f XjC/
Officieel orgaan van den Nederlandschen Landstand
Een afscheid, de voedselvoorziening,
arbeids'nzet en nog wat
Zeeland c i ast-K1. Braba-
G l' b
andstand
indrukken en Gedachten XLU.
HELAAS moeten wij deze week aanvangen met een
afscheidswoord. De in Landstandkringen zoo zeer
gewaardeerden.heer Ernst, Referent voor Agrari
sche politiek by het Rijkscommissariaat, zelf boer in
hart en nieren, werd met een nieuwe opdracht in eigen
vaderland belast. Alvorens te vertrekken werd in een
kameraadschappelijk samenzijn op het Hoofdkantoor
van den Nederlandschen Landstand door hem afscheid
genomen van de vele vrienden die hy in Nederland,
gedurende de vijftien maanden, dat hy hier gewerkt
heeft, heeft verworven. Het was in deze byeenkomst dat
hij in een rede ons allen richtlijnen voor de naaste Land
standtoekomst heeft gegeven.
Elders in dit nummer moge de leiter den inhoud van
dit ernstig betoog aantreffen. In de afscheidswoorden,
die werden gesproken door den wnd. Boerenleider, den
heer Bierma, door den Gemachtigde voor Landbouw
en Visscherij, den heer Tam mens, den Directeur-Gen.
van den Landbouw, den heer lluiter, den voorzitter van
den Ned. Coöp. Raad, den heer Van Til en door de
Landvrouwenleidster. Mevr. Zwiers-Luth, kwam op
treffende wijze tol uiting «lat men den heer Ernst noode
ziet vertrekken en dat allen overtuigd waren van zijn
oprecht streven aan den Nederlandschen boerenstand
een organisatorische basis te helpen geven, waarop
verder gebouwd kan worden ter verkrijging van de
juiste plaats in de samenleving. Daarom werd ten
zeerste betreurd, dat, nu de interne moeilijkheden groo-
tendeels overwonnen waren, nu met den opbouw kon
worden begonnen, de Duitsche collega dat niet meer
van naby zal kunnen meemaken*
Namens de Nederlandsche boerenvrienden, die aanwezig
waren, w.o. zich alle provinciale boerenleiders bevon
den, werd door den heer Bierma als aandenken aan zijn
arbeid hier, een schilderij aangeboden, voorstellende
een typisch Nederlandsch Landschap uit de omgeving
van Moerkapelle.
De heer Ruiter onderstreepte de door den heer Ernst
gèsproken woorden en zegde zijn volle medewerking toe
diens richtlijnen voor de naaste toekomst naar zijn
vermogen te zullen helpen verwezenlijken. Is het eener-
zijds te betreuren, dat deze loods van boord van het
Landstandschip is gegaan, anderzijds hopen wij vurig en
hebben wij vertrouwen, dat met eigen bemanning thans
gelijk wij ook vorige week schreven, met volle zeilen
naar een voor ons boerenvolk veiliger toekomst zal
kunnen worden gestevend. Intusschcn wcnschen ook wij
op deze plaats een kort afscheidswoord vast te leggen
jegens onzen Duitschen collega-boer Ernst. Toen deze
in ons land kwam, was hy gelyk een onbeschreven blad
voor ons. Reeds zeer spoedig leerden wy hem kennen
als iemand wiens onbaatzuchtig streven het was ons
boerenvolk te helpen bij den opbouw van de nieuwe
organisatie waarin het was te zaam gebracht. Dat zulks
op groote moeilijkheden stuitte begreep hij zeer spoedig,
en dat deze moeilijkheden anders waren dan hij voor
namelijk had verwacht, eveneens. Zijn boerenhart heeft
hier in de Nederlanden meermalen gebloed. Wij zijn
daarvan overtuigd. Steeds meer hebben velen onzer zijn
streven leeren waardeeren en zijn oprechtheid bewon
derd.
Gelukkig heeft hy de kentering in den Landstand moge
meemaken; thans wordt hy weggeroepen, maar de her
innering aan zijn werk zal hier blyven. Het is zooals
Mevr. ZwiersLuth het in haar afscheidswoord uit
drukte: Wij weten dat gy, waar ge ook zult gaan of
werken, steeds zult blijven een eerlijk nationaal-socia-
list, een trouw volgeling van Uw Fülxrer. De Europee-
sche boerenstand kan trotsch zijn op mannen als de
heer Ernst. Wij hopen, dat hij er getuige van moge
zyn zij het dan van verre dat de Nederlandsche
Landstand zich gaat ontplooien in den geest, dien hij
zoo krachtig in alle provincies van ons vaderland heeft
uitgedragen.
ELDERS, in Ulm, (Zuid-Duitschland) heeft een
andere Duitsche landbouwvoorman, we zouden wil
len zeggen de kapitein op het Europeesche landbouw-
schip, Oberbefehlshaber Backe het woord gevoerd en
den productieslag in het vyfde oorlogsjaar ingeluid.
Uiteraard was deze rede vooral afgestemd op de Duit
sche landbouwverhoudingen, maar ook hier in Neder
land mogen wij daar niet aan voorbijgaan.
Weliswaar kunnen wy hier niet den volledigen tekst
afdrukken, maar wel willen wij op enkele punten de
aandacht vestigen. De wenseh werd geuit, dat de ver
bouw van hakvruchten, met name van aardappels, sui
ker- en voederbieten in dit vijfde oorlogsjaar zou moe
ten worden uitgebreid. Dat geldt niet alleen voor
Duitschland, het heeft betrekking op geheel Europa,
dus ook op ons land. Ongetwijfeld bestaat ook hier de
mogelijkheid voor uitbreiding zeer zeker. Althans in de
zandprovincies waar minder dan 25 van het bouw
land met aardappels werd bezet. De aardappel is de
kurk waarop onze voedselvoorziening drijft. De heer
Backe heeft dat nog eens duidelijk onderstreept. Wij
behoeven niet bevreesd te zijn, dat er aardappels
over zullen blyven. Daar is wel een weg voor te vinden.
Wat zou het toe te juichen zijn, indien er zooveel aard
appels verbouwd werden, dat ook onze varkensstapel
uitgebreid kon worden, gelülr in Duitschland. en daar
door de mogelijkheid kon worden geschapen de vee-
levering te verkleinen en ons volk toch nog van vleesch
te voorzien. Onze rundveestapel kan thans van eigen
bodem voldoende gevoed worden. Dat staat voor ons
vast. Het verheugende daarbij is, dat de melkopbrengst
momenteel zelfs hooger is dan het vorige jaar, toen er
meer koelen waren. Dat bewijst, dat het er met de vee
voederpositie goed uitziet. Aardappel verhouw, de teelt
van hakvruchten in het algemeen vraagt veel arbeid.
Mogelijk kunnen de arbeidsmethoden (dus voorlich
ting) hieraan veel tegemoet komen. Echter zullen er
ook meerdere arbeidskrachten ingeschakeld moeten
worden. Dat geeft moeilijkheden, maar ze moeten onder
het oog gezien worden.
ontkomen, hopen wy dat de landbouwjongeren geplaatst
kunnen worden op Duitsche boerderyen. Ongetwyfeld
komt dat de totale productie ten goede. Wij leven In
den totalen oorlog; juist daarom dient ieder op een
post te staan, waarop hij zich in verband met het
winnen van dezen oorlog het meest productief kan
maken.
Tal van voor den oorlog minder belan :rijke bedryven
zijn of worden stilgelegd. De werkkrachten, die hier
vrij komen, worden elders te werk gesteld. Boerenwerk
leeren is moeilyk, boerenjongeren kunnen echter in
Duitschland het best boerenwerk doen. Daarin maken
z,y zich het meest productief. Het is te hopen, dat de
pogingen die in deze richting worden gedaan, succes
hebben. Nogmaals onderstrepen wij echter, datgene wat
we reeds opmerkten:
Ook in Nederland moet de bodem intensief bewerkt
kunnen worden. In de zandprovincies met betrekkelijk
kleine bedryven beschikt men over minder machines
en moet dus veel handenarbeid verricht worden om de
hoogste resultaten te verkrijgen. Moge hiermede bij
het verleenen van vrijstelling terdege rekening gehou
den worden!
NCJ wij het daarover hebben, zij er nogmaals op ge
wezen, dat de boeren die hun bedrijf niet intensief
voeren, of de verkregen producten niet volledig inleve
ren, "sv.Zs r.crznak zij:, var. strengere naa-regel in
de eerste plaats worden zij zelf daarvan de dupe. Uit
de melklevering aan de fabrieken blijkt, dat er hier
en daar veel te weinig wordt afgeleverd. Het moge
bekend zijn, dat de veelevering thans is gekoppeld aan
leze melklevering. Wie met de melk ongeoorloofde
handelingen uithaalt, zal straks veel vleesch moeten
leveren, en loopt groote kans, dat zijn bedryf
langzaam maar zeker vee-loos wordt. Hij moge dan
thans in den zwarten handel boter en melk duur
aan den man brengen, op den duur zal hij in
hooge mate de dupe worden 'van eigen handelwijze.
Wij willen later daarop nog eens mei nadruk wijzen
opdat men later niet de beieedigde onschuld kan spelen.
Nu hier de Europeesche landbouwpolitiek aan de
orde is gesteld, moeten wij even stil staan bij den
arbeidsinzet in Duitschland; die in dit vyfde oorlogsjaar
ongetwyfeld voortgang zal vinden.
Uiteraard vraagt we merkten het reeds op de
enorme uitbreiding van den Nederlandsehen akkerbouw
ook in ons land meer arbeidskrachten. Vooral in de
zandgebieden, waar veel is gescheurd en waar, gelijk
in Drenthe, een groot percentage van het bouwland
met aardappels wordt bebouwd. Nu verschillende lich
tingen jonge mannen zijn uitgezonden, werd het ar
beidsprobleem in dezen herfst reeds bedenkelijk. De
weersomstandigheden waren echter van dien aard, dat
de oogst goed is binnen gekomen. Nu er jilannen zijn
voor een verdere uitzending van jonge mannen is het
o.i. echter dringend ge-
wenscht, dat voor wat den
landbouw betreft, soepel
wordt opgetreden. Het zij
verre van ons om de land
bouwjongeren te willen voor
trekken boven de andere
jonge menschen uit ons volk.
Dat wij hier een pleidooi
houden voor vrijstellingen,
geschiedt dus niet ter wille
van deze jongeren, maar ge
schiedt in verband met de
voedselvoorziening van ons
volk. Het wil ons voorko
men, dat op onze intensief
gedreven boerenbedrijven
alle arbeidskrachten moeten
blijven, wil de voedselvoor
ziening daarvan geen nadee-
ligen invloed ondervinden.
Weliswaar worden utizonde-
ringen gemaakt, maar het
ware wenschelijk, dat het
aantal uitzonderingsgevallen
zulks ter beoordeeling van
d8 Boerenleiders, grooter
werd.
En voor het geval aan uit
zending niet kan worden De eiken zuchten in den najaarswind.
I N mijn eerste artikel heb ik het gehad over boeren,
I tuinders en visschers als degenen, waarop de Land
stand steunt. Ten einde misverstand te voorkomen of
weg te nemen, wys ik er met nadruk op, dat ik hier
onder ook de land- en tuinbouwarbeiders en de mede
werkers der visschers vanzelfsprekend reken.
Hier mag geen scheiding tusschen zijn Het begrip
„Boer' omvat in dezen tijd ook vanzelf sprekend -!en
landarbeider. Van deze gelegenheid maak ik gebruik,
voor zoover zulks nog niet is geschied, de diverse
boerenleiders er op te attendeeren, dat wij verwachten,
dat in eiken boerenraad steeds een landarbeider zit
ting heeft, zoowel in de buurt als in de provincie. We
komen op deze belangrijke aangelegenheid spoedig
nader terug.
ter Haar.
(Foto: Jac. Gazenbeek-.