Groote stadslucht over
Ter Aar
J
II
Bedenkelijke
plannen met dorpje
in Zuid-Holland
Een zware biet
Proefveldverslagen
Benoemingen
Is
Wat siet men liier al vreemdigheW
Want niemand schynt tevreen
Jn 't lot hem eenmael opgeleyt
Straccc wil hy elders heen.
Ja, heeft hy eene goede siaet
Hij slaet wat anders in
Seer selden hout hy stal of maet
Op hoop van meer gewin.
(17e eeuwsch volksliedje)
Dezer dagen werd ons van bevoegde
zijde een circulaire toegezonden,
over welks inhoud wij ons twee
maal de oogen moesten uitwrijven om
eindelijk toch tot de conclusie te komen,
dat er stond, wat er stondHet was
een oproep aan de bevolking van het
dorpje Ter Aar (Z.H.) en omgeving,
gedaan door de N.V. „S.I.D.V.A." atelier
voor dames- en kinderkleeding te Am
sterdam, om haar dochters te zenden
naar een filiaal der firma, in Ter Aar
opgericht ..als onderafdeeling van het
groote atelier voor dames- en meisjes-
kleeding van de N.V. S. I. de Vries,
Beui-splein 11 Amsterdam", zooals in
de circulaire werd verteld. Het atelier
heeft een voorloopige capaciteit van
veertig naaisters, lazen wij verder, het
atelier te Ter Aar is een proefbedrijf
om na den oorlog tot een definitieve
vestiging te geraken, waar ongeveer
driehonderd naaisters tegen goed loon
haar arbeid kunnen verrichten. Deze
driehonderd naaisters zullen door het be
drijf zelf worden opgeleid en worden
gezocht mede uit omliggende gemeenten.
En dan komt er iets moois:
Het zal IJ niet ontgaan, staat er
letterlijk, dat dit een belangrijke
economische verbetering kan be-
teekenen voor de bevolking. Thans
geheel afhankelijk zijnde van de
wisselvallige uitkomst van de tuin
derij c.d. wordt er dan een belang
rijk loonbedrag regelmatig iedere
week onder de bevolking gebracht."
Hoe het bestuur der gemeente Ter Aar
hierover denkt, willen wij in het midden
laten. Wij hebben ons allereerst afge
vraagd of de leiding van het voormalig
Joodsche bedrijf, waar thans een z.g.
..Verwalter" -den scepter zwaait, zóó
weinig vertrouwen-in de resultaten der
over-winning van Europa in dezen oorlog
heeft, dat zij nog het motief wissel
vallige uitkomsten" aanvoert als finan-
cieelen prikkel.
Wanneer Duitschland en zijn bond-
genooten winnen, kan op grond van het
geen thans reeds in die richting wordt
gedaan, worden aangenomen dat de boer
zijn eigen lot zal bepalen. De Natuur
zal hij niet kunnen dwingen en zeer
zeker zullen daarom de resultaren van
zijn arbeid niet elk jaar gelijk zijn,
maarniet als vroeger zal daarvan
de boer zoodanig de dupe worden, dat
het noodzakelijk is zijn dochters op te
sluiten binnen de vier enge muren van
de kleedingfabriek.
Bij hetgeen zal gebeuren wanneer
Duitschland en zijn bondgenooten ver
liezen. behoeven wij niet lang stil te
staan. Men zal het, hoe men hier ook
over denkt, met ons eens zijn dat de
tegenwoordige leiding van het bedrijf,
zich dan over de candidaat-naaisters
uit Ter Aar en omgeving niet meer
bezorgd behoeft te maken.
Wij willen niet aannemen dat deze lei
ding „drukte op niets af" maakt, doch
gaarne gelooven dat haar plannen in
derdaad in hoofdzaak bedoeld zijn voor
het na-oorlogsche tijdperk. Zij houdt dus
ook alleen rekening met een Dultsche
overwinning en met een staatsinrichting,
welke daarvan het gevolg zal zijn.
En juist omdat hier dus geen oórlogs-
kindje ten doop wordt gehouden, pro
testeeren wij!
Enkel en alleen al, omdat straks
driehonderd boerenmeisjes (en daar
bij zal het heusch wel niet blijven)
aan haar natuurlijke bestemming
worden onttrokken en in dit ver
band is ons gebleken, dat de meeste
landbouwbedrijfjes in deze streek
klein zijn en gebaseerd zpn op hulp
van dochters en buurmeisjes, zoo
dat onttrekking van arbeidskrach
ten beslist een nadeelige uitwer
king zal hebben en niet meer
zullen medewerken aan wat de
Fransche schrijver Emile Zola
in een zijner boeken noemt „het
herstellen van het evenwicht tus-
schen beschaving en vruchtbaar
heid, dat verkregen zal zijn, wan
neer de geheel bewoonde, ontgon
nen, tot vruchtbaarheid gebrachte
aaide haar taak vervuld zal heb
ben."
Waarom boerenmeisjes ingeschakeld?
In het vooroorlogsche tijdperk zou een
zeer zakelijk antwoord gegeven zijn,
wanneer men de vraag stelde waarom
het nu juist noodig; was zooveel boeren
meisjes in te schakelen. Het loonpeil
ten plattelande was zoo laag, dat de
loonen, 'welke op het atelier konden
worden behaald daar eer gunstig bij
af staken, en deze toch nog heel wat
lager waren, dan welke de directie haar
naaisters in de groote stad moest be
talen. Toen trokken bedrijven als de
Kunstzijde-industrie en de fabrieken in
Brabant bijvoorbeeld de boerenmeisjes
aan, als vliegen een lepel stroop.
En hoe het dezen meisjes dan veelal
verging, kunt ge lezen in Doctor
Vlimmen, wanneer de schrijver
Roothaert een zijner figuren laat
vertellen. ,.Ja, toen ze pas getrouwd
waren was het dikwijls heelemaal
mis tusschen Pietje en Keeke.
Keeke heette toen Nelly, want ze
had 'nen blauwen Maandag in de
stad gewerkt als broekennaaister
op een confectiefabriekske. Dat was
'n bietje in heur boerenkopke ge
slagen en ze had zoo wat stadsche
streken gekregen"
Van een bedrijfsleiding, welke er is ge
komen om fouten van een vroeger be
heer te herstellen, zal men speculaties
op lager loonpeil en misoogst ten platte
lande niet mogen verwachten, maar
anderszins wil het er bij ons toch ook
niet in, dat de S.I.D.V.A. plotseling een
instelling is geworden, welke alleen
maar een belangrijke economische ver
betering voor de bevolking beoogt, en
daartoe met de Zilveren Vloot de 'Aar
af komt zakken.
Waarom toch dit alles?
Momenteel heeft Ter Aar economische
verbetering, voor zoover wij dat uit de
verte, oordeelend naar den algemeenen
toestand van agrarisch Nederland kun
nen bekijken, niet in de eerste plaats
noodig en overtollige werkkrachten in
den landbouw zijn er ook niet.
Er valt genoeg te doen op den akker en
er wordt momenteel behoorlijk verdiend.
De loonen voor dienstboden in het land
en tuinbouwbedrijf bedragen 610
plus vollen kost en dit loon kan op het
atelier zeker niet worden verdiend.
En voor laterzie boven!
Geen naaisters genoeg in Amsterdam?
Ook het motief „er zijn geen naaisters
genoeg in Amsterdam", zooals in
de circulaire wordt gesuggereerd, lijkt
ons aanvechtbaar. Het komt ons voor,
dat er in Amsterdam nog genoeg meis
jes rondloopen met een halve of in hef
geheel geen dagtaak. Wanneer het ge
brek aan arbeidskrachten op de ateliers
zóó nijpend wordt, dat daarmede het
belang"" der volksgemeenschap wordt ge
schaad, is het toch logisch dat de sterke
arm van de volksgemeenschap ingrijpt
en de ateliers in Amsterdam bevolkt,
desnoods met een gedeelte van den oogst
van de straat, welke momenteel helaas
zoo rijkelijk is. Vele jonge levens zouden
voor een verder afglijden van het hel
lende vlak, waarop zij zich thans be
vinden, worden gered, door ze geregel-
den, behoorlek betaalden arbeid te ge
ven. Een kleine stok achter de deur
kon hier heusch geen kwaad.
Nu moet men ons goed begrijpen, dat
wij met alles wat wij hierboven schre
ven, geenszins iets ten nadeele willen
aanvoeren tegen het bedrijf van de
S.I.D.V.A. zelf. In Ter Aar heeft men
met bescheiden middelen van een ga
rage een goede werkruimte gemaakt.
Maar daar gaat het, zooals gezegd, niet
om!
Een confectie-atelier hoort niet thuis in
een dorpsgemeenschap en dat de be
volking van Ter Aar daar klaarblijkelijk
ook zoo over denkt, blijkt wel uit de
geringe animo om zich aan te melden.
Bij sommigen schijnt de vrees te over-
heerschen, dat, indien men zijn dochters
niet zendt, men genoodzaakt zal worden
deel te nemen aan den z.g. arbeidsinzet.
Een alinea, welke onzes inziens al heel
ongelukkig is gekozen, geeft deze ge
dachte voedsel. In de circulaire staat
namelijk: „In de laatste plaats merken
wij op, dat ten aanzien van den arbeids
inzet dit bedrijf beschermd is en daar
aan voor geen enkel doel arbeidskrach
ten onttrokken kunnen worden". Ove
rigens vernemen wij nog even voor het
ter perse gaan van dit nummer, dat
verschillende meisjes inderdaad een
oproep van het Arbeidsbureau te
Alphen aan den Rijn kregen en zich
wendden tot den Buurtboerenleider, die
de meisjes adviseerde niet op het ate
lier te werken, daar het Arbeidsbu
reau tenslotte niemand daartoe kan ver
plichten.
Waarom zoo'n angst?
Er is nog geen Nederlandsche
vrouw anders dan vrijwillig naar
Duitschland gegaan, en zoolang er
voldoende werk op de boerderij is,
staat de Nederlandsche Landstand
achter de Nederlandsche boeren
dochter, om haar daar te laten, waar
zy rechtens thuishoort: op het be
drijf! Het ziet er niet naar uit, dat
deze omstandigheden zullen veran
deren. Waarom dan zoo'n angst?
Onder de bevolking van Ter Aar loopt
het gerucht, dat het Gewestelijk Ar
beidsbureau te Alphen aan den Rijn zich
inspant het atelier van arbeidskrachten
te voorzien. Nu is het inderdaad de
taak der arbeidsbemiddeling het arbeids
proces zoo goed mogelijk te doen
functionneeren en zoo noodig arbeids
krachten te zoeken, maar wij kunnen
ons slecht voorstellen, dat dit gerucht
op waarheid zou berusten en het bureau
zich aan onze boerendochters zou „ver
grijpen". Wij vreezen dat het bureau
hierdoor toch vroeg of laat overhoop
komt te liggen met een zeer machtige
instantie in den lande, het bureau
Oogstvoorziening van den Gemachtigde
voor den Oogst onderafdeeling van den
dienst van de Directie van den Land
bouw, de instantie welk tot taak heeft
de arbeidskrachten voor den landbouw
te bundelen.
Wij willen ons niet verder verdiepen in
de redenen welke de leiding van de
S.I.D.V.A. op de onzalige gedachte
brachten zich in Ter Aar te vestigen.
Liever willen wij het heele geval als
een groote vergissing beschouwen, welke
nog hersteld kan worden door zoo spoe
dig mogelijk vrijwillig het filiaal op te
heffen, of maar dat lijkt ons, wan
neer de leiding van de S.I.D.V.A. waar
lijk inziet om welke groote dingen het
gaat niet noodig doordat de Kamer
van Koophandel de vestigingsvergunning
niet verleent of intrekt. De S.I.D.V.A.
heeft zooals bovenaangehaald zeven
tiende eeuwsch volksliedje zegt: „eene
goede staet". laat zij „Stal of maet
houden" en niet „wat andens inslaen
op hoop van meer gewin!"
Gr.
Een wonderlijke speling
der natuur
Een landbouwer te Dorp Losser
oogstte dezen aardappel, die
een wel zeer treffende ge
lijkenis heeft van een eend.
(Foto: „C.N.F./A. J. Brusse").
Volgens „De Noordwesthoek" oogst
te de landbouwer T. Wiersma te
Berlikum (Fr.) dezer dagen een voe
derbiet, welke een gewicht had van
ruim 29 pond!
Wintertarweproefveld bü den Heer G. Q,
Friderichs te Oud-Vosseineer. Op die
praktijkproefveld werden de rassen Car-
stens V, Heine's IV en Strübes Frühwei-
zen verbouwd op velden, die elk 37 arè
groot waren. Grondsoort: vr\j lichte kle?.
voorvrucht: erwten. Bemesting: werd niet
aangewend. Gezaaid: 12 Nov. op een rijeiys
afstand van 22 cm. De hoeveelheid zaai*
zaad bedroeg van ieder ras 135 kg pei"
ha. De opkomst was bij alle rassen regef*
matig. Vóór den winter was de stand var*
Carstens V iets te dicht. Daar hoegenaamd
geen vorst optrad werd van uitwintering
geen schade ondervonden. In den loop van
den zomer groeiden alle gewassen wat
te zwaar. Strübes Frühweizen kwam hét
eerst en Carstens V het laatst in de aar.
Alle rassen hadden in vrij ernstige maté
van roest te lijden, vooral Strübes Früh*
weizen. Van stuifbrand werd echter geeit
last ondervonden: doch in het laatstge*
noemde ras werd wel eenige oogvlekken»
ziekte opgemerkt. De lengte van het stroó
was als volgt: Carstens V 115, Heine's IV
120 en Strübes Frühweizen 130 cm. Dé
stevigheid liet bij de eerste twee eenigs-
zins te wenscKen over, doch bü de laatste
was ze beslist onvoldoende. Rijpen: het
eerst Str. Frühw., 't laatst Carstens V.
met een verschil van ongeveer 5 dagen.
Bij Str. Frühw. werd eenig korrelverlieè
geconstateerd, terwijl er ook sporadisch,
schot voor kwam. Kwaliteit van het zaadï
doordat de gewassen feitelijk te zwaar ge»,
groeid waren, liet de kwaliteit wel wat tö
wenschen over, vooral bij Carstens V.
Strübes Frühweizen gaf nog de grootsté
en de beste korrels.
Stamboonenproefveld bü Gebrs. van Tik
beurgh te Oud-Vossemeer. Rassen, f
Ceka, Beka, Bruna en Aka. Grondsoort!
lichte klei. Voorvrucht: suikerbieten. Be*
mesting: werd niet aangewend. Aantal
Par: 3, elk van 1 are. Gezaaid: 14 Mei, op
een rijenafstand van 40 cm, tegen 190 kg
per ha. Opkomst en ontwikkeling vrij goed.
Op 1 Aug. werd door een onweersbui op
de eerste par. wat schade aangericht, ditj
het gewas niet meer geheel te boven kwam;
Voor de opbrengstvergelijking werden een*
ter de beschadigde perceeltjes uitgescha*
keld. Ziekten: van de vetvlekkenziekte
had Aka het minst en Bruna het meest
te lijden, doch in Aka kwam eenig rok
mozaïek voor. Rijpen: dit leverde vrijwel
geen verschil op. De kwaliteit van het
zaad was bij alle rasse., zeer goed. Op*
gemerkt dient te worden dat het zaad vap
eka van dezelfde grootte was als dat van
Beka, terwijl ook tijdens den groei vart
beide gewassen nagenoeg geen verschil
geconstateerd kon worden. Dit was even*
eens het geval op een ander proefveld.
'Benoemd tot:
lid van den dijkraad voor de waterkeering
van den calamiteuzen Jonkvrouw Anna-
polder, als vertegenwoordiger van den.
Oostpolder, P. de Dreu Mz. te Kats (Kort*
gene)
lid van den Dijkraad voor de waterkeering"
van den calamiteuzen Oost-Bevelandpolder;
als vertegenwoordiger van den Wilhelmina*
polder, J. M.- van Bommel van Vloten té
Goes
leden van den Dijkraad voor de waterkee
ring van het calamiteuze waterschap
Walzoorden, als vertegenwoordigers vart
dat waterschap, A. D. Dumoleijn en J. vart
Dixhoorn, beiden te Hontenisse;
tot plaatsvervanger van den dijkgraaf van
den Campens Nieuwlaudpolder P. de PaR».
ker te Kamperland (Wissekerlce)
plaatsvervanger van den dijkgraaf van den
Nieuw Papeschorpolder G. E. M. Govaerti
te Westdorpe.
Mond- en Klauwzeer in Nederland,
gedurende de week van
17—23 October 1943
ÏJ
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Noordholland
fuidholland
eeland
Noordbrabant
Limburg
Totaal
1?
27
80
48
J43
953
5175
718
1019
727
2127
2809
2152
16
220
192
581'
314
299,
153
110
140
107
4
25
564 12 15925 1926
Correspondentie
„Getrouwe lezer" t
Alvorens wij U persoonlijk advies kun
nen geven, moeten uw naam en adreg
bij ons bekend zijn. Uw zaak wordt ge
heel vertrouwelijk behandeld, leent zich
niet voor beantwoording- in het blad.
HOOFDREDACTIE