Rondom dm De (öurant Het Nieuws van den Dag J VAN STERAPPEES 1 De rogge is in dezqn oorlogstijd een zoo belangrijk gewas voor de voedsel voorziening, dat het zeker zin heeft, hier eens wat uitvoeriger enkele be langrijke punten voor den rogge-uitzaai te bespreken. In de eerste plaats de zaaitijd. De beste zaaitijd voor rogge is de maand October. Er zijn natuurlijk wel eens gevallen, waardoor het soms onmogelijk is in October te zaaien, b.v. wanneer het land nog ingenomen is door stoppelgewassen. Toch zal de boer er goed aan doen zijn akkers, bestemd voor rogge, op tijd vrij te hebben. Want proefnemingen hebben bewezen, dat laat rogge zaaien uit den booze is. Rogge in December gezaaid b.v. mis lukt vaak en geeft in ieder geval een veel lagere opbrengst. Bij laat zaaien is de grond meestal te nat, en rogge houdt bij den uitzaai juist van drogen grond. De kans daarop is in October natuurlijk grooter dan in November en December. Hoe diep moet men zaaien f Dat is bij de rogge ook een zaak van groot belang. Bij officieele proefnemin gen werden zaaidiepten van 2 cm., 4, 6, 8 en 10 cm. vergeleken. Gebleken is, dat telkens bij 2 cm. dieper zaaien, de opbrengst aan korrel en stroo terug liep. Het verschil tusschen 2 cm. en 10 cm. diepte was zelfs ruim 1000 kg. kor rel- en 1800 kg. stroo minder. Gebleken is wel, dat een zaaidiepte van 2 cm. de beste is. Hieruit volgt eigen lijk vanzelf, dat meh rogge liefst uit zaait op een bezakte voor. Dan vallen de korrels niet zoo diep weg. Zaait men op versch geploegd land, waar natuur lijk nog al wat holten in voorkomen, dan komen de korrels niet op gelijke diepte te liggen, met als gevolg onre gelmatige opkomst, sterke en zwakke planten en daardoor weer meer kans op uitwinteren. Het beste krijgt men het zaad alle maal op gelijke diepte ondergebracht by zaaien met de machine. Dat is dus aan te bevelen. Overijgns wordt tegen woordig toch ook wer het meeste met de machine gezaaid. Op het kleinbe- dryf echter nog wel eens breedwerpig. In het laatste geval is natuurlijk een bezakte voor zeker wenschelijk. De rogge-rassen Als het meest bekende en meest gang bare ras geldt nog steeds de Petkuser winterrogge: Dit is een beproefd ras met goede kwaliteiten. Wil men een ander ras, dan komt Brandt's Mariën- rogge in aanmerking en V. Lochow's Kortstroo winterrogge. In opbrengst komen zij niet altijd aan de Petkuser gelijk, ten minste niet op de zandgron den. Dus doet men wel verstandig, be houdens een stuk voor proef, zich aan de gewone Petkuser te houden. In speciale gevallen, n.l. op gronden, die sterk besmet zijn met het rogge-sten- gelaaltje kan de Ottersumsche rogge goede diensten bewijzen. In normale om standigheden haalt die echter de opbrengst van de Petkuser niet. Zaai dus in hoofdzaak Petkuser winter rogge» in October op bezakt land, op een zaaidiepte van 2 cm. Dat geeft de kans op de beste resultaten, terwijl men dan ook met weinig zaaizaad kan vol staan. Maas In „De Landstand" van vorige week werd gewezen op het groote belang van grondonderzoek. In verband daar mede willen wij hier speciaal de aan dacht vragen voor de bedrijfsvoorlich- tingsvereenigingen. Deze kunnen by dit onderzoek een heel nuttige rol spelen. Het is van groote beteekenis, dat grond onderzoek streeksgewgs opgezet wordt. Men krijgt dan een goed overzicht van de grondsgesteldheid in een geheele streek. De assistenten van de vereeni- gingen voor bedrijfsvoorlichting zijn de aangewezen personen, om zoo'n regio naal onderzoek in samenwerking met den Rykslandbouwconsulent, op deugde lijke wijze op te zetten. De oogst van de granen is nu nage noeg overal wel klaar. Als men zoo door het boerenland gaat, ziet men steeds meer zwarten grond komen. Het stoppelploegen en land klaar ploegen voor de wintergranen, is in vollen gang. Ook hoort men nu alom de dorsch- machines draaien. Aan de broodgraan voorziening wordt dus al flink ge werkt. Dat is ook wel noodig, want oude voorraad is er hoegenaamd niet meer. Wat de nog te velde staande gewas sen betreft, is het aan de late aardap pelen en de bieten veelal wel te mer ken, dat de kunstmestvoorziening niet zoo ruim geweest is, als we dat wel gewenscht zouden hebben. De late aard appelen houden den groei niet zoo lang vast, als men dat zou willen. Ook de bietenoogst, zal* wat kwantum betreft, wel wat minder zgn dan vorige jaren. Hopelijk zal het suikergehalte de lagere opbrengst weer wat goed maken. Lang niet iedereen heeft een huisslach- tingsvarken. De biggen waren tegen normalen prijs haast niet te krijgen. Hoewel er vaak genoeg op maatrege len is aangedrongen, om de prijzen in den zwarten handel den kop in te druk ken, er is niet* of zeer weinig aan ge daan. Wij vernamen, dat sommigen nu een lam mesten. Het is n.l. mogelijk in plaats van een huisslachtingsvarken een lam voor huisslachting aan te hou den. Van die mogelijkheid is echter niet veel gebruik gemaakt. Misschien omdat velen het niet wisten. Daarom vestigen we er hier de aandacht nog eens op. Schapenvleesch, mits goed bereid, is ook best en een gemest lam levert heel wat vet. Binnenkort zal de aflevering van goed gekeurde poters wel beginnen. Wie A- klasse of A B gekocht heeft, zal die veelal in den herfst ontvangen. Daarom moet alles al in gereedheid zyn, om die poters _j;oed te bewaren. Hebt ge vol doende kiembakken klaar, om straks de poters daarin te doen? Ontsmetten van de poters tegen rhizoc- tonla, ls steeds aan te bevelen, vooral nu er zooveel aardappelen worden ver bouwd en men wel eens aardappelen na aardappelen verbouwt. Deze ont smetting, met een Aretan-oplossing b.v. moet ook in den herfst geschieden. Zorg het ontsmettingsmiddel in huis te hebben, dan kunt U tydig aan den gang. Ten slotte nog iets over bewaring in den winter van aardappelen voor con sumptie. Vooral by een wann najaar en een zachten winter kunnen sommige soor ten geweldig in het schot loopen. Om dan de aardappelen tot in het voorjaar goed te houden, kost heel wat zorg. En ook veel arbeid en geld. Ondanks alle zorg, krijgt men toch een groot ge wichtsverlies door spruitvorming, ter wijl ook de kwaliteit er ten slotte niet beter op wordt. Is de spruitvorming erg, dan bestaat zelfs de kans op afkeu ring, waardoor men een grooten schade post moet incasseeren. Er bestaan echter tegenwoordig ver schillende middelen om spruitvorming sterk te vertragen. Uw handelaar of coöperatie zal deze wel hebben, ter wijl de Plantenziektenkundige Dienst in Wageningen U ook zeker inlichtin gen kan geven. Door aanwending van deze middelen wordt de spruitvorming zeer geremd. Daardoor kan een deel van het omzetten vervallen en heeft men maar heel weinig -gewichtsverlies. Ook de kwaliteit blijft beter! M. (Ingezonden mededeeling). In een vorig artikel (zie October 1942) beschreven wy het leven van den appel na den pluk als een proces van lang zaam verval. De vrucht houdt een zekere stofwisseling; er heeft een ademhaling plaats, waarbij reservevoedsel in den vorm van zetmeel verandert in suiker. Is na eenigen tijd het zetmeel opge ruimd, dan wordt een begin gemaakt met de andere bestanddeelen- van de vrucht en terwijl deze geleidelijk minderen, wor den aromatische stoffen gevormd, zij het in zeer geringe hoeveelheid. Dan is de vrucht eetrijp geworden. Zij bezit dan haai grootste aroma. Volgens de onderzoekingen van Dr. ir. J. H. M. van Stuivenberg, waarvoor men Meded. no. 7, reeks 1 van het Instituut voor Onderzoek op het gebied van Ver werking van Fruit en Groenten te Wa geningen, kan raadplegen, houdt ook de roodkieuring van de appels verband met bovengenoemde stofwisseling. Appels ne men vöór een bepaald rijpheidsstadium niet gemakkelijk een roode kleur aan. Met de rijpheid neemt ook het suiker gehalte toe en dat suikergehalte schynt mede van invloed te zijn op de roodkieu ring der vruchten. Dit wyst er op, dat roodgekleurde vruch ten dus verder op den weg naar het in nerlijke verval zijn, dan groengekleurde. Bij die groene is immers de reserve aan koolhydraten nog aanwezig in den vorm van zetmeel; bij de roode heeft zij reeds het stadium der suikers bereikt. Hieruit volgt dat in het algemeen gesproken ge kleurde vruchten minder houdbaar moe ten zijn dan groene. Om dit na te gaan heeft Dr. Ir. Van Stuivenberg zijn proeven met de kleuring der Sterappels genomen. Deze worden zooals bekend veelal groen geplukt en op den grond gelegd om nu te kleuren. Men doet dit o.a. omdat de sterappel neiging vertoont even voor plukrypheid te ruien. By proeven iu 1940 genomen werd gevon den, dat vruchten, uitgelegd In de volle zon, het diepst felrood kleurden. Hoe feller licht, hoe sneller de kleuring. Onder schaduw kan echter ook een mooie roode kleur verkregen worden, zelfs onder diepe schaduw, en de sterappels kleurden het best, wanneer zy in het gras werden uitgelegd. Vruchten in het gras kleurden bij in 1941/1942 genomen proeven mét scha duw even goed, als zonder schaduw, in dien zij werdey uitgespreid op een stuk gaas, 50 cm. boven den grond. D.e merk waardige invloed van het gras moet wor den toegeschreven aan temperatuurswis selingen of de relatieve luchtvochtigheid. Dat de warmte er een rol by speelt vond ook de Amerikaan Magness reeds. Hy constateerde bij zijn appels weinig geel- kleuring by 1 tot gr. C. en, tenzij de appels zeer groen waren gelagerd, sterke geelkleuring by 10 gr. C. Houdbaarheid van nagekleurde appels. Zoo hebben het dus in de hand om door uitlegging In het licht onzen groen- geplukten sterappels een mooie aantrekke- ïyke kleur te geven. Daarbij boet de vrucht echter aan houdbaarheid in. Dr. Ir. Van Stuivenberg komt althans tot de conclusie, dat by nakleuring dieprood ge kleurde appels niet in de koelcel gebracht moeten worden omdat zij minder houd baar zijn. Vruchten, die lang bewaard moeten worden mogen vooral niet langer in het licht blijven liggen, dan strikt noodzakeihk is. De juiste wijze van han delen is: laat de vruchten in de schaduw nakieuren en sla ze in het koelhuis op, zoodra ze een rooden blos vertoonen. In de schaduw gekleurd leverden zij bij deze proeven na vier maanden bewaring het grootste percentage gave vruchten. Verder werd de indruk verkregen, dat vroeg geplukte appels minder noudbaar waren dan de laatgeplukte. Worden ze geel geplukt, dan is het echter Juist andersom. Het aroma ontwikkelde zich bij de vroeggeplukte het slechtst; die hebben klaarblijkelijk nog niet voldoende reserve opgeslagen. Kleine, by den oogst reeds roodgekleurde vruchten, waren min der houdbaar, dan kleine appels, groen- geplukt. Daartegen legden de groote vruchten het af. Maar ook dat is geen algemeen geldende regel: by de roae-ge- plukte appels waren de groote het best. By het opslaan van uuze sterappels zullen we met deze feiten rekening moeten houden. Of de conclusie van Dr. Ir. Van Stuivenberg zonder meer ook op andere appelsoorten kan wor den toegepast, staat nog te bezien, muur voor sterappels geldt, dat don kerrood of rood geplukte, of wel in het licht donkerrood of rood nage kleurde vruchten minder geschikt zyn voor bewaring in een koelhuis. Daar toe kieze men de lichtroode en groene exemplaren. Ook de groote vruchten hoe zeer men ook geneigd zou zyn, die te bewaren zyn daartoe onge schikt. Ook deze moeten dus spoedig geruimd worden. Sterappels, die voor spoedige consumptie bestemd zyn, kan men aantrekkelijker maken door zo aanstonds na den pluk te laten na- kleuren in het gras, liefst in tamely k sterke schaduw. G. D. LUTKE MEIJER. Het werk van den fruitteler in deze week Onderstammen voor de pereboomen Bekend zyn de zaailingonderstam en de kwee, welke laatst^ onge- slachteiyk wordt vermeerderd. Men onderscheidt hierin: kwee A, kwee B en kwee De zaailingonderstam geeft den sterkste.» groei; de kwee is zwak ker. Kwee A is de sterkste van de drie en C de zwakste. Kwee B wordt niet gebruikt, kwee C zeer weinig, omdat deze onderstam zoo vorstge- voelig is. De groei is In het alge meen geringer, de vruchtbaarheid treedt vroeger in, de vruchten zyn meestal beter van smaak en vroeger rUp, voor schurft zyn de linomen minder gevoelig enz. Enkele bezwaren van de kwee zyn, dat sommige variëteiten er niet op willen groeien, terwyi weer by an dere de vergroeiing niet sterk is, zoodat de ent er gemakkelUk af waait. Bovendien zyn deze onder stammen min of meer vorstgevoe- "g Aan de bezwaren van slechten groei en een gebrekkige vergroeiing kan tegemoet worden gekomen door het gebruik van een tusschen stam. Over het algemeen wordt do Invloed van den kwee-onderstam door het ge bruik van een tusschenstam eenigs- zins verzwakt, hetgeen een groot voordeel Is, wanneer de groei, moel- lykheden ondervindt, Op kwee groeien zeer goed Beurré Hardy, Précoce de Trévoux, Nouveau Polteau en Beurré d'Amanlls. Een tusschenstam Is gewenscht voor Bonne Louise d'Avranches, Com- tesse de Paris, Conférence, Clap's Favourite. Voor den fruitteler is het van groot belang te weten, dat de hoornen op kwee-onderstam oppervlakkig wor telen en slechts voldoen, wanneer de grond zwart wordt gehouden. INSPECTIE VAN DEN TUINBOUW

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 3