DE ROODE BES
Wenken van de week
4
Van de akkerbouwgewassen zijn het de
bakvruchten, welke per ha. de grootste
hoeveelheid droge stof produeeeren.
Daarom is juist nu de verbouw van hak-
▼ruchten zoo belangrijk. Sedert het be
gin van den oorlog is dan ook vooral de
verbouw van aardappelen sterk toegeno
men. Met den verbouw van suikerbieten
is dat niet het geval, hoewel toch ook
die teelt van groot belang is voor de
voedselvoorziening van mensch en dier.
In vroegere jaren nam men steeds aan.
dat de suikerbiet een gewas is, dat al
leen thuishoort op de zwaardere gronden,
de klei- en zavelgronden. De laatste ja
ren worden echter ook wel suikerbieten
verbouwd op de zandgronden. En de op
brengsten, op goeden zandgrond verkre
gen, bewijzen wel, dat de suikerbiet zich
daar ook thuisvoelt. Dat is zelfs zoo, dat
men tot de meening overhelt, dat de
goede zandgrond in opbrengst zeker niet
achter behoeft te staan bij de zeer zware
kleigronden. De zwaarste kleigronden,
vaak moeilijk te bewerken en gemakkelijk
lijdend van droogte, wanneer de struc
tuur niet prima in orde is, geven toch
bij de teelt van suikerbieten nog wel eens
teleurstellingen. Wanneer men de suiker
biet echter verbouwt op zandgrond, die
een goeden zuurgraad heeft, en kan zor
gen voor een goede bemesting, dan kan
men een beste opbrengst halen. Daarbij
heeft men het voordeel van de gemakke
lijke grondbewerking, dus heel wat min-
"der arbeidskosten. Zelfs bij de moeilijke
kunstmestpositie van het afgeloopen sei
zoen hoorden wij van beste opbrengsten.
Wij zijn dan ook van meening, dat de
zandboer, die over goeden grond beschikt,
heel goed aan den verbouw van suiker
bieten wat meer aandacht kan gaan
schenken, temeer daar voor deze teelt
extra stikstof beschikbaar gesteld zal
worden.
Verder nog een paar zaken, die den vee
houder aangaan. In de eerste plaats dan
de kunstmatige bevruchting. Er zijn tot
voor enkele jaren maar weinig onderzoe
kingen verricht over het bevruchtings
percentage van stieren, d.w.z. hoeveel
van de honderd koeien na de eerste dek
king drachtig werden. Zwitsersche gege
vens spreken van een percentage van 69
tot 75, Voor Nederland waren geen cijfers
bekend. Op initiatief van den Inspecteur
van den Veeartsenykundigen Dienst,
Dr. J. J. Siebenga, is een onderzoek in
gesteld naar de dekkingsresultaten by 31
fokvereenigingen in Noord-Holland. Hier
in waren ruim 11.000 koeien betrokken.
Men kwam tot een bevruchtingspercen
tage van ruim 69. Daarbij bleek, dat de
verschillende stieren een sterk verschil
lende bevruchting te zien gaven. Dit liep
uiteen van 4 tot 100
Daarnaast zijn gegevens verzameld over
het bevruchtingspercentage bij kunstma
tige bevruchting. Daarbij kwam men tot
een gemiddelde van byna 87 Opge
merkt dient te worden, dat de koeien
voor deze kunstmatige bevruchting zorg
vuldig waren uitgekozen, zoodat dieren,
die aan een of andere ziekte aan de ge
slachtsorganen hadden geleden, werden
uitgeschakeld.
Het onderzoek in Noord-Holland inge
steld, heeft voorts uitgewezen, dat de
stieren van bepaalde bloedlijnen slecht
bevruchten. Wanneer met deze stieren
wordt doorgewerkt omdat men van dit
euvel niets weet, loopt men het gevaar,
een verminderde vruchtbaarheid in de
fokkerij binnen te halen.
Qeze ontdekking bewijst wel de waarde
van onderzoekingen, als in Noord-Hol
land zijn verricht.
Wat verder de bestrijding van ziekten
der geslachtsorganen betreft, zal het
ieder duidelijk zijn, dat de kunstmatige
bevruchting daarbij goede resultaten kan
geven. Dek-infecties, die vaak een oor
zaak zijn van^ziekten bij de koeien, wor
den hiermede" voorkomen. Vooral voor
het kleinere bedrijf kan de sihade door
niet-drachtig worden der koeien zeer in
grijpend zijn. Als gevolg van de erken
ning van "dit feit is de kleine Boeren-
dienst er toe overgegaan, bij wijze van
proef in enkele aaneengrenzende plaat
sen in het Noorden van ons land de
kunstmatige bevruchting te gaan toe
passen. Een viertal asistenten van den
Voorlichtingsdienst zijn voor dit werk
opgeleid en in het begin 1943 in de p"ac-
tyk met de uitvoering der kunstmatige
bevruchting belast. In dit jaar werden
in twee plaatsen 758 dieren op die wijze
bevrucht met een bevruchtingspercen
tage van ruim 81. Dit is dus een goed
resultaat. De gegevens der andere twee
plaatsen zijn nog niet verwerkt, doch
wijzen ook al in de goede richting.
Uit dit alles blijkt wel, dat de veehouder
goed zal doen aan de kunstmatige be
vruchting meer aandacht te gaan schen
ken. Hiermede is voor de gezondheid en
de rentabiliteit van den veestapel nog
heel wat goeds te bereiken.
Wanneer men op stal zuinig wil voeren,
moet men er voor zorgen, dat de stal-
temperatuur op het goede peil ligt. Dit
is het geval bij ongeveer 60 70 gr.
Fahrenheit, dus kamertemperatuur. Is
de stal koud, dan moeten de dieren meer
voedsel verbruiken voor het op peil
houden van hun lichaamstemperatuur.
Is het in den stal benauwd en warm,
dan heeft dat op het gestel van de die
ren ook weer een slechten invloed. Zorg
dus, dat de stallucht frisch is en de
temperatuur overeenkomt met kamer
temperatuur.
Aardappelschillen
In de omgeving van de steden en dor
pen worden door sommige boeien veel
aardappelschillen gevoerd. Dit is een
goed voer. De schillen bevatten n.l. heel
wat meer eiwit dan de aardappelen zelf.
Zou men dus bij het voeren van aardap
pelen, daarnaast eiwitrijker producten
moeten geven, bij het voeren van schil
len is dat niet noodig. De ervaring leert,
dat men op aardappelschillen goed kan
melken.
Heeft men veel stroo op het bedrijf,
waarvoor men direct geen afzet heeft,
laat men dan niet aarzelen flink wat
stroo in den mest te verwerken. Zet de
dieren dik in het stroo, dat is goed voor
de beesten. En tegelijk vergroot men de
hoeveelheid stalmest, die op de lichtere
gronden vooral, maar ook op de klei
gronden, van veel nut is voor de vrucht
baarheid van den grond.
Wij ontvingen het jaarverslag 194*2 van
het Rykslandbouvvproefstation en Bo-
demkundig Instituut te Groningen.
Daaruit kan men zien, welk nuttig we
tenschappelijk werk aan deze instellin
gen wordt verricht. Uit den aard der
zaak is het niet noodig in den Land
stand dit geheele verslag te publiceeren.
De onderzoekingen liggen vaak op we
tenschappelrjk terrein en zyn zonder
meer voor den practischen boer niet
zulke boeiende lectuur. Toch is er zeker
aanleiding, om op het werk van beide
instellingen te wijzen. Door tusschen-
komst van den landbouwvoorlichtings-
dienst heeft de practijk n.l. zeker voor
deel van wat daar wordt onderzocht.
In hoofdzaak zijn het bodemvraagstuk
ken, dus over bodemstructuur, bodem
bewerking, bemestingstoestand, enz.,
die bestudeerd worden. De boer heeft
zelf weinig rechtstreeksch contact met
het Proefstation en het Bodemkundig
Instituut. Maar hij kan er van overtuigd
zijn. dat ook daar wordt gewerkt aan
de verbetering van zijn bedrijf.
MAAS.
EENIGEN tijd geleden wezen wij in
deze rubriek op de onjuiste verhou
ding tusschen den vlasstrooprijs en
den vlaslintprijs. Beide prijzen zijn aan
een maximum verbonden. In de praktijk
is het echter zoo, dat de teler voor een
goede partij stroo-vlas wel eens meer
ontvangt dan den maximumprijs, wan
neer de vlasbewerker van oordeel is, dat
hij die partij met goed resultaat kan be
handelen. Een vlastelerscommissie uit
den Landstand heeft deze kwestie goed
onder de oogen gezien Zij kwam daarbij
tot de conclusie, dat in feite men zich
toch niet aan den maximum vlasstroo-
prijs houdt. Naar haar meening bestaat
er dan ook geheel geen reden, om dien
max. strooprijs aan te houden. De com
missie heeft dit onderwerp besproken
niet het Bedrijfschap en heeft daarbij
aanbevolen, één maximumprijs vast te
stellen, n.l. voor het vlaslint. De stroo
prijs kan zich dan al naar de kwaliteit
daarbij aanpassen. De vlasteler is zelf
wel mans genoeg, om als hij den lint-
prijs weet, uit te maken, welke strooprijs
hem voor zijn vlas toekomt, al naar ge
lang van de kwaliteit.
Naar onze meening zal bij aanvaarding
van dat voorstel de handel wat soepeler
kunnen worden, terwijl een juistere ver
houding van stroo- en lintprijs er door
zal worden bevorderd Hopelijk ziet het
Bedrijfschap de zaak ook zoo, en komt
er een betere regeling, dan thans het
geval is. Naar wij meenen te weten, wil
het Bedrijfschap een prikkel geven, om
den vlasverbouw uit te breiden. Zij zou
dat kunnen doen, door den lintprijs te
verhoogen. De vlasteelt zooals zij thans
is, is niet voldoende om de binnenland-
sche behoefte te dekken, en moet dus
zeker uitgebreid worden.
Over pootgoed.
Wij hebben reeds vaak den nadruk ge
legd op de beteekenis van een uitgebrei-
(Ingezonden mededeeling).
den aardappelverbouw. Het gaat er om
zoo hoog mogelijke opbrengst te verkrij
gen. Dat kan alleen, wanneer gebruik
gemaakt wordt van prima pootgoed.
Vanzelfsprekend komt men er toe, wan
neer men wat verder hierover doordenkt,
zich af te vragen of het niet noodig*
zou zijn, het gebruik van goedgekeurd
pootgoed verplicht te stellen Het is vaak
zoo, dat men den boer tegen zichzelf
moet beschermen. Velen staren zich nog
blind op den hoogeren prijs van het ge
keurde product. Zij vergeten daarbij, dat
zij dien hoogeren prijs weer ruimschoots
terug verdienen in de meerdere opbrengst
van het gewas, dat uit dit gekeurde
pootgoed groeit.
Zeker, er zitten wel bezwaren aan vast,
als men den boer wil verplichten alleen
gekeurd goed te gebruiken. Is er b.v.
wel voldoende pootgoed beschikbaar
voor de uitvoering van zoo'n maatregel?
Maar de voordeelen voor de totaal op
brengst van den aardappeloogst zijn ook
weer in het oog springend. Het komt
ons dan ook gewenscht voor, dat deze
zaak door deskundigen eens grondig
wordt bekeken. Men mag niets nalaten,
om de voedselpositie van ons volk zoo
veilig mogelijk te stellen
Weinig* stikstoftoewijzing, dus noodig
de teelt van vlinderbloemigen uit te brei
den. Daaronder valt als belangrijk ge
was de klaver. Maar de zaaizaadvoor
ziening is ontoereikend. We hebben er
al meer op gewezen. Het is dringend
noodig* den verbouw van klaverzaad uit
te breiden. Dat is van dusdanig belang,
dat men over een prijsverhooging heen
moet stappen. Trouwens, wie thans kla
verzaad koopt, moet toch meestal een
dikken pry's betalen, want het meeste
zaad wordt zwart" verhandeld. Men
heeft overigens toch per ha maar wei
nig* zaad noodig, zoodat het geen be
zwaar is den prijs flink wat hooger te
NAAK het oordeel van de kweekers
is de bessenteelt de laatste jaren
niet zoo loonend geweest. Verschillen
de oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen.
De bessen bloeien vroeg en de nacht
vorsten doen dikwijls den oogst geheel
of gedeeltelijk mislukken. Ook de ge
zondheidstoestand der roode bes, maar
vooral van de zwarte bessen, loopt sterk
achteruit met als gevolg, dat de op
brengst dikwijls sterk verminderde.
Tevens ondervond de uitvoer van de
bessen en van bessenpulp vele moeilijk
heden In de laatste oorlogsjaren zijn
echter de fmancieele uitkomsten heel
wat beter geworden.
Do roode bes behoort tot het z.g. kleine
fruit en wordt veel gebruikt voor het
bereiden van bessensap en jam, ook
•worden zij versch geconsumeerd
De roode bes komt veel voor als onder-
beplanting in boomgaarden. Zij leent zich
daar goed voor. omdat zij eenige schaduw
kan verdragen Mits goed onderhouden
door een goeden snoei en bespuiting kan
de roode bes het wel 20 jaar onder de
boomen uithouden Bij aanleg van boom
gaarden wordt de roode bes nog al eens
als wijker gebruikt, omdat de roode bes
reeds vroeg vruchtbaar is en reeds
spoedig opbrengst geeft. De bessen moe
ten echter op tyd gerooid worden als
de pitvruchten de ruimte noodig hebben.
Hiertegen wordt nog al eens gezondigd
Een voorstander van aanplant van
roode bes als wijker in den boomgaard
kan ik echter niet zijn Met het nog op
de ziektebestrijding is combinatie van
bessen en pitvruchten sterk af te
keuren.
I>e vermenigvuldiging
van de roode bes.
De roode bes wordt vermenigvuldigd door
het gewone stek. Bij het stekken let
men op het volgende
Men «nijdt nlleen stek van gezonde en
vruchtbare struiken. Het verdient aan
beveling de struiken, waarvan men stek
wil snijden, te merken. Men snijdt het stek
in den herfst, als de bladeren van den
struik zijn. Men neme liefst jong, uitge
rijpt hout, dat aan den buitenkant van
der. struik voorkomt. Dit hout heeft het
meeste zonlicht gehad en is dus het
sterkste. Men snijdt het stek ongeveer
op een lengte van 30 cm., terwyl het
voorzien moet zyn van goede oogen.
Het stek wordt van onderen vlak onder
het oog afgesneden en van boven iets
boven het oog. Dit doen wli om het
uitdrogen- van het oog te voorkomen.
Het stekken.
Als de grond en de weersgesteldheid het
toelaten steekt men het stek, liefst in
den herfst, in den grond. De praktijk
heeft geleerd, dat het dan sneller aan
slaat dan stek, dat in de lente gestoken
wordt. De aard van den grond speelt
hierbij echter een groote rol. De rijen-
afstand van het te steken stek bedraagt
50 cm. en de afstand op de ry 20 cm.
Het stek wordt gestoken op goeden
doorlatenden, voedzamen grond.
Op zeer lagen grond verdient het aan
beveling het stek te steken in het voor
jaar, daar men anders nog al eens last
van het opvriezen heeft.
De stekken vormen het eerste jaar scheu
ten. Deze scheuten laat men ongehinderd
doorgroeien. Tevens zorgt men voor een
oordeelkundige ziektebestrijding, door te
spuiten (zoo nog voorradig) met Bor-
deausche pap en nicotine.
Mochten er eenige bloemtrosjes aan ko
men, dan worden deze verwijderd. In den
herfst worden de struikjes gerooid. De
scheuten worden kort ingenomen en wii
planten ze opnieuw uit op een afstand
van b.v. 40 cm. op een rij. De rijenaf-
stand kan 50 cm. blijven. Het volgende
voorjaar komen er dan veel meer scheu
ten te voorschijn De zomerbehandeling
is als het eerste jaar Het plantmateriaal
heeft, dan meestal 8 tot 6 takken.
Het planten van de bessen.
De beste nlanttyd van roode bessen is
omstreeks November, DecemberStrui
ken. die in den herfst zijn uitgeplant,
slaan in het algemeen beter aan dan
struiken, die in de lente zijn uitgeplant.
Op zwaren kleigrond worden de struiken
in het algemeen niet teruggesnoeid, daar
men anders te zwakke scheutjes krijgt,
om later weer gesteltakken van te kun
nen vormen. Op lichte gronden wordt
echter meestal wel gesnoeid. De grond
moet voldoende los zyn. De struiken
moeten voldoende diep geplant worden,
zoodat alle gesteltakken voldoende wor
tels kunnen vormen. Dit bevordert het
goed vast staan in den grond en zij
vormen dan ook regelmatig grond-
scheuten.
Bessen groeien op klei, zavel, laagveen
en zandgronden, mits de water- en voed
selvoorziening in orde is. Bessen wor
telen ondiep en verdragen zelfs een hoogen
grondwaterstand. Tevens heeft de prak
tijk geleerd, dat bessen groeien bij uit-
eenloopende zuurgraden. Zoo groeit een
bes normaal op laagveen met een pH
van 6. terwijl ze ook goed groeit op
kleigronden met een pH van 7,2.
Voor het planten moet de grond vol
doende los zijn. Na het planten en ook
later mag men echter den grond maar
ondiep bewerken, anders beschadigt men
te veel wortels. Het is echter noodza
kelijk, dat men den grond zwart houdt.
Gras onder de bessen gaat niet. omdat
de bes zeer ondiep wortelt en er zeer
snel een tekort aan vocht zou kunnen
qptreden. Ook het maaien van gras in
een bessenhoek geeft vele moeiiykheden.
In den zomer wordt het onkruid met den
hak bestreden. In den nawinter wordt
de grond ondiep omgewerkt met de spade