Achter ploeg Het gaat om groote dingen l/l/oóAsÜ, Pluimveehouderij Hoe wordt men een flinke veehouder DEN Vooruit, vreet maar op jongens, wie het langst leeft lieeft toch den heelen boel! Wie 7,00 aan de oppervlakte van het maat- .schuppelijke leven van dezen tyd zijn blik ken laat rondwaren, krygt den Indruk, dat er een heeleboel menschen zyn, die ddfceHjksche practyk maken van dit volks gezegde. Een volksgezegde voor een zeker soort van menschen in onverschillige oogenblikken. Waar spaarzaamheid een deugd en degelijkheid een erfeigenschap Is, daar hoort men het niet. En daar doet men ook nu niet mee aan het onverant woordelijke smijten met geld en goed, waarmee zwarten handel en oorlogswinst gepaard gaan, tot ergernis van zooveel goede vaderlanders, in wier verbeelding nog altijd het Nederlandsche volk Is een toonbeeld van brave deugdzaamheid. Maak maar op, wie het langst leeft heeft toch den heelen boel 1ÏÜ de Zwarte Griet, die een kosthuis voor gepensionneerde Oostgangers hield, was dat vroeger hoogste wijsheid en tot de fatsoenlijke lieden werden ze daar dan ook niet gerekend. Tegenwoordig Is het nocli+ans leefregel voor dames en heeren van wie-doet-me-wat en wie er tegenin probeert te gaan, Is eenvoudig niet meer In tel, dat is er een, die je in de gaten houden moet. Daar wordt an gezegd: Denk erom, dat kon weieens zoo'n verrajer wezen Men kan haast wel zeggen, dat het ncele zakenleven van het oogenblik steunt op dien „stelregel". Ik ken lui, die de koopmansdeugd in persoon waren vroeger en die met eere hun plaats in het kerk bestuur innamen, die om den drommel op den dag des Heeren nog geen pond suiker zouden willen verkoopen, maar die liette- min even zwaar met geld smijten nis «lle verloopen kolonialen met d'r pensioentje. Dat geld verdienen ze aan het smijten, dat anderen ermee doen en aan het tot gewoonte geworden zijn van de reinste op lichterij en woeker. Iedereeen weet het van iedereen en ieder een vindt het heel gewoon. En maar weinigen denken er aan, dat dit zoo heel gewoon lijkende, het ernstigste gevaar voor de toekomst inhoudt. Iedere strijd op de slagvelden tegen een gevaar als dat van het bolsjewisme wordt tot vruchteloosheid gedoemd door dit maar- raak leven van hen, die anderen laten vech ten. Want geen Ideaal schijnt bestand te wezen tegen de vreet-maar-raak-moraal en iedereen schijnt bereid om er iedereen aan op te offeren ook. Zoo worden de tegen stellingen tusschen volksgenooten van dag tot dag scherper en dat Is precies, wat een stelsel als dat van de roode wereld revolutie noodig heeft. De volken moeten zoozeer opgekropt raken met haat en vijandschap, zjj moeten zich dermate heb ben leeren misdragen, dat iedereen onver schillig wordt, dat de enkele nog denken den zeggen: vooruit maar, erger dan zoo-, als het Is kan het toch niet. Dan hebben de duistere machten van den chaos hun doel bereikt En daarom vooral ook verkneuteren zij, die den ondergang van het gezonde volks leven willen, zich in hun hart zoo over het meedoen van een deel van het boe renvolk aan de zwarte praktijken en aan het leventje van wijntje en trijntje! Hoe is het toch mogelijk, dat zoovelen dit niet schijnen te willen begrijpen. De boe renstand heeft altijd den naam gehad, het degeliikst te zyn, het best /.yn ver- antwoordeiyklieid te kennen, het trouwst te blijven aan goede zeden en het eerlijkst in handel en wandel. En zoolang dat zoo is, zoolang kan een volk gezond zyn; zoodra het ten platte- lande in ernstige mate mis wordt, zoodra 1 is het mis met een heel volk. En des te smartelyker is het ver3chynsel van verval op groote schaal by den boer, omdat het gaat om zulke ontzaggelijk be- langrijke dingen voor de toekomst, juist van de boeren We weten toch allen, hoe ernstig de moei iykheden waren, waarmee wy den oorlog in gingen. Moeiiykheden, die voor een deel gevolg waren van de verderfelyke han delspolitiek, voor een ander en groot deel evenwel ook van de talrykheid onzer be volking en de beperktheid van ons grond oppervlak. Als straks de oorlogsroes voorbij zal zyn en de geldsmytery een einde neemt, dan zullen diezelfde moeiiykheden opgelost moeten worden. De afloop van den stryd zal bepalen of er grond voor be schikbaar komt en wy twyfelen daar niet aan. Maar met den grond alleen is men er niet. De gansche volksgemeenschap zal dan de middelen moeten verschaffen om eindeiyk groote boerenpolitlek te gaan voeren. En men kan van een verziekte volksgemeenschap niet verwachten, dat zy tot veel In staat is. Zoo zou een oorlog gewonnen kunnen wor den, maar een vrede verloren, omdat de geesteiyke krachten niet toereikend zijn om het groote vredeswerk te verrichten. Dat is na 1918 het geval geweest dank zy de rotte democratie, zoo mag de nieuwe vrede niet zyn, omdat de krachten der nieuwe orde dan zouden falen! Zoowel Moskou als Amerika loeren er op, den stryd zoo lang vol te houden, tot alle degelykheid en fut uit het oude Europa kapot-gesjacherd en gezwarthan- deld zullen zyn, want dan hebben zy ge wonnen, al verliezen zy ook eiken mili tairen slag! Daartegenover: als gezonde boerenvolken, gezonde boerenkernen klaar staan na den vrede, dan is er levensmoge lijkheid voor de volken over allen nood en ontbering van slagvelden en bombardemen ten heen. Omdat het gaat om zulke groote dingen, daarom moet, wie het eeriyk meent met de toekomst, de moraal van: vreet maar raak, wie het langst leeft heeft toch alles, aan den kapstok hangen. Wie het langst leeft, dat Is: het gezond ste nageslacht en het gezondste nageslacht, dat is dat van de degelykste boerenstam- men! D. v. d. B. Als aanvulling van de beschikbare voedermiddelen tracht men vaak pro ducten te gebruiken, die volgens de scheikundige analyse een behoorlijke voedingswaarde zouden vertegenwoor digen. Een dergelijk product is b.v ge malen gedrodgd zeewier. In net spraak gebruik maakt men, ondanks de bota nische verschillen, meestal geen onder scheid tusschen zeewier en zeegras. Beide worden langs onze kusten gevon den; het zeegras (Zostera marina L.) bij Wieringen. in en langs de kusten van de Waddenzee en Noordzee het zeewier (Fucus-soorten, als Fucus vesi- culosus, Fucus serratus, Fucus oaldicus en Ascophyllm nodosum) in hoofdzaak op de zeeweringen tusschen de hoog- en laagrwaterlijn. In normale tijden werd in ons land het zeegras alleen gewonnen voor de vul ling van matrassen, enz.; voor voeder doeleinden werd het practiscb niet ge bruikt. In Noordelijke landen (Noor wegen, Faroer-eilanden, Zweden, Schot land, Ierland) wordt gedroogd zeewier wel aan het vee paarden, koeien. (Ingezonden mededeeling). i VA. 'JjÜSo&k varkens gevoerd. In Noorwegen wordt zelfs het gemalen, gedroogd zeewier onder de namen „Norgit" en „Tangit", dat volgens Loges 8.8 pCt. eiwitachtige stoffen, 1.9 pCt. wetachtige stoffen, 57.4 pCt. zetmeelachtige stof fen en 5.6 pCt. keukenzout bevat, in den handel gebracht. Bij de beoordeeling van gemalen ge droogd zeewier en zeegras, in het bij zonder als het voor pluimvee moet wor den gebruikt, moet er rekening mee worden gehouden, dat het keukenzout evenals het jodiumgehalte, boog kan zijn. Het jodiumgehalte is van de vel schillende zeewiorsoorten .Jet gelijk. Het minste jodium bevatten de Fucus- soorten, die volgens Kling 0.010.05 pCt. jodium in de droge stof bevatten, dan volgt Ascophyllum met 0.06 pCt. terwijl de Laminaria-soorten niet min der dan 0.30.5 pCt. jodium in de droge stof hebben. Door nu bet zeewier en het zeegras vóór het drogen goed uit te wasschen in stroomend zoet wa ter, kan het keukenzout- en jodium gehalte worden gedrukt. De samenstelling van het zeewier Dat de samenstelling van het zeewier (Fucus) nogal uiteen kan loopen, het geen vermoedelijk in verband staat met de soort en de groeiperiode, waarin het wordt gewonnen, toont een drietal monsters, waarvan Van KampeD de analyses, berekend op de droge stof, vermeldt, evenals van een monster zee gras (Zostera marina). zeewier zeegras I 11 III eiwitachtige stoffen 15.7 11.6 6.2 20 6 vetachtige stoffen 1.3 2.6 3.9 1.6 zetmeelachtige st. 48.1 58.4 64 1 386 ruwe celstof 8.5 3.8 6.8 14.8 aschbestanddeelen 26.4 23.6 19.0 24.4 keukenzout 10.2 6.5 12 7 Uit deze analyses is als zoodanig niet direct de voedingswaarde van het zee wier en zeegras te bepalen. Voor pluim- 1 vee zijn geen verteringsproeven bekend, wel heeft men deze proeven met groot vee gedaan. Volgens Kling werden in eenige proeven van Fucus tot 47 pCt. van de zetmeelachtige stoffen verteerd, van Ascophyllum tot 43 pCt., echter werden ook wel lagere verteringscijfers gevonden. De verteerbaarheid van de eiwitachtige stoffen gaf echter bij alle onderzoekingen negatieve resultaten, waarbij de eiwitachtige stoffen van zeegras nog minder verteerbaar waren dan die van zeewier. Over het geheel genomen i3 het ge halte aan ruwe celstof van zeewier en zeegras laag, hetgeen met het oog op het eventueel voeren aan pluimvee gun stig is. In proeven van Fangauf en Haensel, die kippen een meelvoei ver strekten, waarin 20 pCt. gemalen ge droogd zeewier was opgenomen, bleef de eierproductio van de hennen ver gelijking met normaal gevoerde hen nen sterk achter, vooral in de winter maanden. Vermoedelijk heeft dooi het hooge percentage (20 pCt.) zeewier- meel, dat in het rantsoen was opgeno men, het jodium zijn nadeeligen invloed bemerkbaar gemaakt. Volgens ervarin gen, die men elders heeft opgedaan, zou echter een toevoeging van ten hoogste 5 pCt. zeewiermeel geen bezwa ren opleveren. Samenvattend kan dus worden mede gedeeld, dat de voedingswaarde voor pluimvee van gedroogd zeewier en ge droogd zeegras niet hoog moet worden aangeslagen; dat met het voeren van deze producten aan kippen groote voor zichtigheid moet worden betracht met het oog op de eierproductie en dat de prijs van zeewier- en zeegrasmeel in verband met de geringe voedingswaar de niet te hoog mag zijn. Rijksvoorlichtingsdienst voor de Pluimveeteelt van de Directie van den Landbouw te Beekbergen Het antwoord op deze vraag is niet zoo gemakkelijk als sommigen denken, Kortzichtigen meenen, dat dit uitslui tend een geldkwestie is, maar dat deze meening onjuist is blijkt wel uit het feit, dat er voorbeelden genoeg zijn van boeren, die met een flink kapitaal zijn begonnen, doch na slechts betrek kelijk korten tijd geheel gedupeerd waren. Neen, gelukkig is het geld niet doorslaggevend. Wij hechten bijzonder veel waarde aan afkomst, aanleg, ptac tische en theoretische opleiding. Jongens die geboren zyn uit boeren- ouders hebben veel voor. Zjj kunnen van jongsaf veel leeren als zij hun oogen den kost geven en als vader hen I op verschillende dingen opmerkzaam maakt. Dikwijls blykt het dat kinderen, ge boren in een bepaald milieu in het ge heel geen zin hebben in het beroep van hun vader. Dit kan komen omdat zij voldoenden aanleg daarvoor missen, maar het moet ook vaak worden toe geschreven aan de opvoeding door ouders, die steeds spreken over de schaduwzijden, verbonden aan hun werk, Overigens zijn afkomst en aanleg fac toren, waaraan wij niets kunnen ver anderen. De beteekenis van practische opleiding moet niet worden onderschat. Laat uw kinderen niet uit misplaatst eigenbe lang steeds rondsukkelen op uw eigen bedrijf, maar geeft hun ook de gelegen heid zich onder vreemde leiding te ont plooien. Het is in alle opzichten zoo goed als ze eens bij moeders pappot vandaan komen: zij nemen van anderen gewoon lijk gemakkelijker aan en leeren boven dien het ouderlijk tehuis meer waar- deeren. Spoort hen aan tot het bezoeken van 1 tentoonstellingen, proefbedrijven, gras- drogerijen, fokdagen en keuringen. Dat behoeven geen speciale uitgaansdagen te zijn, waarop grove verteringen wor den gemaakt, maar het kan zoo heel vaak „en passant" geschieden. Hoeveel boeren rondom Amersfoort hebben nog nimmer De Schothorst be zocht? Hoeveel boeren in de Alblasser- waard zouden er zijn, die nog nooit de Selectiemesterij te Giessen Nieuwkerk 1 zijn binnengestapt, terwijl zij er tal- looze malen voorbij kwamen? Waarom weten veel Veluwsche kippen en konijnenfokkers zoo weinig van Beekbergens Voorlichtings Instituut Dit behoort anders te worden: met wer ken aïlèèn komt men er niet. Naast practische vorming is onderwijs noodzakelijk. De gelegenheid tot het volgen hiervan breidt zich nog steeds uit. Het onderwijs op de Algemeene 1 Landbouwcursussen in de weidestreken is gebaseerd op de belangen van de grasboeren. Een groot aantal uren is gereserveerd voor de vakken Veeteelt, Veevoeding en Fokleer. En nu moet men niet denken, dat dit onderwijs te moeilijk zal zijn, want het komt meer malen voor, dat jongens die op de lagere j school een poover figuur sloegen op deze cursussen goed mee kunnen, enkel en alleen omdat de leerstof op de praktijk is afgestemd en hen daarom interes seert. De leeraren hebben er slag van. Het zijn allen menschen, die een spe ciale voorliefde hebben voor landbouw en veeteelt, getuige hun studie in die richting. Zy weten de stof in een aan- trekkelijken vorm te gieten en bereiken dikwijls verrassende resultaten. Kan men een Landbouwwinterschool bezoeken, dan is dit natuurlijk nog beter omdat de leerstof hier uitgebreider kan worden behandeld. Ten slotte zij er op gewezen, dat het lezen van een of meer vakbladen op veeteeltgebied er veel toe kan bijdragen om de jongeren te doen uitgroeien tot flinke veehouders. J.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 6