Rassenkeiize 194$
x
SIBBE m ERF
ONS BEDRIJF
VAN WEEK TOT WEEK
Brief uit Malpils
Benoemingen
De graanoogst is nu op de meeste plaat-
een wel achter den rug, en daarmee is
•weer een groote zorg weggenomen.
Eigenlijk is het toch steeds een tijd van
spanning, wanneer het graan gezicht
is en nog in hokken op het land staat.
Ten slotte blijft er steeds het risico,
dat door slecht weer het graan bederft.
En dat risico houdt men, tot het goed
en wel is geborgen in schelf of schuur.
Maar daarmee zijn we er nog niet. Er
zijn nog meer min of meer groote risi
co's, waarmee de boer terdege reke-'
ning moet houden. Zoo gebeurde het
onlangs, dat mogelijk door een vlam
uit. een generator van een trekker,
waarmee de dorschmachine werd aan
gedreven, een schelf graan in brand
geraakte. Dicht in de buurt stonden
nog meer schelven. Zoodoende ging de
oogst van ettelijke bunders graan ver
loren. Vooral nu is dat niet alleen een
strop voor den betrokken landbouwer,
maar komt ook direct het algemeen
belang om den hoek kijken. Nu zal men
zeggen, dat is over het geheele volk
niet zooveel, maar toch kan dat nog
wel van beteekenis zijn. Wanneer door
brand de opbrengst van 100 bunder
tarwe verloren gaat, dan beteekent dat
per hoofd van de bevolking een broodje
van 400 gram minder. Uiteindelijk slaat
dit dus toch nog door.
Daarom, wees zooveel mogelijk voor
zichtig met vuur in de schuur en spe
ciaal ook met het dorschen met een
generator. Er staat te veel op het spel,
om hiermee roekeloos te zijn.
Het gras heeft dezen zomer een goeden
tijd. Er valt nogal wat regen, zoodat
de boer over den grasgroei niet heeft
te klagen. Er is veel kans, dat er dus
meer gras is, dan direct noodig is voor
het in de weide loopende vee.
Op veel bedrijven heeft men grassilo's
en heeft men ze niet, dan kan altijd nog
op de gewone Hollandsche manier gras
worden ingekuild. Het is nu een goede
tijd, om gras te ensileeren met zuur,
of gewoon in te kuilen. Het na-gras is
goed in den groei en heeft als jong
Ken van onze Oostlandboeren is ingezet
op het landbouwbedrijf Malpils in de
buurt van Klga. In dezen brief vertelt
h(j iets over zün werkzaamheden en over
de toestanden op het bedrijf.
De plaats Malpils er wonen hier
ongeveer vijftienhonderd menschen
lijkt wel iets op een plaats in Zuid-
Limburg. De gebouwen zijn alle opge
trokken uit zware keisteer.en, die men
hier overal in de omgeving vindt en die
bij het ploegen soms veel last kunnen
veroorzaken. Het is een gemengd bedrijf
waar ik werk. De Hollanders hebben zich
hier ingezet, om na verloop van een jaar
als leider over een Lettisch bedrijf ge
plaatst te kunnen worden, of om dan
zelfstandig een bedrijf op te zetten. Het
bedrijf Malpils omvat 65 ha.; 15 ha. zijn
voor fruitteelt en ruim 40 voor den land
bouw bestemd.
Het werken is hier best, de werktijden
zijn van 's morgens 5.30 uur tot 7 uur,
van 7.30 uur tot 12 uur en van 2 tot 6
uur. Ook de loonen zijn goed. De bevol
king is zeer gemoedelijk.
De bedrijven zijn hier meestal 400 ha.
groot
De grond is ongeveer dezelfde als in
Holland, alleen groeit alles hier zonder
gras een goed eiwitgehalte. Op de juiste
manier behandeld kan men zoo een
product verkrijgen, dat van groote
waarde is voor de veevoedering in den
a.s. winter.
Profiteert van de gelegenheid en zorgt
voor voldoende grasland-producten als
wintervoeder.
Aanwending van stalmest op gragland
is van oudsher een prachtig middel
om den groei van het gras in Septem
ber te stimuleeren. De goed verrotte,
korte mest wordt fijn over het gras
land verdeeld.
Vooral in het gemengde bedrijf, waar
in den graanoogst alle arbeidskrachten
volop noodig waren, kan het voorko
men, dat er in Augustus geen tijd voor
het rijden van stalmest was. Wil men
op het grasland nog een stalmestgift
aanwenden, dan is het nu de hoogste
tijd. Mits nu ten spoedigste gedaan, kan
men er dezen herfst nog profijt van
trekken.
Door den stalmest-komen we nog op
een andere bemestingskwestie. Onder
de advertenties troffen we verleden
week aan een aanbeveling voQr een
organischen mest, genaamd Terrabona.
Een zuiveringsslib-compost, dus blijk
baar een compost, bereid uit het slib
van afvalwater. Wij willen niet zeggen,
dat deze meststof niet zal voldoen aan
de door de advertentie gewekte ver
wachtingen, doch wel lijkt het ons wen-
schelijk, dat hierover het oordeel van
deskundigen wordt gevraagd, alvorens
het gebruik kan worden aangeraden.
Wij herinneren ons van vroeger, dat
b.v. in België z.g. humus-mest werd
aangeboden, of z.g. bacterie-mest, waar
van de waarde practisch nihil bleek te
zijn. Vooral in dezen tijd, nu iedere
boer wel ooren heeft naar meer mest,
kan men niet të voorzichtig zijn met
het aanbevelen van iets nieuws.
Onzerzijds hebben wij ons reeds om
inlichtingen gewend tot terzake des
kundigen, 'en binnenkort, zoodra wij
iets meer weten, komen wij nog wel
op deze kwestie terug. Naar wat w\j
thans reeds hoorden, lijkt het aange
boden product zeker van waarde voor
den boer. Maar nogmaals, men wachte
even op nadere gegevens, alvorens tot
aankoop over te gaan. M.
mest, vaak in een week vlugger dan in
Holland in een maand. Hiei^. begint men
einde April en einde September is het
al flink winter, dus dan moet alles ge
teeld en geborgen zijn, zoodat hier in vijf
maanden hard gewerkt moet worden.
Er heerscht hier een geest van broeder
lijke kameraadschap en oprechte ge
negenheid voor elkander, zooals ik die in
mijn geheele leven in Holland nog niet
heb meegemaakt. Wij zullen trachten,
dit zoo te houden. Mocht iemand soms
eens iets meer van hier willen hooren,
dan geef ik steeds graag inlichtingen.
C. Leenaars, Gemüsebetrieb Malpils,
Malpils bij Riga.
Benoemd tot leden van den Dijkraad
voor de waterkeering van den calami-
teuzen Burgh- en Westlandpolder, als
vertegenwoordigers van dien polder J. J.
Steur en B. Th. Boot CWz., beiden te
Burgh.
De wnd. Commissaris der Provincie Zee
land heeft met ingang van 1 September
aan ir. C. Reedijk te Goes op diens
verzoek eervol ontslag verleend als In
genieur in algemeenen dienst bij den
Provincialen Waterstaat, wegens benoe
ming elders.
Hoewel nog weinig opbrengstcljfers van
rassenproeven met wintergranen in 1943
bekend zijn, meenen wjj toch goed te doen,
reeds thans de rassenkeuze by wintergra
nen de revue te laten passeeren. Allereerst
volgt een bericht over wintergerst, terwijl
berichten over winterrogge en wintertarwe
spoedig zullen volgen.
In het hieronder weergegeven overzicht
hebben de opbrengstcijfers betrekking op
gemiddelden van proefveldgegevens in de
jaren 1932 t.m. 1943, voor zoover deze thans
van oogst 1943 bekend zyn. Het aantal
waarnemingen, waaruit deze gemiddelden
werden berekend, is achter de betreffende
cijfers tusschen haakjes geplaatst.
De opbrengstgegevens zijn ontleend aan
vroeger door het I. v. P. samengestelde
rassenberichten, en aan de verslagen der
door de Rykslandbouwconsulenten in 1942
en 1943 aangelegde proefvelden. De zaad
opbrengsten, welke zyn uitgedrukt in
van de Vindicat wintergerst hebben be
trekking op de Noordelijke-, Westelyke-
en rivierklei. De verkregen opbrengstcij
fers van proefvelden op zand- en dalgrond
zijn niet vermeld, aangezien de cultuur
van wintergerst daar practisch van geen
beteekenis is, terwijl het aantal proefvel
den op lössgrond te gering in aantal is.
Relatieve zaadopbrengsten
Vindicat N.klei 100, W.klei 100, Riv.klei 100.
Mansholt's II N.klei 101.8 (28), W.klei 112.9
(7), Riv.klei 9S.9 (17).
Fletumer N.klei 101.9 (32), W.klei lil i
(24), Riv.klei 91.5 (14). 1
Vogels Agaer N.klei 102.— (38), w klPl
114.1 (15), Riv.klei 103.6 (32).
Mahndorfer Victoria N.klei 98.9 (21) w
klei 102.3 (36), Riv.klei 96.9 (9).
Groninger landras N.klei 89.4 (26) W kM
85— (2), Riv.klei 103— (9).
Hijlkema Selectie II N.klei 98.7 (24) w
klei 99.7 (30), Riv.-klei 91.7 (5).
Door den zachten winter 1942/'43 zyn
uiteraard geen verschillen in wintervast-
heid geconstateerd, doch uit voorgaande
jaren met strenge winters is voldoende
gebleken, dat geen der genoemde rassen
voldoende wintervast is.
Uit de opbrengsttabel blijkt, dat in de
Noordelijke kleistreken, het verreweg be
langrijkste gebied voor de wintergerstcul-
tuur, de opbrengsten van Vindicat, Mans
holt's II, Fletumer en Vogels Agaer weinig
uiteenloopen. Op de Westelijke klei d.e.t.
liggen de opbrengsten van Fletumer,"
Mansholt's II en Vogels Agaer duidelijk
boven die van Vindicat. In het rivierklei
gebied komt alleen de Vogels Agaer in
opbrengst boven Vindicat, terwijl de Fle-
turner er flink beneden blijft.
Dit beeld stemt goed overeen met de
gegevens van de rassenstatistiek, waaruit
blijkt dat op de Noordelijke kleigronden
(Groningen en Friesland) de Vindicat ver
reweg het meest geteelde ras is; op de
W.klei d.e.t. de Fletumer, terwyl in het
Adeldom
Voor hen, die voor de samenstelling
van hun kwartierstaat onderzoekingen
doen bij burgerlijken stand of bevolkings
register en daardoor te maken kunnen
hebben met adellijke titels, is het wel
gewenscht iets mede te deelen c^-er de
titels en praedicaten, die sommige per
sonen gerechtigd zijn te voeren, waarbij
wij buiten beschouwing laten den penne-
strijd over de al of niet verbindende
kracht van eenige besluiten.
Bijna in alle landen, die een erf dijken
regeerin'gsvorm bezitten of bezeten heb
ben, zoowel in als buiten Europa, zelfs
in de Oost, komt de adel, die oorspron
kelijk een afzonderlijken stand vormde,
voor.
In republieken vormt zich geen nieuwe
adel. Turkije bezit geen adel; «edert
1814 vindt men in Noorwegen geen adel
meer, terwijl in Oostenrijk in 1938 de
adellijke titels werden afgeschaft.
Adeldom heeft een erfelijk karakter en
verschilt daardoor van persoonlijke on
derscheidingen, zooals ridderorden; deze
erfelijkheid is evenwel niet onderworpen
aan de gewone regels van het erf
recht; zij werkt veelal slechts in de
nederdalende lijn, terwijl adeldom niet
eerst bij den dood van den voorganger,
maar reeds bij de geboorte wordt ver
kregen, hetgeen bij den titel niet steeds
het geval is.
Adellijke titels behooren derhalve in
het algemeen niet aan bepaalde perso
nen, maar worden gevoerd door perso
nen uit een geslacht, dat „van adel"
is, en dan alleen door de wettige af
stammelingen. Omtrent de erkenning
inlijving en verheffing in den ade'-stand
is voor ons land nog steeds van be
lang het koninklijk besluit van .13 Fe
bruari 1815, stbl. 15, betreffende „de
vereischten en voorrechten van Adel
stand binnen de Vereenigde Nederlan
den". Volgens dat besluit worden tot
den adelstand gerekend, zij die daarin
benoemd of geadmitteerd zijn of zullen
zijn, verder die worden erkend, inge
lijfd of verheven in den adelstand, be
nevens hunne wettige afstammelingen.
Erkenning heeft plaats, indien de be
gunstigde behoort tot een geslacht, dat
oudtijds hier te lande adellijk was.
Inlijving geschiedt, indien de begunstig
de behoort tot een geslacht, dat thans
of voorheen in den vreemde adel'ijk is
of was.
Verheffing heeft plaats, indien het ge
slacht van den begunstigde niet tot den
adel behoort.
Volgens een Kon. besluit van 1821 kun
nen alleen verleend worden de titels
van Ridder (vrouwelijk Jonkvrouw),
Baron, Burggraaf, Graaf, Markies,
Hertog' en Prins, waarvan de Neder-
landsche adel sedert de afscheiding
van België nog slechts kent de titels
als Graaf,'Baron en Ridder.
In sommige gevallen gaan de adellijke
titels „bij recht van eerstgeboorte" over.
Indien de rechthebbende komt te over
lijden moet de rechtverkrijgende onder
overlegging der noodige stukken aan
vragen den titel te mogen voeren. De
andere wettige afstammelingen "an den
overledene hebben dan alleen het recht
tot het voeren van de praedicaten „Jonk
heer" en „Jonkvrouw". Zij die deze
praedicaten, alhoewel ze ook op de
afstammelingen overgaan, rechtens
voeren, behooren tot den z.g. ongeti-
treerden adel, die tot den laagsten adel
gerekend wordt.
Tot de adellijke titels behooren ver
der die als: Pfalzgraaf, Rheingraf
Vicomte, Viscount, Vrijheer, Wildgraaf,
enz.
Bij verheffing gaan de titels alleen
over bij het recht van eerstgeboorte
en bij erkenning en inlijving op alle
afstammelingen.
Men spreekt van oeradel en briefadel.
Briefadel is van jongeren datum, ge
schonken bij een adelsbrief, d.i. een als
regel op perkament geteekend en ge
schreven diploma, voorzien van wapen
afbeelding, zegel en handteekening.
Oeradel is}de oudste adel uit het mid
den der 14de eeuw of vroeger. In den
Almanach de Gotha worden slechts die
geslachten opgenomen, die hunne stam
reeks doorloopend tot 1350 oorkondig
bewijzen kunnen; men heeft dus geen
adelsdiploma.
Hier te lande is de oude adel van vóór-
en de nieuwe adel van na den tijd der
republiek. De adel geniet hier geen
voorrechten meer, wat wel het geval
is in Engeland en Zweden.
In Frankrijk ontstond-geboorteadel (no
blesse de race), door den vorst ver
leenden adel (noblesse de* lettres, de
concession) en adel, verbonden aan een
ambt (noblesse de définité). In de 15e
eeuw begon men onderscheid te maken
tusschen hoogen en lagen adel; in