Koolzaad! eesl ^%/oornQmeru Ons bedrijf van weeh tot week Zaaizaad bij erwten 4 By een gesprek, dat we onlangs had den met een landbouwer uit de Betu we, bleek ons, dat daar op sommige punten nog wei wat te verbeteren valt. De besproken kwesties zijn niet alleen voor de Betuwe van belang, maar kunnen ook voor andere streken van beteekenis zijn. Het komt vaak ge noeg voor, dat d>e landbouwbedrijven ver van den harden weg verwijderd zijn. Vroeger was dat ook lastig, maar nu is die toestand nog veel onaangena mer. Vroeger werd n.l. op dergelijke bedrijven vaak zelf gekarnd, zoodat de melk niet over groote afstanden be hoefde te worden vervoerd. Thans moet echter alle melk naar de fabriek en is zoo'n achteraf wonende boer dan verplicht zijn melk aan den harden weg te brengen. Het is geen pretje, eiken dag door kuilen en moddei heen, met een wagen melk twintig minuten ver te rijden. Ja, zal men zeggen, dan moet die boer zijn weg maar opknap pen. Zeker, dat zou ook moeten. Maar wanneer daar groote kosten aar be steed moeten worden, is het niet redelijk van den boer te verwachten, wanneer hij b.v. pachter is, dat hij dit alleen bekostigt De eigenaar mag dar ook wel wat in de kosten bijdragen Maar hoe vaak gebeurt het dan niet, dat eige naar en pachter het niet eens kunnen worden en de toestand maar slecht blijft Naar onze meening kan hier in sommige gevallen een taak '>ooi 'den Landstand liggen Niet om nu bij voor baat maar eens in een zekere richting dwang te gaan uitoefenen, maai om tot een goede, het land bouw-neiang die nende. oplossing te komen. En goede wegen is een van de voorwaarden, noodig om tot welvaart in een streek te geraken. En daar mag de Land stand zeker wel zijn steentje aan bij dragen. Proef met verschillende hoeveelheden Op het Landbouwproefbedrijf te Wilhelmi- nadorp werd Mansholt G.E.K. uitgezaaid tegen 120, 160, 200, 240 en 280 kg zaaizaad per ha. Grondsoortzware klei. Voorvrucht: zomergerst. Bemesting: flinke groenbemesting met wik ken en 200 kg K40 per ha. Aantal par: 3, elk van 0,87 are. Gezaaid4 Maart op een rijenafstand van 27 cm. Opkomst en groei waren in het begin zeer goed, niettemin stond object 1 veel te dun en object 5 veel te dik. Het aantal opge komen planten was bij de verschillende objecten achtereenvolgens gemiddeld per m2 46, 56, 76, 94 en 101. Omstreeks hét midden van Mei had het object met 240 kg zaaizaad den besten stand. Jammer dat op het eind dier maand het geheele proef- In; veld aangetast werd door de voetziekte rai? (Fusarium), waardoor vele planten ontij- dig geel werden en afstierven en een goede vergeiyking onmogelijk werd. Tot tegen het rijpen vielen nog voortdurend planten aan de ziekte ten offer. Onder deze om standigheden lag het voor de hand, dat het object met. de grootste hoeveelheid zaaizaad het hoogste beschot moest geven. Op 14 Juli werd alles gemaaid. Als gevolg van de voetziekte-auntasting voldeed het object met de grootste hoeveel heid zaaizaad nog het best, ofschoon het beschot ook hier aan den lagen kant bleef. De landbouw helpt de papier industrie De boer zorgt voor de voeding van net volk, doch daarnaast verbouwt hij ook ge wassen die van zeer veel belang zijn voor de industrie. We denken dan allereerst aan vlas en hennep, waarvan de verbouw ook in ons land moer en meer gestimuleerd wordt. Nu bereiken ons weci ueiichten uit net Landbouwproefstation te San Remo in Italië over proeven met een plant die de grondstof kan vormen voor papier. Het be treft hier een gewas uit Brazilië, Hedy- chon Coronarium genaamd. De stengelve zels van deze plant leenen zich volgens de berichten uitstekend voor de fabrikatie van papieiPer ha. oogstte men in Bra zilië 14 ton droge vezels, die 8 ton papier opleverden, fn Italië bedroeg de oogst in een half jaar 17 ton vezels. Het ligt in de bedoeling de verbouw van dit gewas be langrijk uit te breiden. Ook voor ons land zit er misschien wel perspectief in den ver bouw van deze „papierplant". Wonderlik is het, dat men, in welk boek men ook zoekt, meestal iets ge schreven vindt over het koolzaadfeest in Groningen, terwijl andere provincies daarby worden vergeten. Dat echter ook elders het koolzaadfeest gevierd werd, bleek wel uit het nummer van „De Landstand", editie Friesland, waarin een artikel over dit feest voorkomt. Echter ook buiten Groningen en Fries land werd vroeger het koolzaadfeest gevierd, gelijk in Zeeland het geval was. Het grootste verschil tusschen het feest in Groningen en dat in Zeeland was ge legen in het feit, dat in Zeeland vele vrouwen een handje meehielpen. Ook werd in Zeeland het koolzaad! op het veld gedorscht en dit kon beginnen, wanneer het koolzaadkleed was uitge spreid. Eerst kwam het werk van de inlegsters, die de zaadstruiken in een linnen kleed legden. Daarna kwamen de draagsters aan de beurt, die de strui ken naar het zaadkleed droegen, waar na ze door de aanlegsters daarop wer den uitgespreid en het dorschen kon beginnen. Een andere werker, de „hengstboer" of „pluimgraaf" genoemd, zorgde er voor, dat de struiken om gelegd werden en ook aan den anderen kant werden gedorscht en zorgde er later voor, dat de uitgedorschte strui ken verwijderd werden, Wanneer een en ander geregeld was, dan ontstond er een wedstrijd in het elkaar voorbijstreven. De dorschers trachtten het zoover te krijgen, dat ze op zeker oogenblik niets meer te dorschen hadden. Dit gelukte altijd, vooral wanneer de draagsters het zaad van de verste hoeken moesten halen. De dorschers maakten dan groot mis baar en riepen plagend': „Brand! Het zeil brandt!" Het brengen van nieuw zaad bluschte echter den brand weer spoedig. Gelijk met het Groningsche koolzaadfeest, had het Zeeuwscbe ook de eigenaardigheid, dat er veel gedron ken werd. In Zeeland werd om elke hon derd! banden, gebruikt voor het opbin den van de gedorschte struiken, een tractatie verlangd. Wanneer een der binders van het gedorschte zaad waar schuwde met zijn uitroep: ,Bier en jenever", begonnen de dorschers eens klaps tegelijk te slaan, in plaats van af wisselend „klip-klap". Dit was het sein voor den boer om met zijn tractatie op de proppen te komen. In plaats van de Groningsche „kool- zaaahaas" kende nien in Zeeland de „meie". Jan Vermeer schreef hierover in „Ons Zeeland" jg. IV no. 14, het volgende: „Wanneer eindelyk al het koolzaad gedorscht en het laatste zaad op den wagen geladen is, komen twee vrouwen met de gekroonde meie aan dragen; twee aan elkaar gebonden wilgetakken, met bloemen versierd. De zijtakken zijn met gekleurd papier omwonden en hier en daar met rood: papieren kroontjes bezet, terwijl in het midden aan den boog een grootere kroon hangt. Een paar gevulde zaadstruikjes ter weerszijden ontbreken nooit aan dezen veroverden meitak, die reeds op vorige avonden door de vrouwen en meisjes gereed is gemaakt. Naoat nu door de meisjes aan al de mannen en vrouwen kroontjes op de oorst zijn gehecht, wordt deze meie door de beide genoemde vrouwen driemaal rondom den zaadvloer gedragen. Voor haar uit loopen d!e twee oudste vrouwen met een leeg draagzeil, achter haar komen twee meisjes met het laatste zaad in het zeil. Hierop ligt een eveneens met gekleurd papier gekroonde Goudsche pijp, die tot zoo lang in een doos tusschen het stroo van den zaadstrooberg verborgen was gehouden. De laatste twee draagsters, eveneens met een leeg zeil, besluiten dezen zonderlingen optocht, waarbij zich ten s1otfp ook dp r^^ori rnet hun ge- Evenals voor de granen, verdient ook voor de aardappelen N. A. K-gekeurd pootgoed de voorkeur. Op het oogenblik is er nog genoeg prima pootgoed A. of desnoods B-klasse te krygen. In het algemeen verdient de maat 35/45 verre de voorkeurwant deze garandeert een betere opbrengst. Koopt daarom nu het pootgoed voor 1944 aan. Wij verwijzen naar de officieele publi catie van den Gemachtigde voor de Pryzen. in dit nummer, waarin de te- lersprijzen van pootaardappelen bekend worden gemaakt. De bewaring van het pootgoed kan het best gebeuren in aardappel-kiem ba kken, waarin de poters worden gelegd en op een lichte, koele, doch vorstvrije plaats gezet worden. De poters maner, dan kleine, korte scheuten, die stevig vast zitten. Het volgend voorjaar kan men dan zonder risico, deze mooi geschoten poters in den grond brengen. Men moet er speciaal op letten, dat ie bakken eens omgezet worden, zoodat ze alle evenveel van het licht kunnen profitee red De extra aandacht wordt ten volle door het welslagen van het ge was vergoed. Op veel plaatsen heeft men coöperatie- pootaardappelbewaarplaatsen. Kar. men daarvan profiteeren, des te beter. Bewaar in geen geval vroeg gerooid pootgoed in de kuil. Er treedt al zeer vroeg sterke spruitvorming op, en de kans op verbroeiing is daardoor zeer groot. Slechte opkomst door de vorming van onderzeeërs is het gevolg. Verkeerde gewoonten Een verkeerde gewoonte is het geven van willekeurige voornamen, zooals in het volgende geval: Een aanstaande moeder wist niet welken voornaam aan een eventueele dochter te geven. Bij het omwasschen van het vaatwerk werd haar aandacht getrokken door den naam „Olga" op den onderkant van de melkkan. Zoo geschiedde dat een Zeeuwsch-Vlaamsch kind met dier. voor naam werd ingeschreven. Een ander had zooveel vereering voor Sonja He- nie, de kunstenares op de schaats, dat zijn dochter als Sonja moest ingeschre ven worden. Ook in het verminken van voornamen is ons volk buitengewoon sterk Daar door komen voor: Kamiel, Kamillus, Camiel, Camille, Camillus. Camilius voor denzelfden voornaam. En wat er van te denken om dt ver eenvoudiging zoo ver door te drijven, dat een kind in de geboorteregisters wordt aangeduid met „Koo-Kees". En wat zegt ons de naam Samara, gevormd uit de eerste twee letters der namen Sara, Maria en Rachel, resp. van de beid'e grootouders en van de moeder? Modegrillen Het is kenmerkend voor ons volk, dat het zoo graag vreemde namen voert, terwijl men moest beseffen, dat juist met het voeren van de eenvoudige vaderlandsche namen, een krachtig stuk volksleven is, de voornaam een erfdeel onzer voorvaderen is, waarin, men terugvindt herinneringen aan het leven onzer voorouders, zoowel van de oude Germanen als van die uit de Mid deleeuwen en later. De Germanen gaven hun kind een naam, die de een of andere beteekenis had; hiermede gaven zij uitdrukking aan den wensch, hoe hun kind moest opgroeien. Later ontstonden namen door de samen voeging van twee aparte stammen, dikwijls de namen der ouders, bijv. Ger- brand (speer-zwaard) werd genoemd naar zijn moeder Gertrud en zijn vader Sibrand. Hier dus niet een moderne, willekeurige zinlooze samenvoeging, doch eene beteekenisvolle. Verder vindt men veel in het Neder- landsch overgebrachte namen yan hei ligen als: Pieter, Maarten, Klaas (Ni- colaas), enz. Andere Germaansche voor namen als Jacob, Katerine, enz. komt men in de 13e eeuw eerst tegen in de registers van kloosters. De oude Ger maansche namen, in welker gebruik bij de komst van het Christendom geen verandering was gebracht, gingen voor namelijk in den tijd van de Renaissance en de Fransche Revolutie verloren; im mers door den trek naar de steden wer den de banden met het geslacnt ver loren en verdwenen mede de goede plattelandsgebruiken. Het overgaan der voornamen, welke dat ook zijn, van grootouders op klein kinderen, verdwijnt hoe langer hoe meer. Men vindt vader en moeder ouder- wetsch, bekrompen en kleinzielig, wan neer zij dat oude gebruik willen hand haven. De ouders en voorouders kan men evenwel niet beter eeren dan met hun voornaam, omdat wy niet alleen hun familienaam dragen, maar van hun bloed zijn. Wanneer men nu zijn kinderen weer Germaansche namen wil geven, moet men hiermede echter niet te vei gaan door voornamen te geven, die hier nooit zijn voorgekomen. Van belang is daarom tegenwoordig vooral welken voornaam men een kind geeft, daar men er in de laatste jaren meer en meer toe over gaat vreemde of vervreemde voornamen in te voeren. Wat voor zin heeft het zijn kind: An nie, Kobie, Betty, Kitty, Tonny, Fran- goise, Rachelle, of Fre, Ko. Gé, Iet, les, Ab enz. te noemen? Wanneer de voornamen die verfranscht of verengelscht zijn, weer in goed Ne- derlandsch vertaald worden, kunnen deze behouden worden, want dan pas sen zij in onze taal. De goede weg Een goed Nederlander geeft officieel (in de geboorteakte) aan zijn kind geen naam geheel of gedeeltelijk in een vreemde taal, doch een goeden Ne- derlandschen voornaam, ook al wordt het kind in gang en wandel met een verkorten voornaam (roepnaam) ge noemd Nu pogingen aangewend worden tot wering van clandestien ingevoerde dub bele familienamen, zoo kan de over heid er ook toe overgaan niet-Neder- landsche voornamen te weren. Jammer, dat Burgerlijke Stand en Bevolkingsre gister van elkaar gescheiden zijn. an ders was een taak tot zuivering te ver vullen. De weg daartoe kan gevonden worden door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, evenals geschied is voor die van de Bevolkingsregisters, ondergeschikt te maken aan de Hoofd inspectie voor de Bevolkingsregisters) en de functies in één gemeente te ver eenigen in één verantwoordelijk persoon. M. AALBREGTSE.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 4