Landarbeiders, boeren zonder grond, hebben boerenrecht 1 Verantwoordelijk vooi den inhoudi De Boerenleider 2de Jaargang No. 38 Vrydag 24 Sept. 1943 Fr verscheen een boekje van Drs. Th. J. Platenburg over „Landarbeiders in Nederland", welks aanhef nu gebezigd wordt om voor goed een einde te maken aan vergelijkingen tusschen landarbei ders en industriearbeiders en tevens ieder lezer te doen doorvoelen, dat de landarbeider een boer is, zij het dan een boer zonder grond. Evenmin, als een directeur van een fabriek of een chef van een handels kantoor met een land- of tuinbouwer vergeleken kan worden, evenmin kan men een landarbeider meten met de maatstaven, welke men een arbeider uit de fabriek of een bediende op het kantoor aanlegt. Stelt U zich maar eens voor, dat een fabrieksarbeider in zijn *aJ*rieksklee«*y bet salon van een direc teur binnenstapt en samen met hem cit zijn gezin aau tafel gaat. Voor een.boe renarbeider is dit behalve op de grootste bedrijven bijna,vanzelfspre kend. En toch is een boerenarbeider niet meer ontwikkeld dan een fabrieksarbei der, noch is een boer minder beschaafd wel anders beschaafd dan een fabrieksdirecteur. Wat bij den een wel kan en by den aiuler niet: daarvan moet men de oor zaak allereerst zoeken in den aard van den arbeid en pas op de tweede plaats in den aard van den arbeider, welke er gevolg y$n is. In de verbondenheid van den boer, zoo wel als van den landarbeider met den- zelfden grond, welke voor beiden een stuk van Gods schepping is, waarover de hand Gods den schepter voert, moet men telkens weer de oorzaak zoeken *un den zeer typischen boerenaard. Natuurlijk kan men zoo men dat wenscht de landarbeiders onderschei den naar de soort landarbeid, welke z.y verrichten en naar de verhouding tus schen hen en den boer In wiens dienst /ij zyn. Maar allen werken zij mede aan de agrarische voortbrenging, d.w.z. dat zy inet hun arbeid er toe bijdragen om beperkte voortbrengsels der natuur met behulp van de krachten van hemel en aarde opgewekt door de energiebron do zon een zoodanige verandering te doen ondergaan, dat het voortgebrachte geschikt, ©f althans meer geschikt wordt, om in de mensehelyke behoef ten te voorzien. Juist door dit voegen van hun krachten tusschen de krach ten die het plan ten voortbrengend ver mogen van den grond opwekken zijn zij landarbeiders in tegenstelling tot een fabrieksarbeider of een kantoorbe diende. Tusschen den boer en den landarbeider is een eenheid in het bedrijf en gelijk heid van levenswijze. Zij staan dichter bij elkaar dan de andere bovenbedoelde gevallen; zij begrijpen eikaars moeilijk heden, zy hebben ten slotte hetzelfde belang. Dat belang is primair een be hoorlijke belooning voor den arbeid, dien zij SAMEN voor de geheele volksge meenschap verrichten, zoodat zij beiden behoorlijk kunnen leven. Boer en land arbeider moeten SAMEN boeren. Niet iedereen is boer. dien men voor boer aanziet. Het zit hem niet in het feit, dat iemand toevallig grond bezit, land gebruikt of een aantal koeien melkt. Daar is meer voor noodig. Boeren zijn er geweest lang vóór er fabrieken waren. Eerst waren er alleen boeren en uit het boerenvolk is al het overige voortgekomen. Eeuwenlang heb ben onze voorouders, waarvan wij zelfs de namen niet kennen en wier graven lang vergeten zijn, den grond bewerkt, het vee verzorgd, geploegd, gemaaid, gezaaid en mest gereden. Denkt U eens in van vader op zoon, elk jaar weer aan, op denzelfden grond, hetzelfde werk. In regen en /.oniiesciiyn, in voor spoed en tegenspoed, getrouw hetzelfde werk verrichten. Hoe gaat men zich dan verbonden voelen met den akker, die zoo vaak broodgraan voor het vol gende jaar heeft opgebracht. Zooiets gaat in het bloed zitten van een heel geslacht. Dat is werkelijk boer zijn: met heel zijn hart te hangen aan den grond en aan het levenswerk en daarin zijn levensvervulling te vinden. Dat gevoel kent ook menige landarbei der. Er zijn gelukkig tienduizenden land arbeiders in Nederland, die zich inner- lyk boer voelen, wien enkel de grond ontbreekt. Dit is niets* bijzonders, want de ge slachten waaruit deze landarbeiders zijn voortgekomen zyn immers evenveel eeuwen aan den grond verbonden ge weest als de boerengeslachten. In hun aderen vloeit hetzelfde Germaansche boerenbloed. Uit dit alles volgt dat de landarliei- der een eigen arceidseer en eigen arbeidsrecht heeft, gelijk aan dat van den boer. Boeren en landarbeiders, tuinders en tuinbouwarbeiders zoo goed als bosoh- arbeiders, vormen als bodembevverkers en verzorgers van het vee één stand. Zij zijn van éénen bloede en verrichten in de volksgemeenschap denzeïfden arbeid. Juist die arbeid bepaalt alles, hij heeft voortdurend niet- de levens verschijnselen te maken, met den groei van het graan op den akker, met levende dieren op de boerderij, met den invloed van het weer en van de jaar getijden. Men kan nti eenmaal in den iaud- en tuinHojhv <le voortbrenging niet willekeurig uitbreiden of op wille keurige tijdstippen aanvangen of doen ophou'den, men is ook met de werk tijden en de werkgelegenheid aan de natuur gebonden. Van dit alles is bovenal de Nederland- sche Landstand zich bewust als hij ge roepen wordt om, zooals by zijn stich tingsverordening is geschied, over de landarbeiders, die krachtens hun arbeid van nature tot den Landstand fcehoo- ren, te waken. Voor den Landstand geldt als ideaal, dat de landarbeider boer wordt met grond. Dit doet hij, waar zulks mogelyk is, blijken, door voor den landarbeider „boerenrecht" te verkrijgen. Zoo is het o.ra. „boerenrecht", dat van de geproduceerde levensmiddelen aller eerst de producent* de boer, het zyne Tydi-ns de pluk van appelen wordt niet uiterste voorzichtigheid gehandeld. Ruwe behandeling kan later aanleiding zyn tot bederf. Stoot- en kneusplekken zyn de invals poorten voor bacteriën en schimmels. Om te voorkomen, dat de vruchten onnoodig door de handen gaan, worden aangetaste exemplaren aanstonds In den booi-igaard ter zyde gelegd. (Foto: Archief). bekomt voor zich en zyn gezin, iets wat naar Landstands opvatting ook geldt voor den boer zonder grond, „den land arbeider" en wat de Landstand o.m. verkreeg Voor het produet suikerbie ten in den vorm van suiker. Dit eenmaal verkregen is het de plicht te waken over de eer der standgenooten en is het ook broodnoodig, dat de land stand aan zal geven hoe de suiker- premie aan de boeren toegekend, aan de arbeiders die hun plicht hebben ge daan, zal worden verdeeld. De eenheid tusschen boer en landarbei der is iih nog niet wat het moet zijn. Dezen zomer werd den boeren, die sui kerbieten verbouwen een voorschot ge geven op hun toewijzing suiker. Het was niet verplicht van dit voorschot een deel uun de laiidai'oelders af to staan. Immer* het komt zoo vaak voor, dat landarbeiders voor het beëindigen van de bietencampagne, door oneenig- heid of wat de reden ook mag zijn, den boer verlaten en zoo zon de mogelijkheid bestaan, dat een landarbeider, die van het voorschot suiker had genoten, hij een anderen baas wederom suiker zou worden gegeven. I)it zou onbillijk zijn. Vele klachten bereikten ons van land arbeiders, die meenden aanspraak te kunnen maken op een gedeelte van het voorschot. Steeds werd door ons mede gedeeld, dat, wanneer de verhoudingen op het bedrijf gezond waren en een goede samenwerking bestond tusschen landarbeider en boer, de boer den moreelen plicht had een gedeelte van dat voorschot ter beschikking van zijn arbeiders te stellen. Gelukkig is dit ook door vele boeren begrepen en zou het onjuist zijn de boeren niet groote bedrijven als onsociual voelende men- sehen te schilderen. Wij weten l»eter, en laat een ieder, die meent te moeten schryven over sociale voorzieningen van den Iandarl>eider, eerst eens vla gen hoe de Landstand hierover deukt. Na afloop van de bietencampagne komt de helft van de suikerpremie, die do boer ontvangt, voor de arbeiders die hun plicht vervulden. Wanneer nu zou blyken, dat de boer de suiker aan zijn landarbeiders ont houdt, zal hij zich kunnen wenden tot den vertegenwoordiger voor arbeids zaken, die zitting heeft in den buurt- boerenraad van den Nederlandsehen Landstand en ook kan hy naar den Buurtboerenleider gaan. Wanneer in een dorp klachten konijn, dient zonder aanzien des persoons, te worden gehandeld naar recht en billijk heid. Laat dus iedere bietenverbouwer zorg dragen, dat van de landarbeiders zoo weinig mogelijk klachten komen, opdat do arbeidsvrede op de boerdery zooveel mogelyk blijft gehandhaafd. De landarbeider moet weten, dat hy tot plicht heeft voor het vastgestelde loon de bieten te rooien en wanneer hy aan dien plicht heeft voldaan, ook zijn recht moet en zal krijgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 1