het stroo-vraagstuk
- Officieel orgaan van den Nederlandschen Landstand
Het nieuwe wnd. hoofd van
den Nederlandschen
Landstand
.Vrijdag 29 Oct. 1943
2de Jaargang No. 43
HET feit, dat onlangs het stroo is
vrygegeven, heeft heel wat beroe
ring onder de boeren veroorzaakt.
En daarvoor is zeker reden, dat moet
worden toegegeven.
Er zat by de boeren nog heel wat stroo
van oogst 1942. ïn de eerste plaats was
ds. M- h>t stroo, waarop nog een leve
ringsplicht rustte, doch dat nog niet was
afgenomen. Verder zat er by heel wat
boeren nog wel meer stroo, omdat blijk
baar by velen de schatting lager was,
dan de werkelijk aanwezige voorraad.
Het z.g. j.leveringsplichtige" stroo moest
beschikbaar blijven voor export. Nu
bleek echter in den loop van het seizoen,
dat het met de afname van dat stroo
niet zoo vlot ging, als ieder wel zou
wenschen.
Aan de Nederlandsche Staatsautoritei-
ten, en ook aan den Landstand is dat
niet ontgaan. Herhaalde malen is er
dan ook van Nederlandsche zijde bij de
betreffende instanties op aangedrongen,
om het vastgelegde stroo af te nemen.
Toen het er ten slotte op ging lijken,
dat de afname wc,' met zou doorgaan
Is aangedrongen op vroegtijdige vrijgave
van het stroo. Er was n.l. in Nederland
voldoende afzet voor te vinden. AI deze
verzoeken óm vrijgave, uitgaande van
de Nederlandsche instanties, stuitten
echter af op het onveranderlijke ant
woord, dat het vastgelegde stroo vast
gelegd moest blijven, en dat het afge
nomen zou worden. Dit was dan ook
de reden, waarom aan binnenlandsche
aanvragen om stroo, niet in vollen
omvang kon worden voldaan.
OP een goed moment werd van af
nemerszijde te kennen gegeven, dat
het nog te leveren stroo niet zou worden
afgenomen.
Daarop is toen direct de vrijgave van
het stroo gevolgd. Dit had tot gevolg, in
de eerste plaats, dat in SEPTEMBER,
een tijd, waarop het oude stroo feitelijk
geruimd zou moeten zyn, NOG EEN
GROOTE OUDE VOORRAAD „boven
de markt kwam to hangen". In de
tweede plaats, dat voor het stroo van
den nieuwen oogst, naar veler meening,
de afzetmogelijkheid, mede in verband
met den ouden voorraad, zeer onvol
doende zal blijken te zijn. Dit heeft dan
ook, vooral in sommige streken, waar
altijd een groot stroo-overschot op de
beüryven aanwezig is, er toe geleid, dat
de stemming beneden peil is gedaald.
Speciaal diegenen, die nog oud stroo
hebben, moeten met het feit rekening
houden dat zij dit stroo niet tegen den
prijs, waarop zij gerekend hadden, kwijt
kunnen. Vooral wanneer zy een groot
kwantum hebben, beteekent dat een
aanmerkelyk verlies. Geen wonder, dat
die menschen niet best te spreken zyn
over de vrygave van het stroo.
Wij weten wel, dat velen de meening
zijn toegedaan, dat dit verlies van Over
heidswege moet worden vergoed. Is dat
echter een rechtvaardige eisch?
DE opzet van het vastleggen van het
stroo was, dat een bepaald kwan
tum voor export beschikbaar moest
blijven. Onder de tegenwoordige om
standigheden, waardoor een van Over
heidswege geleide economie noodzake-
ïyk is, is het geen onredelijk iets, dat
op deze wflze in het particulier bedryf
wordt ingegrepen.
Zoodra men van Nederlandsche zijde
meende te zien, dat van uitvoer niet
veel zou komen, is aangedrongen op
vrygave van het vastgelegde stroo, het
geen ten slotte is geschied. Uiteindelijk
is het zoo, dat het niet-afnemen van
het stroo, een gevolg is van omstandig
heden, waaraan geen der belanghebben
den iets kon doen. Naar onze meening
is het daarom dan ook niet redelijk, van
de Nederlandsche Overheid te verlangen,
dat zij voor het niet afgenomen stroo
een vergoeding geeft.
Maar, zullen velen zeggen: „Er is voor
liet stroo een maximumprijs vastgesteld.
Laat men dan ook nog een minimum
prijs vaststellen. Een te hoog oploopen
van den stroo-prys is dan niet mogelijk,
doch een inzakken van dien prys wordt
eveneens voorkomen."
In een dergelijke redeneering zit zeker
iets goeds. Het gaat er echter maar om,
of een dergelijke gedachte uitvoerbaar
is. En dat is naar onze meening zeer
te betwyfelen. Wat toch is het geval?
Stelt de Overheid een minimumprijs
voor het stroo vast, clan moet zij daarby
ook de verplichting op zich nemen dit
stroo af te nemen wanneer de vrije han
del het stroo niet tegen dien prijs kart
plaatsen. Nu is het stroo een product
dat voor het opslaan veel ruimte vraagt.
Het is daardoor heel moeilijk om voor
groote kvvantums stroo opslagruimte te
vinden. Zeker, de stroo-cartonfabrieken
hebben ruimte, maar lang niet genoeg,
wanneer het er om gaat, groote kwan-
tums over het geheele land uit de markt
te nemen.
En dan nog dit: neemt de Overheid
stroo uit de markt, dan doet ze dat niet
met de bedoeling, dat stroo zonder meer
te bewaren. Zij moet daar dan ook een
afzetgebied voor vinden. En daarbij zal
zij onder de huidige omstandigheden op
moeilijkheden stuiten. Uitbreiding van
de verwerking van stroo in de stroo-
cartonfabrieken is niet mogelijk, door
dat daarvoor geen kolen beschikbaar
gesteld kunnen worden Andere verwer-
kingsmogelijkheden, b.v. tot papier zijn
wel mogelijk gcble'- tföch de fabrieks-
installaties ontbreken nog. Overigens
is de bestemmingsmogeJijkheid van het
stroo, wanneer het uit de markt genomen
is, minder soepel dan wanneer het nog
op de bedrijven zit. In het laatste geval
is door aanwending in het bedrijf zelf
nog heel wat stroo te verwerken.
TEN opzichte van de afzetmogelijk
heid \an het stroo zyn wij optimis
tisch gestemd.
Door de veehouders en de tuinders zal
zeker weer een flink kwantum stroo
gekocht worden. Vooral de tuinders kon
den vorig seizoen niet zooveel stroo aan.
koopen, als zy wel konden gebruiken.
In het eigen bedrijf kan ook heel wat
stroo gebruikt worden. In vorige jaren
moest men er noodgedwongen vaak XE
zuinig mee zyn De sterk uitgebreide
aardappeicultuur vraagt voor een goede
i". iaici dekking heel wal struo. Ook is
het voor het vee heel goed, als dit een
ligging heeft in flink, dik stroo.
De strooverwerking in den mest kan
heel goed wat ruimer genomen worden.
De vloeibare bestanddeelen worden dan
beter vastgelegd. Tevens zal het aan de
hoedanigheid van den grond ten goede
komen. Speciaal thans, nu het door de
moeilijke kunstmestpositie niet mogelijk
is, den grond zooveel kunstmest te geven
als wenschelijk is, komt het belang van
een goede bodemgesteldheid steeds ster
ker naar voren.
Meer stalmest geven is noodig, terwijl
ook compostverstrekking op vele gron
den heel goede resultaten kan geven.
Buiten het stroo, dat in den stalmest
wordt verwerkt, kan dan ook nog heel
wat stroo verwerkt worden tot compost.
BEZIEN we zoo de stroo-situatie nog
eens in haar geheel, dan zal op het
eigen bedrijf al heel wat stroo met
voordeel verwerkt kunnen worden. Ook
zullen heel wat bedrijven, die /.elf niet,
of over te weinig stroo beschikken, stroo
willen aanknopen. Daarbij komen dan
nog de strooverwerkende industria l.
Ten siotte is van offieieele zijde mede
gedeeld, dat er weer exportmogelijkheid
tegen maximumprijs zal komen, waar
mede rekening gehouden kan worden.
Het schijnt dat deze offieieele mede-
deeling er toe bijdraagt, om den stroo-
prys te stimuleeren. Wy hoorden n.l.
dezer dagen, dat er aan boeren reeds
ƒ17 a ƒ18 per 1000 Kg. werd geboden
voor het stroo.
Overigens vertrouwen wij, dat het Be
drijfschap voor Hooi, Stroo en Ruw-
voeder bij het nemen van maatregelen
voor den stroo-export, rekening zal hou
den met den gang van zaken in het
vorige seizoen. Het Bedryfsehap zou
moeten voorkomen, dat de boeren de
dupe worden van niet-afname, b.v. door
een vergoeding in uitzicht te stellen bij
niet tydige afname van het stroo. Naar
wy vernemen is een zoodanige maat
regel in voorbereiding.
Alles byeengenomen, zien wy den toe
stand zoo, dat van een teveel aan stroo
niet kan worden gesproken. Men moet
echter geen overhaaste stappen doen.
Rustig den toestand even aanzien, geeft
de kans op een geregelde afzetmogeiyk-
heid!
MAAS.
JlÉÉl
DEN HAAG, 22 Oct. Het Rijkscommissariaat maakt be
kend:
De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
heeft den Boerenleider voor de provincie Friesland, B. J.
Bierma in Het Bildt belast met de voorloopige leiding van
den Nederlandschen Landstand. Bij het waarnemen van deze
functie voert hij den titel van „waarnemend hoofd van den
Nederlandschen Landstand".
De Rijkscommissaris heeft aan den burgemeester P. F. Tam-
mens te Groningen het algemeene toezicht opgedragen over
den Nederlandschen Landstand. Op grond van deze taak is
hij bevoegd, de hem noodzakelijk voorkomende aanwijzingen
te geven ten aanzien van werk van den Nederlandschen
Landstand.
(Familie-foto)