De week in
weinig woorden
De bijdrage over
1942
De pootgoedafzet in dit seizoen
Gesprekken met den boer op
zijn bedrijf
HOE moeten wij de suikerpremie bil
lijk verdeelen?" Dit is een vraag,
die door heel wat boeren gesteld
wordt. Onlangs ontvingen wy een
brief van een boer en een landarbeider
samen, die vroegen om een uiteenzetting
over deze zaak. Nu is het hiermee zoo,
dat er geen vaste regel voor de verdeeling
der suikerpremie bestaat. De bedoeling ls,
dat de boer in overleg met zijn arbeiders
tot een billijke verdeeling komt. Bij de be
oordeeling van de vraag of een bepaalde
arbeider recht heeft op een deel der sui
kerpremie, zal men verschillende punten
in het oog moeten houden. In het eene ge
val zal b.v. een losse arbeider wel recht op
suiker kunnen hebben, terwijl in het andere
geval een arbeider, die b.v, even lang by
zijn boer werkte, daar geen recht op heeft.
Dit alles hangt vaak af van de bijzondere
omstandigheden op het bedrijf. Wanneer
boer en arbeider van goeden wille zijn,
zullen zij zeker tot een goede verdeeling
kunnen komen, zoodat ieder tevreden is.
Wil men echter een richtlyn hebben, dan
kan misschien het volgende van dienst
zynAlle vaste, los-vaste, seizoenarbei
ders en paardeknechten, die ten tijde van
het bietenrooien reeds 3 maanden of langer
in dienst zijn van den boer, moeten hun
deel van de suikerpremie krijgen. Losse
arbeiders, die speciaal in dienst genomen
zijn voor het rooien der bieten, deelen niet
gelijk op met de anderen. Zij zullen een
deel moeten krijgen in verhouding tot den
verrichten arbeid. Boer en arbeider zullen
dit in onderling overleg moeten uitmaken.
Zijn er arbeiders, die niet voor het vast
gestelde accoordloon bieten willen rooien,
dan komen die naar onze meening niet in
aanmerking voor suikerpremie.
Mocht men overigens, niettegenstaande
onderling overleg, toch nog geschillen heb
ben, laat dan de Landstand, en wel in het
bijzonder de afdeeling Arbeidsbescherming,
als bemiddelaar optreden. Wij meenen ech
ter, dat dit niet noodig behoeft te zijn.
Wanneer men zoowel van werkgevers- als
van werknemerszijde bereid is tot een bil
lijke oplossing te komen, dan zal de ver
deeling der suikerpremie geen moeilijkheden
geven. Integendeel, zij kan er toe medewer
ken de goede verstandhouding te bevorde
ren.
O O
[jE bestrijding der veeziekten is een
L-x zaak van groote beteekenis. Vooral
in dezen tijd, nu de instandhouding van
onzen nationalen veestapel toch al moei
lijkheden oplevert, is het van overwegend
belang, dat de veestapel, dien men aan
houdt, zoo goed mogelijk van kwaliteit is.
Verliezen, door veeziekte veroorzaakt, zijn
nu een dubbele schadepost. Vooral de
rundertuberculose vormt een voortdurende
bron van gevaar, wanneer er niets tegen
gedaan wordt. Een enkel voorbeeld kan
dit duidelük laten uitkomen.
In vele streken van ons land heeft men
onderlinge veefondsen. Ons zijn gevallen
bekend uit zandstreken, waar niets aan
ziektebestry'ding werd gedaan, dat het vee-
fopds een omslag van 4 pet. moest heffen
om de schade te dekken. Dat was dan
eigenlijk nog niet genoeg, zoodat de aan
wezige reserve er ook nog bij inschoot.
Toen men in die streken aan tbc-bestry-
ding ging doen, werden de schadegevallen
veel minder. Ten slotte had men aan een
omslag van genoeg. Een duidelijk
bewijs, hoe de tbc-bestrijding er toe bij
draagt, den gezondheidstoestand van den
Veestapel op hooger peil te brengen.
De Overheid heeft zich tot nog toe niet
zooveel rechtstreeks bemoeid met de
ziektebestryding. Alleen met enkele be-
smetteiyke ziekten, zooals b.v. het mond
en klauwzeer. Dat de ziektebestrijding haar
wel ernst is, bleek onlangs weer bij de
opening van het Virus-bereidingsinstituut
te Rotterdam. In de redevoeringen, die
daarby toen zijn gehouden, kwam naar
voren, dat de Overheid ook aan de be-
stryding van andere ziekten meer direct
zal gaan medewerken. Dit waren geen
mooie voorspiegelingen, maar slechts een
vooruitloopen op maatregelen, waarvan de
voorbereiding al ver gevorderd was.
Dit blijkt uit de bekendmaking in de
Staatscourant van het Besluit Bestrijding
Tuberculose onder het Rundvee.
Door dit besluit van den Secretaris-Gene
raal van het Departement van Landbouw
en Visscherlj wordt de tbc-bestrijding ver
plicht gesteld. Dat is een stap, dien we van
harte toejuichen. Wanneer men weet, hoe
veel schade reeds in den loop der jaren
aan den veestapel is toegebracht door de
tuberculose, is men er zeker van over
tuigd, dat alleen een radicale maatregel
als het verplicht stellen van de bestrijding
dier ziekte, hier goed succes kan waarbor
gen. Door dit besluit wordt iedere boer-
veehoilder verplicht zich aan te sluiten
bij den provincialen gezondheidsdienst. Ver
der dient men alle voorschriften, die ter
zake van de tbc-bestrijding worden ge-
feyen, nauwkeurig na te komen,
n veel provincies bestaan reeds gezond
heidsdiensten, die bij dit werk worden in-
freschakeld. Waar zij er nog niet zijn, zul-
en zij worden opgericht. Ieder rechtge
aard veehouder zal het nut van dezen
maatregel inzien. Het is o.i. een mijlpaal
in de geschiedenis der tbc-bestryding.
VOOR het scheuren van grasland is het
nu de tyd. Velen zullen het voor scheu
ren geschikte land wel reeds het vorig
jaar omgeploegd hebben, maar in som
mige gevallen heeft men soms nog wel
een perceel over, dat geschikt is om ge
scheurd te worden en dat men als gras
land wel kan missen. Onlangs bij een tocht
door een landbouwstreek met veel gemengd
bedrijf zagen wij nog verscheidene percee-
len grasland, die omgeploegd werden. Doet
men dat nu in den herfst, dan heeft de
grond tijd om te bezakken en zoodoende
een goede aansluiting te verkrijgen met
den ondergrond. Scheurt men in het voor
jaar, dan is het contact tussehen onder-
frond en bouwvoor verbroken. In een
roge periode kan het gewas dan aan ge
brek aan water gaan lijden.
Scheurt men vrywillig, dan heeft men
recht op de scheurpremie van 300.per
h.a. Verbouwt men bovendien op dit land
aardappelen of koolzaad, meer dan wat
men het vorig seizoen op zyn bedryf ver
bouwde of moest verbouwen, dan ont
vangt men bovendien nog een premie van
ƒ200.per h.a. Voor de voedselvoorzie
ning is bouwland van meer waarde dan
grasland. Wie dus geschikt land heeft en
nog grasland kan missen, adviseeren wij,
vergroot de oppervlakte bouwland op uw
bedryf. En doe dat nu
ONGEDIERTE, zooals ratten en muizen,
komen op iedere boerderij wel voor.
Doet men daar niets tegen, dan kan dit
gespuis zich wel zoodanig vermenigvuldi
gen, dat er groote schade door wordt aan
gericht. Wat kunnen zy niet huishouden
in zakken, in het opgeslagen graan, enz.
Bijna alles is van hun gading. Zou men
het eens precies nagaan, aan zou men zien,
dat de schade in geld heel wat grooter is.
dan men oppervlakkig zou denken. Maar
het verlies aan goederen en voedingsmidde
len, die aan de gemeenschap worden ont
nomen door het ongedierte, weegt thans
nog veel zwaarder dan het geldelijk nadeel.
Daarom
„Bestrijdt het ongedierte en doet het
grondig".
Bestrydingsmlddelen zijn wel te krygen.
MAAS.
Voor INLICHTINGEN wen
de men zich, onder opgave
van naam, adres, bedrag van
den aanslag, ORGANISA
TIE-NUMMER, nummer van
het L.C.O.-DISTRICT en ove
rige bijzonderheden SCHRIF
TELIJK tot den plaatselijken
buurtboerenleider.
IN het vorig artikel over de pootgoed-
teelt hebben wij reeds uiteengezet, waar
om wij meenen, dat er nog niet te veel
pootgoed in Nederland wordt verbouwd.
Thans zullen we onze meening eens aan
de practyk toetsen.
Van oogst 1941 kon a! het pootgoed
verkocht worden. De pootgoedoogst van
1942 werd ongeveer geheel geplaatst. Op
de klei bleven enkele partijen groote maat
van de klasse C over. In sommige streken
b.v. de Veenkoloniën, bleven ook nog par
tijen in gewone potermaten onverkocht,
vooral van enkele soorten fabrieksaardap
pelen. In het algemeen werd het pootgoed
dus ongeveer geheel voor binnen- en bui-
tenlandsche behoeften geplaatst. Alleen van
enkele speciale soorten bleek- er een over
schot te zijn.
Hoe is de toestand echter thans? De
export van pootgoed is reeds druk aan
den gang. Met spoor en schip wordt het
pootgoed dat naar het buitenland is ver
kocht, zoo spoedig mogelijk verladen. Dat
de overbelasting van het vervoers-appa-
raat hierbij nog wel een enkelen keer wat
vertraging veroorzaakt, is mogelijk. Doch
in het algemeen loopt de zaak goed. De
exportprijzen zijn goed. Geen wonder, dat
voor dezen afzet bij de pootgoedtelers veel
belangstelling bestaat.
Hoe staat het met den binnenlandschen
afzet?
DAAR is de toestand op het oogenblik
wel heel anders dan de beide vorige
jaren. Er is niet vraag. Vooral de AA-
en A-klassen ondervinden daarvan den
terugslag. Heel veel der verkochte par
tyen konden den maximum-telersprijs niet
halen. Bij de B- en C-klassen gaat de
verkoop wat beter, maar den algemeenen
indruk, dien men krijgt, is toch: „Een trage
markt."
Wijst dit nu op een teveel aan pootgoed?
Het ls o.i. nog te vroeg, om die conclusie
te trekken. Zeker er is wel meer pootgoed
verbouwd dan vorig jaar, tenminste naar
de oppervlakte gerekend. Daartegenover
staat echter, dat de poters heel grof zijn
gegroeid, zoodat per H.A. de opbrengst
aan potermaten (tot 45 mm) heel wat klei
ner zal zijn, dan verleden jaar. Op grond
daarvan zyn wy er nog niet van over
tuigd, dat de meer uitgebreide verbouw,
ook een teveel aan poters heeft veroor
zaakt. Wat dan wel de oorzaak van de
geringe vraag kan zijn? Mogelijk willen
veel boeren pootgoed van eigen verbouw
uitzetten. In het algemeen lijkt ons, dat
een geheel verkeerde werkwijze, zooals wij
eerder reeds hebben aangetoond.
Een andere reden kan zyn, dat men wordt
afgeschrikt, doordat men de prijzen te hoog
vindt, vooral van het vroeggerooide goed.
Daar kan iets inzitten. Het is echter o.i.
zoo, dat de A-kiassen en zoo noodig de
vroeggerooide Bs speciaal bedoeld ziin
voor diegenen, die het daarvan groeiend
gewas weer voor de keuring willen aan
geven. De B's en de C's echter worden
februikt voor het telen van een consump-
iegewas en zyn daarvoor ook niet te duur.
Wil men echter goed pootgoed verbouwen,
dan moet men van prima pootgoed uit
gaan. Het beste is daarvoor maar net
goed genoeg. De prijs behoeft dan niet
van doorslaggevende beteekenis te zijn.
Misschien zijn er menschen, die meenen,
dat er het volgend jaar niet zoo veel aard
appelen behoeven te worden uitgezet, om
dat dan de oorlog wel afgeloopen zal zijn.
Wie dat denkt, heeft het o.i. geheel mis.
Zelfs al zou de oorlog binnenkort afge
loopen zijn, dan behoeft men er nog niet
op te rekenen, dat er dan weer direct volop
broodgraan zal zijn. Herstel van de nor
male toestanden zal slechts langzaam mo
gelijk zijn. Zoodoende kan men er wel
zeker van zijn, dat de aardappel als volks-
voedsel ook het volgend jaar nog wel in
onverminderden omvang verbouwd moet
worden.
Het is, gezien de geringe vraag van
thans, wel zeker, dat er heel wat boeren
zijn, die voor het volgend jaar nog geen
nieuw zetgoed hebben gekocht. Laat men
er toch vooral aan denken, dat goed poot
goed de basis van een goeden aardappel
oogst is. Ieder zal dat met ons eens zijn.
Wacht ook niet langer, maar koopt nu
nog direct. Het is nu begin November.
Wie weet, hoe de transportmogelykheid in
het voorjaar zal zijn. In ieder geval kan
men er van op aan, dat er enorme stag
natie zal ontstaan, wanneer het grootste
deel van het benoodigde pootgoed nog in
het voorjaar moet worden verzonden. En
de boer zit dan met de stukkenhy krijgt
zijn pootgoed te laat, om tUdig uit te
planten.
Wilt u nieuw zetgoed aanschaffen, doet
dat dan nu. U behoeft dan niet met de
uitpoot te wachten. Ook hebt U in den
herfst nog de meeste kans. In het voor
jaar zijn de beste partijen al verkocht en
moet u met minder goede partijen tevre
den zijn. Wanneer men de pootgoed-situa-
tie in het huidige seizoen grondig bekijkt,
komt men tot de overtuiging, dat niette
genstaande de kleine vraag van het oogen
blik, toch nog niet gesproken kan worden
van een teveel. Er zijn nog zooveel onbe
kende factoren, die op de vraag invloed
kunnen uitoefenen. Een definitief oordeel
zal men pas later kunnen vellen.
WIL je wat meer weten van de
stemming van den boer ten opzichte
van het landbouwbeleid van thans,
dan kun je niet voor je schryftafel biyven
zitten. Zeker, uit brieven lees je wel eens
wat, maar over het algemeen is de br»r
niet iemand, die gauw een brief schrijft.
Hy heeft al genoeg papieren rompslomp,
nu hy voor zyn eigen bedryf al zooveel
formulieren voor dit en voor dat in moet
vullen.
En op een boerenvergadering hoor je ook
nog niet alles, wat je weten wilt. Want
er zijn er heel wat, die niet op een ver
gadering komen. En de meesten, die er
komen, laten het praten maar over aan
enkelen. Daarom moet je zoo van tijd tot
tijd eens er op uitgaan en den boer op
zijn eigen bedrijf opzoeken. Tyd voor een
praatje ls er altyd wel.
DUS op de flets en het boerenland in.
Wat een rust gaat er uit van die
wijde kleipolders. De sfeer van het einde
van een jaar. Maar tevens van nieuw
leven. Overal in het rond gaat de zware
ploeg door den grond, bespannen met 3
of C zware paarden. In de koude lucht
van den herfstmorgen slaat de damp van
de bezweete dieren af. Langs de glim-
mend-zwarte voor vechten de meeuwen
om wat zy aan buit vinden In den open-
felegden grond. Alles een beeld van ver
wijnen van het oude en tegeiyk van voor
bereiding voor den nieuwen groei.
Trouwer.s, flinke perceelen koolzaad geven
al een wat vroolijker aanblik in het land
schap. Over het algemeen staat het kool
zaad er weer best voor. De vroegst ge
zaaide perceelen wintertarwe beginnen al
groen te worden. De nieuwe oogst staat
al weer te groeien.
AAN het eerste doel van onzen tocht
gekomen, zitten we al gauw gemoede
lijk. In de ruime keuken te praten met den
beer. Hy beheert een flink akkerbouw-
bedryf.
„Ja, het is niet alles zoo goed, als de
„buitenstaander vaak denkt", zegt de boer.
„Vooral de stedeling meent, dat ons be-
drijf een rykmakerii is. En zoo ver is
„het nog lang niet. Een rijkmakery hoeft
het trouwens niet te worden".
Nu, daar zhn we het wel mee eens. Over
de graanpryzen en vooral den tarweprys is
onze zegsman niet best te spreken. Brood
graan moet er zijn, maar de gestelde pry's
maakt de tarweteelt niet bepaald aan-
lokkeiyk. En zoo zyn er meer gewassen.
De erwtenprijs o.a. zou ook wel hooger
mogen zijn, wanneer men wil, dat de ver
bouw uitgebreid wordt. Al pratende komen
er meer wenschen naar voren. De regeling
voor de consumptie-aardappelen b.v.:
.Waarom moeten er zooveel aardappelen
„met kleine uitwendige afwijkingen door
,,te strenge keuringseischen als veevoer
verdwijnen?" vraagt onze gastheer zich af.
WU kennen hem als een prima boer en
weten, dat hy aan de aflevering van zijn
producten de noodige zorg besteedt.
Maar nu kunnen we hem gerust stellen.
Want juist korten tijd geleden heeft het
Bedryfschap Aardappelen instructies ge
zonden aan de V.B.N.A., waarbij de keu
ringseischen wat minder scherp gesteld
worden. Wat goed geschikt is voor men-
schelyk gebruik, al wijkt de vorm of de
kleur wat af, behoeft niet uitgesorteerd
te worden. Hier is dus tegemoet gekomen
aan rechtvaardige klachten van de boeren,
terwijl tegelijk daarmee bereikt ls, dat
de voor distributie 'beschikbare hoeveelheid
aardappelen wat verruimd is. Met het
oog op den niet zoo overvloedigen aard
appeloogst is dat voor den verbruiker van
groot belang.
Tussehen haakjes: ten behoeve van de
aardappelvoorziening is verder besloten,
dat in de Veenkoloniën alle voor consump
tie geschikte aardappelen ook voor con
sumptie zullen worden afgenomen. Er zul
len dus geen veenkoloniale aardappelen
vermalen worden, die ook geschikt zijn
voor menschelijk gebruik.
„Overigens, het koolzaad maakt wel weer
,,wat goed", aldus onze bouwboer, wan
neer we hem vragen, of het dan alleen
klachten zijn, die hy weet. „En wat den
„oogst over zijn geheel betreft, ben ik
„lang niet ontevreden. Het was een goed
„jaar. Het weer werkte van alle kanten
„mee. Het werk verliep vlot. Als boer
„zijn we tevreden, maar als ondernemer
„hebben we nog wel wat te wenschen,
„wat betreft de geldelijke uitkomsten van
„het bedryf".
En daar zijn we het mee eens.
t EN eind verder op rijden we nog even
aan bij een boer met een kleiner ge
mengd bedrijf. Weinig akkerbouw, over
wegend melkbedryf en varkensmesterij. We
zijn er wel op voorbereid, dat de stemming
hier wat minder goed zou zijn. De boer
heeft volkomen gelijk, als hij zegt, dat
het met de biggenprijzen naar niets leek.
Daar moet voor de toekomst een grondige
wyzlging ln komen.
„Maar wat nog beroerder is, want ik
„ben meer veehouder dan varkensmester,
„is de regeling van bedrijfsmaximum en
„vleeschaanslag. Daar zit ik leelijk mee
„te kyken", zegt onze veeboer Het biykt,
dat hem een bedrijfsmaximum is toege
staan van 23 stuks melkvee. Maar nH
heeft er slechts 20, terwyl hy daarnaast
9 drachtige vaarzen heeft. Totaal heeft hy
dus 29 dieren, maar hij wordt aangeslagen
voor de vleesch levering naar 32 dieren.
„En ik wil myn bedrijfsmaximum graag
„op 23 melkkoeien houden, ander3 gaat
„myn bedryf er op den duur aan!"
In den loop van het seizoen kalven zyn
vaarzen af en wil hy deze aanhouden, om
zoo weer op 23 melkkoeien te komen.
Vraagt hij verlaging van bedrijfsmaximum
aan tot 20 stuks, dan zit hy daar voor-
loopig weer aan vast en dat beteekent
achteruitgang. Vraagt hy geen verlaging,
dan moet hij vleesch leveren over 3 bees
ten, die hy niet heeft.
„Kan nu niet worden toegestaan, dat ik
„3 vaarzen, die toch binnenkort kalven,
„mag opgeven bij den melkveestapel? Dan
„heb ik dus 23 melkbeesten en 6 vaarzen
„en krijg ik maar een aanslag over 29
„dieren".
Inderdaad, dat lijkt ons voor de instand
houding van het bedryf de beste oplos
sing, waar we graag de aandacht op vesti
gen. Het oedrijf achteruit zien gaan is een
doorn in het oog van iederen boer. Trou
wens het is onjuist, dat men aangeslagen
zou worden voor dieren, die men niet heeft.
Al pratende komen we vanzelf op da
vleesch- en melkprijzen. Daar valt nog
wel wat aan te verbeteren. Iedere veel
houder weet, dat die prijzen veel te laag
zijn. Daar moet geld bij. Ook zeer deskun
dige rapporten komen tot die meening.
Het moet toch mogelijk zijn daar verbete
ring in te brengen Het veehoudersbedrijf
moet toch, ook in het belang van de voed
selvoorziening, een bestaansmogelijkheid
geven. Zoowel de slachtveeprijs als .de
melkprijs moeten omhoog. Of men nu die
twee gecombineerd wil bekijken of leder
afzonderlijk, ls een zaak, die men in de
bevoegde kringen wel uit kan maken. Als
er maar voor gezorgd wordt, dat de vee
houder grond onder de voeten krygt.
Dan fietsen we "s avonds weer naar huis.
Deze dag heeft ons de overtuiging ge
geven, dat je uit een persooniyk gesprek
vaak meer opdoet, dan uit 20 brieven. Laten
we hopen, dat aan de wenschen van de
boeren gevolg kan worden gegeven. Over
het algemeen vragen zy niets buitenspo
rigs. alleen maar dit:*dat hun een redeiyk
bestaan wordt verzekerd zy moeten hun
volle kracht kunnen wyden aan hun be
drijf en zoo kunnen medewerken aan de
voeding van ons volk. Dat zy daartegen
over willen, dat hun bedrijf loonend ls, dat
is o.i. een rechtvaardige eisch. M.
(Ingezonden mededeeling).