Yirus-bereidingsinstituut te
Rotterdam geopend
Het smeermiddelen-vraagstuk in
dezen tijd
Het belangrijkste is hier de praktijk
ZOO ALS wij enkele weken gele
den reeds berichtten heeft het
Staatsveeartsenykundig onder-
ssoekings-instituut het plan opgevat
om, in verband met de steeds inten
siever wordende onderzoekingen op
't gebied der veeziekten-bestrydlng,
een speciaal Virus-bereidingsinsti-
tuut te Rotterdam te openen.
Donderdag 21 October is dit officieel
geschied in tegenwoordigheid van
vele Nederlandsche en Duitsche
autoriteiten.
De opening vond plaats door den direc
teur-generaal van den landbouw, boer
G. J. Ruiter, die in zijn openingsrede
onder meer zei, dat zich in deze bewo
gen tijden twee opvattingen hebben ken
baar gemaakt.
Sommige menschen doen niets liever
dan wachten op het einde van den oor
log, doch het Departement van Land
bouw huldigt de meening, dat reeds
thans begonnen moet worden met een
doeltreffende bestrijding van de zoo ge
vreesde veeziekten.
Wij trachten op dit gebied te bereiken,
wat bereikt kan worden en speciaal dr.
te Hennepe mag hier met eere genoemd
worden onder degenen, die zich voor de
veeziektebestrijding metterdaad inzetten.
Nadat in Amsterdam aan de bestriding
van het mond- en klauwzeer was ge
werkt, namen de nieuwe onderzoekingen
een dergelijke vlucht, dat naar een nieuw
onderzoekingsinstituut moest worden
uitgezien. Boer Ruiter merkte vervolgens
op, dat met de nieuwe bestrijdingsme-
thode bij de huidige mond- en klauw-
zeerepidemieën in Friesland reeds veel
succes was behaald en gaf in dit ver
band een overzicht van de schade, die
het mond- en klauwzeer onzen veestapel
toebrengt.
Hij besloot zijn toespraak met er den
nadruk op te leggen, dat de opening
van het nieuwe onderzoekingsinstituut
een mijlpaal genoemd kan worden op
den weg naar de algemeene ziektebe
strijding in Nederland.
Nadat vervolgens ook Dr. Demmel,
Beauftragte van den Rijkscommissaris,
in een korte toespraak op het belang
van de veeziektebestrijding had gewe
zen, volgde
'de rede van Dr. te Hennepe.
'Allereerst beschouwde spr. de inwerking
treding van het virusbereidings-instituut
als een mijlpaal in de geschiedenis van de
bestrijding van het mond. en klauwzeer
in Nederland. Als oud-Rotterdammer is
het hem aangenaam, dat dit Instituut in
Rotterdam gekomen ls, een stad, die niet
rijk is aan wetenschappelijke inrichtingen.
Het mond- en klauwzeerinstituut te Am
sterdam is niet voor uitbreiding vatbaar
en is te klein om entstof in net groot
te bereiden. Het instituut te Rotterdam
ls geplaatst op een deel van het terrein
van het gemeenteslachthuis, het oudste
Slachthuis in Nederland.
Op grond van Duitsche en Italiaansche
gegevens zijn in 1942 en 1943 kleine hoe
veelheden vaccin bereid, waarmede in
Friesland en Groningen uitstekende resul
taten bereikt zijn. Te midden van sterk
besmette bedrijven bleven de geënte be
drijven vrij van mond- en klauwzeer. De
Ziekte is in den tegenwoordigen tyd bui
tengewoon schadelijk door het verlies aan
Voedsel (vleesch, melk), dat zij verooi--
Zaakt.
Wijzen van mond- ©n klauwzeerbestry-
ding.
Geen wonder dus, zoo zeide spr., dat men
van alles in het werk gesteld heeft om
'de ziekte te bestrijden Dit heeft men
gedaan langs twee wegen, n.l. Ie. doof
maatregelen, welke door de Veewet aan
gegeven worden en 2e. door wetenschap
pelijke behandeling.
fVat de maatregelen der Veewet betreft,
fcij kunnen onder sommige omstandigheden
Veel nut doen, zij blijven te allen tijde
ben waardevol hulpmiddel, maar onder
verschillende omstandigheden, vooral zoo
als deze in ons land voorkomen, kan men
Se uitbreiding der ziekte er wel mee be
lemmeren en beperken, maar niet de ziekte
er mede uitroeien. Dit ls in vele landen
febleken en de grootste deskundige op
it gebied, Prof. Waldmann, schreef dan
bok in 1942: „De middelen en voorschriften
tot bestrijding van het mond- en klauw
zeer, welke de Duitsche Veewet aangeeft
en welker toepassing tot het uiterst mo
gelijke is doorgevoerd, hebben slechts on
der zeer gunstige geografische omstandig
heden lokaal succes kunnen boeken."
De oorzaak ligt in het feit dat deze ziekte
nog massa's onbekende factoren bevat,
pe smetstof zelf vertoont zooveel eigen
aardige eigenschappen, dat zij ons telkens
voor allerlei onberekenbare feiten stelt.
De buitenstaanders begrijpen van derge
lijke moeilijkheden niet veelvandaar, dat
men nog al eens de vraag hoort stellen:
,,Hoe komt het, dat er zooveel mond- en
klauwzeer heerscht?"
Gelukkig heeft de moderne wetenschap
ons middelen verstrekt, waarmede wy
te zamen met de veewet-bepalingen den
fctryd met meer succes kunnen voeren»
Ora te beginnen heeft men in het bloed-
serum van genezen dieren een stof ge
vonden, die andere dieren gedurende een
paar weken tegen een matige besmetting
kan beschutten. Dit z.g. „reconvalescenten-
serum" wordt dan ook hier en daar, in
verband met plaatselijke omstandigheden,
met succes gebruikt, vooral om .jonge
runderen en varkens, waaronder de sterfte
groot is, voor besmetting te behoeden.
Een groot bezwaar bij het aanwenden van
reconvalescentenserum is, dat het slechts
gedurende korten tijd werkt (een paar
weken ongeveer) cn dat het alleen tegen
een bepaald smetstoftype werkt. Er is
namelijk gebleken, dat de mond- en klauw,
zeersmetstof niet eenvormig ls, doch dat
er verschillende typen Van smetstof voor
komen, welke wel alle dezelfde ziekte,
dus mond- en klauwzeer veroorzaken,
maar die toch onderling belangrijke ver
schillen vertoonen.
Cavia-fokkerij.
Spreker wees op een soort dependance van
het instituut, nl. de zeer interessante
cavia-fokkerij, die Dr. Houthuis voor zijne
onderzoekingen als slachthuis-directeur
ingericht heeft.
De cavia is het onontbeerlijke proefdier
bij de bestudeering van vele ziekten, o.a.
mond- en klauwzeer en tuberculose. Het
fokken van deze marmotjes in 't groot is
echter een kunst apart, waar velen aan
begonnen zijn, doch weinigen in geslaagd
zyn. In ons land zijn lang niet genoeg
caviae om aan alle aanvragen van weten
schappelijke instituten te voldoen en ooit
het mond- en klauwzeer-onderzoek is lan
gen tijd zeer belemmerd door een tekort
aan caviae.
Spreker noemde eenige feiten die de oor
zaak zijn, dat men met veewetten, recon-
valeseentenserum en hoogimmuunserum
de uitbreiding van het mond- en klauw
zeer niet kan tegen houden.
Door de uitvinding van een entstof tegen
het mond- en klauwzeer is nu de geheele
positie van de bestrijding der ziekte op
eens sterk veranderd.
Dr. te Hennepe kon niet nalaten te ver
melden, dat ae proeven met de nieuwe
entstof in Friesland en Groningen door
de wetenschap als „goed geslaagd" ge
kwalificeerd, door den belanghebbenden
toeschouwer als „schitterend geslaagd"
worden beschouwd.
Zij, die weten hoe „de cocotte" huishouden
kan en alles aantast wat zich op haren
weg voordoet, staan verbaasd, als daar
opeens te midden van een totaal besmette
streek als het ware een eiland met ge
zonde runderen den storm blijkt te trot-
.seeren en onaangetast blyft.
Verder staan wij als deskundigen, die
alles zeer kritisch beschouwen, op het
oogenblik zelf verbaasd over de resul
taten, die wij thans zien van de proeven,
die verleden jaar in Mei in Njjland bij
Sneek genomen zijn.
De ongevoeligheid treedt pas veertien da
gen na de enting in volle mate op, zoodat
er binnen deze periode bij sterk besmet
tingsgevaar nog wel gevallen van ziekte
by geënte dieren kunnen optreden. Onze
ervaring in Friesland opgedaan leert ech
ter reeds, dat zulke gevallen zeer licht
verloopen en zich slechts bij enkele dieren
op een bedrijf voordoen, terwijl op on
geënte bedrijven meer dan 50 der run-
HET VIRUS-BEREIDINGSINSTITUUT.
Het voor de slacht bestemde rundvee
wordt hier met mond- en klauwzeer-virus
ingespoten, ter verkryging van de smet
stof uit de tongblaren en de long van het
geslachte dier. De directeur van het insti
tuut, Dr. H. J. Weekenstroo, ent een der
koelen In. (Foto: C.N.F.-Hof).
deren flink ziek werdop de geënte be
drijven verdween de ziekte snel, op do
ongeënte bedrijven bleef de ziekte veel
langer hangen
Zijn wij er thans?
Wanneer men zich nu afvraagt: „Zijn
wij er thans met dit instituut?" dan moet
spr. antwoorden: „Neen, driemaal neen!"
Allereerst is daar het tekort aan perso
neel en transportmiddelen. Bovendien be
schouwt Dr. te Hennepe dit instituut als
een overgangsstadium dat veroorzaakt
wordt door een tekort in kennis. Terwijl
met het derde neen door spr. bedoeld wordt
dat hij dit instituut slechts ziet als een
stap in de richting van een veel grooter
instituut, waarnaar nu gestreefd zal wor
den, n.l. een goedgeoutilleerd „Instituut
voor Virulogie" een instituut waar de
veterinaire en de daarmede verband hou
dende humane virulogie beoefend kunnen
worden, een instituut dus, waar verschil
lende virusziekten bestudeerd kunnen
worden.
Tot zoolang werkt men hier in dit insti
tuut en is, zoodra de eerste partijen ent
stof .afgeleverd worden, de mond- cn
klauwzeerhestrljding in Nederland in een
nieuw stadium gekomen. Wy staan dan
zoowel in theorie (het Instituut te Am
sterdam) ais in praktijk (het Instituut hier
in Rotterdam) weer aan de spits van alles,
wat er op dit gebied in andere landen
gebeurt.
Dit Is noodlg, want ik voorzie voor Neder
land een groote toekomst op het gebied
van groot- en kleinveeteelt en dit kan
alleen als naast de fokkery ook de hygiëne
en de bestrijding der ziekten op een hoog
peil staan, zoo besloot Dr. te Hennepe
zijn rede.
Moeilijk, doch niet onoplosbaar!
DAT de smering: van landbouwwerk
tuigen veel zorgen baart, behoeft
geen betoog, doch het nijpende te
kort aan deze allernoodzakelijkste arti
kelen neemt zulke groote vormen aan,
dat van alle zijden naar oplossingen
wordt gezocht om deze zorgen voor de
belanghebbenden te verlichten.
Gezien ons tallooze verzoeken bereiken
hoe het meest economisch kan worden
gesmeerd, zullen wij U dit onderstaand
ter kennis brengen.
1. Op welke manier kunnen landbouw
werktuigen, de slechte smeermidde
lenpositie in aanmerking genomen,
het best. het meest economisch en
weinig smeermiddelen vergende, ge
smeerd worden?
Hierop kunnen wij het volgende ant
woorden.
In het algemeen genomen, kan men zeg
gen. dat de voorwaarden, welke gelden
voor het verkrijgen van een zoo econo
misch mogelijke smering van landbouw
werktuigen, overeenkomstig zijn aan
die, welke in acht genomen dienen te
worden voor de zuinige smering van
alle andere mechanische werktuigen.
De eenige factor, die voor landbouw
werktuigen bijzonder van belang is, is
de vervuiling door stof, aarde enz. Aan
gezien vervuiling een der belangrijkste
oorzaken is van veroudering van de
olie en slijtage der machines, is het be
grijpelijkerwijze van zeer groot belang
te trachten de vervuiling zooveel mo
gelijk tegen te gaan en tot een minimum
te beperken, door de betreffende machi
nes na gebruik zooveel mogelijk van het
vele vuil te ontdoen.
De eerste vraag kan dan ook in hoofd
zaak beantwoord worden met den raad,
de smeermiddelen en de te smeren werk
tuigen zoo schoon mogelijk te houden.
Verder dient ook verlies door morsen
voorkomen te worden. Het gebruik van
zeer dunne smeermiddelen Is uit dien
hoofde, waar niet absoluut noodzakelijk,
af te raden.
2. Is het mogelijk afgetapte oliën te
filteren en wederom te gebruiken
zonder dat het te smeren werktuig
hiervan nadeel ondervindt
Zoo ja, behoudt de olie zijn adhaesie-
vermogen en blijft de capillariteit en
viscositeit dezelfde?
(adhaesi evermogen aanklevings-,
aanhechtingsverm ogen
(capillariteit het vermogen in
nauwe openingen en tusschen twee
dicht op eikaar liggende vlakken door
te dringen en zich te verspreiden,
m.a.w. zich te verdeelen tusschen de
te smeren oppervlakken)
(Viscositeit de meerdere of min
dere dik vloeibaarheid en taaiheid
van de olie)
Hierop kunnen wij zeggen: Ja.
Gebruikte oliën zijn zeer goed weer
bruikbaar te maken door filtreeren of
Proefveldverslag
Zomergerstproefveld by C. van Dalet%
te Poortvliet. RassenKenia, Lago C.B.
Betghes und Oelzes, Peragis en Mansh. 2
rijige. Grondsoort: lichte klei. Voorvrucht:
aardappelen. Bemesting: 62% kg kas per
ha. Aantal par.3, elk van 0.80 are. Ge
zaaid: 13 Maart op een rijenafstand van.
22 cm. Zaaizaad: Kenia, Bethges und Oel
zes en Peragis tegen 110, Lago en Mansh<
2 rijige tegen 120 kg per ha. Omstreeks
midden Mei stonden Lago en Peragis het
best. Deze beide rassen kwamen ook het
eerst in aar. Ziekten: Van meeldauw had
Mansh. 2 rijige het minst en Bethges und
Oelzes het meest te lijden. De meeste gele
roest kwam voor in Lago en B. und Oei*
zes, de minste in Mansh 2 rijige. Door
stuifbrand werd Kenia het sterkst aan-»
getast. Stroolengten: Kenia en B. und Oel
zes 100, Lago 105, Peragis 115 en Mansh.
2 rijige 125 cm. Stevigheidbovenaan stond
Kenia, daarop volgde Lago, vervolgens
Mansh. 2 ryige, terwijl Peragis en B. und
Oelzes de rij sloten. Vc ral liet ze bij dit
laatste ras wel wat te wenschen over. Ge
maaid: 23 Juli. Kwaliteit v. h. zaad: Deze
was wel het best bij Mansh. 2 rijige: de
overige rassen leverden onderling niet veel
verschil op. De grootste korrels gaf Mansh.
2 rijige en de kleinste Kenia.
regenereeren Wordt de olie door een
terzake kundig bedrijf geregenereerd,
dan kan zij zonder risico voor het te
smeren werktuig weer opnieuw worden
gebruikt. Wordt de olie enkel gefil
treerd, ook dan kan de olie zeer goed
opnieuw worden aangewend, mits geen
te hooge eischen worden gesteld
Om een voorbeeld te geven. olie. af
komstig uit een motor, kan na filtratie
goed worden gebruikt voor de uitwen
dige smering van bewegende deelen, dus
als machine-olie: zij kan na regeneratie
echtei weer opnieuw als motor-olie wor
den toegepast
Of de olie na filtratie haai oorspionke-
lijke viscositeit (dik vloeibaarheid of
taaiheid) en adhaesievermogen (aan
kleving) behouden zal hebben hangt af
van den aard en den graad van vervui
ling. Indien de gebruikte olie afkomstig
is uit een motor, loopende op vloeibare
brandstof, zal de olie meestentijds
eenigermate vermengd zijn met deze
brandstof, hierdoor wordt zoowel het
adhaesi evermogen als de viscositeit ria-
deelig beïnvloed.
Olie afkomstig uit een geneiatorrnotor
zal weinig mindering in adhaesievermo-
gen vertoonen. doch wel eenigszins zijn
ingedikt.
Machine-oliën zullen buiten de vervui
ling weinig verandering ondergaan.
3. Welke smeermiddelen kunnen thans
het meest doeltreffend worden aan
gewend
Deze vraag nebben wij tegelijkertijd met
de eerste beantwoord Momenteel dient
gesmeerd te worden met de dikste oliën
en de zwaarste vetten, welke zonder
eenig gevaar voor demachine kunnen
worden toegepast.
Over de wijze van smering valt u» net
algemeen weinig te zeggen en elk geval
dient dan ook afzonderlijk te warden
beschouwd.
4. Is het mogelijk gebruikt smeervet,
na een bewerking, nog als vet te
doen gebruiken, zonder dat voor de
werktuigen nadeelige gevolgen ont
staan
Gebruikt smeervet kan meestal weer
opnieuw worden aangewend, daar door
het gebruik, de kwaliteit van het vet
weinig achteruit gaat. Het gaat in
hoofdzaak in kwaliteit achteruit doo.'
vervuiling. Zou men in staat zijn deze
vervuiling te vermijden, dan zou steeds
hetzelfde vet kunnen worden gebruikt
en zou het smeervermogen ook op peil
blijven. Dit is echter niet zoo; wel kan
het vuil voor een groot deel verwijderd
worden door het vet eenigr-ins te ver
warmen (vooral niet te hoog) zoodat
het vloeibaar wordt. Door dit vloeibare
vet nu te filtreeren kan men zeer veel
vuil verwijderen. Het vet wordt door
deze filtratie wel wat dunner, docb dit
heeft geen vèrstrekkenden invloed op
de kwaliteit van het smeermiddel.
5. Hoe kan men de landbouwwerktui
gen het best tegen roest beschermen
of voor roest vrijwaren?
Bescherming tegen roest kan het best
geschieden door invetten of door de
blanke deelen te bestrijken met roest»
werende verf. Voor dit doel kan geen
bezinksel van koolzaad- of raapolie wor
den gebruikt, daar deze resten zuren
kunnen bevatten, welke op het metaal
zouden gaan inwerken.
6. Zijn er vervangingsmiddelen voor
oliën en vetten?
Hierop moeten wij tot onze spijt het
antwoord schuldig blijven, aangezien
ons geen vervangingsmiddelen bekend
zijn, welke in meerdere of mindere mate
de plaats van de oorspronkelijke smeer
middelen zouden kunnen innemen.
Eigenaren van landbouwwerktuigen en
andere machines: WAAKT over UW
bezit, het is kostbaar.
C. A. W. BERGMANS.