rogge gebakken, terwijl het meel door zeven en builen van de grovere bestanddeelen ontdaan werd, zoodat het brood van bloem gebakken werd. Dit brood was echter geen boerenkost, want terwijl er in de stad zeer veel vraag naar was, at de boer veel liever ongebuild tarwebrood. Boekweit, gerst en de daaruit bereide gort werden zoo wel voor de bereiding van pap als voor het bakken van koeken gebruikt. In den herfst werd zooveel vee geslacht, dat men het gansche jaar genoeg had in de huishouding. Een gedeelte van het spek en vleesch werd gezouten, het andere in den schoorsteen gerookt. Het eerste werd 's winters het laatste 's zo mers gegeten. Wat betreft de dranken, daarby treden in 't begin uitsluitend bier en mede op. Mede werd uit honing bereid. en wel de voornamen, die men in geen enkelen kalender kon vinden en door geen enkelen persoon uit de oude ge schiedenis zyn gedragen. De moeilijkhe den ontstonden voornameiyk in Fries land, omdat men daar gehecht was aan het geven van voornamen van oud-Ger maan schen oorsprong. Bij Souverein Besluit van 15 Maart 1815 werd getracht aan deze moeilijk heden te ontkomen door te bepalen, dat de wet van het jaar XI niet geldig was voor voornamen, die van overoude tyden gebruikeiyk en algemeen als voor- - namen bekend zyn geweest. Ook de rechtsgeldigheid van dit besluit heeft vele pennen in beweging gebracht. De Minister van Justitie by circulaire van 24 Aug. 1857 bepaalde daarop, dat geen ambtenaar van den Burgerlijken Stand, die zich houdt aan het Besluit vervolgd of gestraft zou worden. Al zou de wet van het jaar XI nog rechts geldig zy'n, zy is door bovengenoemd Besluit toch vry'wel krachteloos ge maakt De praktijk Hoe is nu de praktgk Door de amb tenaren van den Burgerleken Stand kunnen geslachtsnamen, namen ont leend aan gebeurtenissen van den dag, aan een bepaald staatkundig streven enz., als voornamen geweigerd worden, tenzy de opgegeven naam gebruikeiyk is. Zoo werd indertijd de naam Hinden burg als voornaam geweigerd, doch Uivertje (in verband met den beroem den tocht van „De Uiver" naar Mel bourne) aangenomen. Alhoewel het niet gebruikeiyk is meisjesnamen aan jon gens en jongensnamen aan meisjes te geven, komt het wel voor, dat zoo'n Het bierverbruik verminderde in de 17e en 18e eeuw door het gebruik van andere, ingevoerde dranken, o.m. koffie en thee, terwijl later het „jeneverwatter" zijn intrede deed. In een 18e-eeu\vsche boerenwoning. Hoe de huizen er van binnen uitzagen, vinden we beschreven in de genoemde Geschiedenis van den Boerenstand en in het proefschrift van Mr. Boeren- donk: „Historische studie van den Zeeuwschen Landbouw". De vloer was met roode of blauwe leien belegd, die wel zindelijk geschrobd en met zand bestrooid werden, doch steeds koud optrokken. Daarom liep men met klompen of schoenen het huis binnen tot den grooten Dordtschen haard, waar op een vuurplaat lustig 't vuur brandde. Den kolossalen schoor steenmantel zag men met groote porce- leinen schotels en kommen bezet. Onder den schoorsteen, welke destijds van onder nog open was, zag men den vleeschvoorraad hangen: hammen, worst en vleesch om gerookt te worden. £>e glazenkast was gewooniyk goed ge vuld met echt porcelein van groote waarde. Kabinetten, zagen we toen nog niet, maar wel groote, bruingeboende kleerkasten met twee of vier deuren. De wanden waren met tegels bezet en de zolder met worst en spek „bekroond". Afzonderlijke slaapkamers waren er niet, de bedsteden waren aan den wand aangebracht. „Stel U voor, het gezin by winteravond, rustig om den haard of om de lage tafel allen op lage matten stoeltjes ge zeten, het geheel spaarzaam verlicht door het kleine walmende olielampje, de vrouw des huizes of een der dochters aan het spinnewiel bezig en den huis vader zijn gezin misschien iets voor lezend uit Vader Cats, Smytegeldt, Hel- lenbroek of Brakel, en gij hebt eenigs- zins een beeld van het leven in een aanzienlijk boerenhuis op Zuid-Beve land", zoo besluit Dr. Blink zgn be schrijving. Echter nogmaals meen nu niet dat het toen zoo gemakkeiyk was, boer te zijn. De eeuwige strijd van den Zeeuw tegen het water zorgde er wel voor dat het anders was. Doch daarop komen wy in een vol gend prtikel nog nader terug. naam als „Marie" wordt by'gevoegd, byv. Emile Joseph Marie. De naam Koos wordt zoowel voor mannen als vrouwen gebruikt. Vóór 1 Januari 1935 was het vaak bezwaariy'k uit een akte van den burgerlijken stand direct op te maken of een aangeduide naam één der voornamen was dan wel een deel van den (dubbelen) geslachtsnaam of familienaam, hetzy al of niet ten onrechte gevoerd, omdat de voornamen werden geplaatst vóór den familienaam zonder dat voornaam en familienaam van elkaar gescheiden waren door een komma. Tal van kwesties zy'n daardoor gerezen over het clandestien verkrijgen van een dubbelen geslachtsnaam. Het bezwaar als voornaam een naam toe te laten, welke als (of ook als) ge slachtsnaam voorkomt heeft aan betee ken is verloren door de op 1 Januari 1935 ingevoerde wyziging van art. 18 van het Burgery'lk Wetboek, waarvan het 2e lid bepaalt: „In de akten van den burgerlijken stand worden steeds de namen geplaatst vóór de voornamen. De namen worden door een komma van de voornamen gescheiden". Aangezien de voornaam dieijt om een persoon te onderscheiden van een anderen met denzelfden geslachtsnaam en voornameiyk tydens het leven dezer personen zal meestal volstaan kunnen worden met één voornaam, omdat de menschen ook meestal met één voor naam worden genoemd. Er zyn men schen met vijf en meer voornamen. Een enkele maal hoort men iemand in één adem noemen by twee voornamen en dan nog het meest onder onze Katholieke volksgenooten als Marie Louise, Charles Louis, enz. Goeien dag menschenier is dan Arjaon weer. Julder kenne miert meschien nog wel van vroeger. Toen schreef 'k ók zo noe en dan es in ,J)e Landstand". De leste tied wier dat deur Oome Bram gedaen. Ik zd julder zegge waerom. In dien tied, dat ik nog m'n gedachten neer schreef kwam Oome Bram es bie m'n en zoo praetende over 't een en andere zeiden ie, dat ie der ók wel wat vor voelden om zo noe en dan es wat te schrieven en wat doe je dan as jongeren wezende, ik zegge tegen Oome Bram: Doe jie 't dan mar." Daer was ie natuurlek me zoo'n bitje groö mee en zoodoende eit ie dus iedere weke wat geschreve. Noe ebbe julder uut z'n brieven wel op- gemaékt, dat ie wat eigenwies is. Mar in de femielje ebbe m'n Oome Bram altied vor eigenaordig versleten, dus viel 't ons eèlemael niet vreemddat ie zoo ineèns naer Duitschland vertrok. Veer tien daegen terug kreeg 'k 'n brief- kaertje van 'm en ie schreef of 'k es bie 'm wou komme. Ikke dus op den trein en naer Oome Bram toe. Ie ver télden m'n dat ie 'n poosie naer Duitsch land ging. Ie ad er al veel over oore vertélle en noe wou ie 't es mit eigen obgen zien. Ie vroeg mien of ik noe weer iedere weke 'n stikje in „De Landstand" schrieve wou. Ik zag er wel wat tegen op. M'n tied is naemelek zoovee beperk ter als vorig jaer. Vorig jaer d 'k nog volk genogt, mar noe bin der wat weg, dus mot 'k zelf drder mee anpakke. Nie da 'k dat erg vinde oor, laete m'n me- kaore goed verstaen. Ok ik wete, waer 't om gaet. Dat die jonge jonges weg motte, is soms wel es 'n klap vor 'n bedrief, mar eèn dienk is zeker en dat is dat den oorlog ge- wonne mot oöre. En om dat te bereiken motte ons Nederlanders der ök an mee- elpe. Daedwerkelek an t front doen der ök mee, mar dat is zoo'n klem percen tage van 't Nederlandsche volk, dat 't best te begriepe.i is, dat andere Neder landers op 'n andere meniere motten elpe. En dan is t in ieder geval beterdat die jonges weggaen, dan menschen die getrouwd bin en 'n unsouwen ebbe. [(Wordt vervolgd) Peterseliebladziekte in zwarte bessen By de zwarte bes komt een gevaariyke ziekte voor, welke door een virus wordt veroorzaakt en in de practijk meer be kend is onder den naam van brand netel bladziekte of peterseliebladziekte. De naam wy'st er op van welken aard die ziekte is. De zieke struiken zyn te herkennen aan de langwerpige drielob- bige bladeren met spitse punten. De groei van deze afwgkende struiken is krachtig: men zou ze de mooiste van den aanplant willen noemen. Van groote beteekenis is echter, dat de besmette struiken zelden goed dragen en vaak onvruchtbaar zgn Voor de cul tuur zijn ze geheel waardeloos, zoodat men goed doet ze te rooien en te ver branden. Dit is wel noodzakeiyk, omdat de ziekte door insecten op de gezonde struiken kan worden overgebracht. Nu de pluk is afgeloopen, is het een goed moment om de bessenstruiken nogmaals op brandnetelblad te contro leeren. Vooral de veel geteelde Goliath is er zeer vatbaar voor en het slechte dragen van deze variëteit is veelal het gevolg van deze virusziekte. Rooit daarom de aangetaste struiken zoo spoedig mogelijk. INSPECTIE VAN DEN TUINBOUW. De landbouw eit gelukkig toch nog 'n streepje voor, want de jonges van lich ting '22, die in de landbouw werke, kriege uutstel tot 30 November. M'n bin wat afgedwaeld, ee. Afijn, nae wat mit Oome Bram gepraet t'ebben, ebbe 'k 'm dim toch beloofd zoo noe en dan wat te schrieven. Oe varre bin julder al mit den oest. Zeker ök nog nie alles gemoajd deur de regen. Dat eit ons wat ophouwe, ee. In den aever a 'k wat schot, mar toch nie zoo èel er gelukkeg. Noe van de weke is 't maoje en menne gelieke. As 't weer noe nog wat mee werkt, zal 't best gaen. Ik bin op 'n paer biggen uut gewist mar je val ter van acherover, ee. Ik magge der een slachte en een op kon- trakt. 'n Kontrakt ebbe 'k, mar nog geen verke dervoor. Wat durve ze 'n priezen vruege, 't ts schandaolig. En dat er nie ingegrepen oord, is nog vee schandaolig er. Het bedriefsieven is noe nieuw georga niseerd in de bedrief schappen. Noe is 't er ök 'n bedricfschap, der a die biggen onder volle, dat van vee en vleesch. Dat zou in motie griepe in deze ondrae- geleke toestanden. Weet je wa noe mien gedachte is. Dat in dat bedriefschap den andel meer te zeggen eit as den boer. Der zit ök wel 'n boer in, mar die schient deur den andel overdonderd te oören. En den andel verdient goed an de big gen, dus laet dat bedriefschap 't zoo as 't is. Der oor wel vee over ge pi net, mar ze ouwe 't bie 't ouwerwetsche spreek woord: „Ze dronken een glas, ze p 'n plas en ze lieten de zaek zoo die was." Zoo lank de boeren niet inzien, dal den andel in der vuustje lacht om de ver- deèldeid onder de boeren, zal 't wel zoo bluuve. lerover volgende keer meer. r\_ Scheutensterfte bij (le Framboos Onze frambozen Kunnen soms te jijden hebben door de aantasting van een zwam, behoorendo tot het geslacht Verticillium Behalve framboos Kunnen ook bessen, tomaten, aardappels, komkommers en me loenen, maar ook dahlia's, enz. door een of ander soort Verticillium worden, be schadigd De suieuten krijgen op Korten afstand van den grond over den geheelen omtrek en over een afwisselende lengte een bruine inmoering, op welke plaatsen zy gemakke iyk afbreken door het afsterven der cellen. Het gevolg hiervan is het verwelken der bladeren en scheuten, die voor vervanging natuuriyk geen dienst kunnen doen De zwam. die in den grond op doode stoffen kan leven, dringt de wortels binnen en groeit uit tot in de bladeren, die dar na geelkleuring afsterven Zoowel aan de bladeren als aan de scheuten vormen zich de sporen, die ten slotte weer op den grond terecht komen en daar op doode stof fen blijven leven tot weer een gunstige gelegenheid ontstaat voor aantasting van de wortels Deze zwam heeft dus een ge heel andere levenswijze dan b v. de schurft- zwam b(j appels en peren daar recht- streeksche besmetting der plantendeelen onderling niet geschiedt. Droge lucht gn grond bevorderen deze ziekte, zoodat men van haar het minst te duchten heeft als men zijn beplanting heeft op vochthou- denden grond. Ook de aanleg der rijen in de richting Noord-Zuid is om deze reden aan te bevelen. Verder verdient het, ter voorkoming en bestrijding aanbeveling vruchtwisseling toe te passen en aangetaste scheuten te ver zamelen en te verbranden. M.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 5