1943
Uit het leven van Hoofdafdeeling 1
in
Nogmaals 't Pachtcontract
5
HET begrip „Volk en Bodem", de
eerenaam, die de eerste Hoofdaf
deeling van den Nederlandschen
Landstand sieiv, duidt aan het ge
heel van natuurlijke oorzaken en le
venswetten, waardoor en waaruit de
bodemgebondenheid is ontstaan,
welke ook uitgedrukt kan worden
met het driewoord „Bloed, Arbeid,
Bodem".
Vanzelfsprekend is het, dat het eer
ste werk van den Landstand altijd
is en zal blijven zorg te dragen voor v
het behoud en het versterken van
het bodemgebonden bloed, de onont
beerlijke kracht, waarop niet alleen
het boerenvolk, maar immers het
geheele volksbestaan is gefundeerd.
Godsvertrouwen, eerbied voor den -
Arbeid, en liefde voor den Bodem,
vinden hun diepsten en tegelijk ook
meest direeten weerklank in de een
voudige houding, die de landman
aanneemt, tegenover de natuur
Deze bodemgebondenheid, in het
bovenstaande aangeduid, is niet iets,
dat er altijd geweest is zoolang er
menschen waren, en evenmin was
zij er overal gelijktijdig. Jaartallen
zijn hiervoor zeker niet aan te geven.
Maar wel kunnen wij het moment
beschrijven, waarop de bodemgebon
denheid een feit werd, omdat dit
niet slechts een historisch feit is,
maar iets, dat ook vandaag nog,
misschien in onze onmiddellijke
omgeving vorm krijgt, en werke
lijkheid wordt, zij het dan in het
klein en slechts in het leven van één
mensch enpaar!
Immers, als een jonge man en vrouw
samen het leven ingaan, gezond en
sterk, en een verkregen stuk woesten
grond gaan bewerken, hun huis er
op bouwen en na jaren van noeste
vlijt, als moeite en tegenslag, w-nter
en zomer, hun gezichten hebben hard
gemaakt, en hun lichaamskracht
hebben verbruikt, terugblikken op
het verleden, staande op hun eigen
grond, temidden van hun kinderen,
dan is er toch iets ontstaan, dat op
diezelfde gezichten een blijdschap en
een tevredenheid doet oplichten en
ruimschoots vergoeding geeft voor al
die arbeid en al die zorg, zoodat zij
God kunnen danken en de liefde
voor hun grond, waaraan zij zijn
vastgegroeid, beleven.
De Arbeid is het dan. die de mensch
en den grond samengesmeed heeft
tot een gebondenheid.
Het moment is hiermee aangegeven.
Evenzoo is het in het verleden ge
gaan.
Eén stam, de bloedsgemeenschap, die
in het stadium kwam, dat zij de ar
beid op een meer of minder begrens
de ruimte, dus den bodem, aanvaardde
als het noodzakelijke middel om de
levensmogelijkheden voor de toe
komst veilig te stellen, kwam, indien
dit gelukte, tot het punt, waarop zich
het besef openbaarde, dat zij verbon
den met en gebonden aan dien bodem
was geworden, en wéér was de Arbeid
dus het samensmeltende element en
de onmisbare voorwaarde.
Was eenmaal de bodemgebondenheid
ontstaan en daarmee de ruimte aan
gegeven, op welke zich de bloedsge
meenschap ken ontwikkelen, dan kon
door intensiveering der productie,
door ambacht en handel, een volk
ontstaan, dat de liefde voor den bo
dem kon uitbreiden tot liefde voor
zijn vaderland; de nationale staat
ontstond en de staatkundige geschie
denis was daarmee aangevangen.
Uit het bovenstaande meenen wij te
mogen concludeeren. dat dus de eer
ste en oorspronkelijke waardemeter,
waarmee zoowel de enkeling als de
stam en het volk zijn prestatie
moest en later tegenover andere
stammen, enkelingen en volken kon
afmeten, was de Arbeid en niets an
ders! De arbeid 's dus de eenigste
standaardmaat voor prestatie! De
waarde van elk goed ls alleen uit te
drukken in arbeid, geld ls slechts
hulpmiddel.
Er zijn wellicht millioenen meters in
den vorm van ellen, duimen, centi
meters. al of niet opvouwbaar en In
schuifbaar, duimstokken enz. enz. op
de wereld; er is slechts één stan
daardmaat, zorgvuldig bewaard in
Parijs! Bij elk verschil van meening
beslist uiteindelijk de meter in Parijs.
Evenzoo is het met de waardemeter.
A'lerlei systemen zijn mogelijk om
waarde uit te drukken, in goed, in
goud, zilver, staal, zink en2. enz. al
lerlei mogelijkheden, helaas ook tot
misbruik, zijn aanwezig, maar uitein
delijk beslist de Arbeid van den wer
kenden mensch. Standaardmaat van
de menschelijke prestatie is dan ook
niet het werk van den geleerde, van
den kunstenaar, of den ambachts
man, noch en zeker niet van den fa
brieksarbeider, maar de Arbeid van
den bodemgebonden mensch, van den
boer en den arbeider op den akker!
Moge de trotsche pyramide van men-
schelijk kunnen en nationale en in
ternationale prestatie zich nog zoo
hoog verheffen, wortelend in het
verleden en bouwend naar de toe
komst, het grondvlak zal worden ge
vormd door het den bodem bearbei
dende volk, waarmee de hoogheid en
de zwaarte van de taak van den
Ned. Landstand voor de toekomst en
in het bijzonder van zijn Hoofdafdee
ling I, die nu uit het verleden van
1943 naar de toekomst van 1944 gaat,
wel voldoende is belicht.
Als we aannemen, dat de Nederland-
sche Landstand, die nu ruini twee
Jaar als openbaar lichaam, wakend
voor de eer en behartigend de belan
gen van de standgenooten, heeft be
staan, bij den aanvang van het nieu
we jaar 1944, na wederwaardighe
den en in dit afgeloopen jaar bereids
overwonnen moeilijkheden, in de 2e
phase van zijn bestaan is ge*f)men.
dan valt ten aanzien van de Hoofd
afdeeling I te constateeren. dat deze
tegelijk de overgang naar zijn derde
phase meemaakt, welke zich. met het
einde van de eerste en de duur van
de tweedy, nog in 1943 heeft voltrok
ken.
In de eerste maand van dit jaar im
mers werd het omvangrijke theore
tisch- en organisatorisch voorberei
dende werk beëindigd dat wijlen Mr.
H. Reydon eerst als Stafleider en later
tevens als Hoofd van Hoofdafdeeling
I in 1941 had aangevangen, nadat hij
reeds daarvoor in geschrift en met
terdaad de strijd voor de boereneer
en de volksche waarden was begon
nen.
Het past ons allen om ln gedachten
stil te staan bij de verdiensten van
dezen eerlijken en vaak eenzamen
strijder voor boereneer en recht, die
als scherpzinnig jurist en niet min
der als warmvoelend mensch van
boerenbloed, als schrijver en organi
sator, zoo heel veel heeft gedaan voor
de belangen van den boerenstand en
voor de bewustwording van het volk
op den het toevertrouwden bodem,
waarvoor het nieuwe recht komende
ls!
Hij viel in de wapenrusting, geroepen
tot nieuwe verantwoordelijkheid, on
bevreesd en zonder blaam, en wij al
len eeren hem als den grondvester en
wegbereider van veel dat nog komen
zal tot heil van Volk en Bodem.
Het is veelzeggend, niettegenstaande
het tot Mei 1943 duurde, voor deze
open plaats weer werd ingenomen,
dat het werk, zoowel intern-admini
stratief als naar buiten toe en orga
nisatorisch, in de Hoofdafdeeling I
rustig kon doorgaan De koers was
bepaald en de vaart werd voortge
zet. De belangen van den arbeider
werden in velerlei vorm behartigd en
van Buurtboerenraad tot aan Ge
machtigde voor den Arbeid behan
deld. Aan regelingen van loonen en
andere arbeidsvoorwaarden kon wor
den meegewerkt, de sociale verzor
ging van de leden van den Land
stand had alle aandacht en vele
moeilijkheden werden, zoowel lande
lijk als in de provincie, opgelost.
Nieuwe vraagstukken kwamen ln
behandeling en de werkzaamheden
breidden zich meer en meer uit. Nau
wer samenwerking met het Ned. Ar
beidsfront, tot welk de principieele
verhouding door het in den aanvang
geschrevene voor den aandachtigen
lezer wellicht duidelijKer is geworden,
en met de Overheidsinstanties werd
nagestreefd en verkregen.
Het werk voor en. onder de Land
vrouwen werd uitgebreid en met
vele practische successen bekroond.
Bekwame medewerksters, zoowel lei
dend als technisch, werden gevonden
en er is alle reden om aan te nemen,
dat ln 1943 de grondslag werd ge
legd voor veel, dat in het nieuwe
jaar tot volle ontwikkeling kan ko
men, waarvoor ruime opzet en stu
wend enthousiasme ruimschoots aan
wezig zijn. Niettegenstaande het
feit, dat de Boerenjeugdleider zich
inzette voor de overwinning van den
Germaanschen mensch en zijn boe-
rencultuur in den strijd tegen het
Bolsjewisme, en dus de leiding tijde
lijk moest overdragen, bewees toch de
Jonge Landstand dat het werk voort
gezet kan worden en ook hier werd
veel verricht, dat in het komende
jaar zijn vruchten af zal werpen.
Overtuigd zooals een ieder moet zijn,
van het geweldige belang, dat ligt in
een volksche opvoeding en practische
ontwikkeling van de landelijke jeugd,
gaat de Nederlandsche Landstand
door met haar pogen om langs den
kortsten weg het grootste resultaat
voor zijn en ons aller toekomst te be
reiken.
Landvrouwen en de jongeren zullen
in dit werk een belangrijke taak zien,
niet het minst bij de bevordering van
het onderwijs en de practische en
technische ontwikkeling van vrou
wen, meisjes en jongens.
Voor de afdeeling Recht, die zoowel
voorbereidend als practisch-advisee-
rend zal werken, zijn nog vele taken
weggelegd, waarvan we alleen het
boerenerfrecht noemen. Dat de af-
deehng Pacht, in samenwerking met
het Bureau Pacht, reeds lang prac-
tisch in vollen gang is. zal een ieder
bekend zijn. Bemoeienis met "^acht
en Grondkamer neemt steeds toe en
de gang van zaken doet het allerbes
te hopen.
Het terrein van Boer en Grond, dat
tijdelijk niet door een technisch me
dewerker was bezet, kwam in den
loop van het jaar weer tot leven, en
belangrijke vraagstukken, waarvan
het Nationaal Plan. Streek- en uit-
breidingSDlannen, wederopbouw,
boerderijen. Ruilverkaveling en agra
rische Bevolkingsplannen (Migratie
en Emigratie) o.a. directe aandacht
hebben, zijn in behandeling.
Sibbe en erf, of anders gezegd, de
bloed- en bodemgebondenheid in fa
milieverband gezien werd eveneens
practisch behartigd als eminent be
lang. Voordrachten en artikelen over
dit onderwerp gaven voorlichting
hierover en een groeiende belangstel
ling valt waar te nemen.
Laatstgenoemde beide afdeelingen
kwamen tot leven na de benoeming
van Vg. P. J. Jansen, tevoren Boeren
leider van Noord-Brabant, tot Hoofd
van Hoofdafdeeling I in Mei 1943.
Hoewel Vg. Jansen deze functie
slechts tot November van dit jaar
vervulde, leverde hij '"och een belang
rijke bijdrage tot en verderen theo-
retischen opbouw van de Hoofdafdee-
ting I door het vastleggen van richt
lijnen voor het werk, dat zich, in den
reeds vastgestelden koers, ontwikkel
de, zooals in 't voorgaande geschetst.
Als kenner van de staatsrechtelijke
verhoudingen konden de positie van
de Hoofdafdeeling 1 in den Land
stand en de functie van den Nederl.
Landstand, als publiekrechtelijk
lichaam, zoowel intern-organi
satorisch als naar buiten toe tegen
over de Overheidsinstanties en de
burgerlijke instellingen, door hem
worden geformuleerd en verstevigd.
Tevens werden in dezen tijd, die dus
de tweede phase, n.l van consolida
tie en vormgeving was. de grondsla
gen gelegd voor de scheiding van po
litiek en practisch werkterrein, zoo
als die, bij het voortgaan van het
werk in de Hoofdafdeeling I. noodza
kelijk bleek tusschen Landstand en
Beweging.
Ook tengevolge hiervan zal een in
tensiveering van het practische werk
ten voordeele van de leden van den
Landstand in de Hoofdafdeeling I
kunnen plaats vinden, die zoowel
naar binnen toe als naar buiten de
kracht van den Ned. Landstand,
waarmee het belang van boer en vis-
scher, zoowel bedrijfsvoerder als ar
beider, moet worden gediend, zal
versterken.
Blijft nog te vermelden, het con
stante practische werk, dat ter vor
ming en bewustwording van den
werkenden en bodemgebonden
mensch, arbeider en boer, vrouw en
meisje, jongen of man, verricht is op
Boerenschool, scholingsoord en vor
mingscursus, naast den richtinggeven-
den invloed, die uitging van provin
ciale en plaatselijke bijeenkomsten
en vergaderingen. Op deze wijze
wordt, hetzij in besloten verband dan
wel in het openbaar, door de kracht
van het woord en het overdragen
van bezieling en kennis, wel een bij
na doorslaggevende bijdrage 'gele
verd voor het doorwerken van de
idee van „Volk en Bodem!"
Én hiermede komen wij aan de derde
en laatste phase van 1943, van waar
uit wij het jaar 3944 binnentreden,
onder de leiding van een practischen
boer, die zoowel de 'theorie als de
practische beleving daarvan kent en
reeds lang in geschrift en metter
daad uitdraagt.
Na theoretische en juridische voor
bereiding. middels vastlegging en
fundeerende bewerking, wordt nu de
koers opnieuw uitgezet en gevaren
op het kompas van de practijk om
daarmede in de omstandigheden, zoo
als die zich maar voordoen, het be
lang van Volk en Bodem, bedrijf en
mensch. boer en arbeider te dienen.
Met het lichtend voorbeeld van Vg.
Reydon voor oogen en met waar
deering voor het concrete werk van
Vg. Jansen, volgen wij in vol ver
trouwen op den weg, die Vg. Ter
Haar de Hoofdafdeeling I wijst
Stroom en tij zullen tegen zijn. stor
men kunnen opsteken, het schip van
den Ned. Landstand vaart de brug is
bezet en de loods aan P-^rd; straks
ligt de wijde ruimte van 1944 en daar
mee de toegang tot de toekomst open
en volle kracht vooruit" zij het pa
rool.
Mr. Dj. P. de Jong.
In het nummer van De Landstand
van 19 November j.l. schreven wij,
dat bij het verpachten van land
bouwgronden zonder geschrift zoo
wel de verpachter als de pachter
schriftelijke vastlegging kon vragen
van deze overeenkomst bij de Grond
kamer.
Wij hebben daar uiteen gezet, dat
cfschoon art. 10 van het Pachtbe-
sluit dwingend voorschrijft, dat da
pachtduur voor een hoeve minstens
twaalf en voor los land minstens zef
jaren bedraagt, de Centrale Grond
kamer een beslissing had gegeven,
dat bij schriftelijke vastlegging van
een pachtovereenkomst de Grondka
mer vrij is in het bepalen van den
duur, waarvoor die overeenkomst zal
gelden; dat de Grondkamer derhalve
indien de bijzondere omstandighe
den van het geval daartoe grond
geven, een duur kon vastleggen af
wijkende van de wettelijke duur van
12 of 6 jaar, ook al was vóór het
aangaan der overeenkomst geen toe
stemming aan de Grondkamer ge
vraagd om voor korten duur te
mogen verpachten, zelfs al was met
geen woord gerept over eenigen
duur.
Deze beslissing van de Centrale
Grondkamer was 'n welwillendheid
tegenover een der partijen, doch in
strijd met de wet, daar het Pacht-
besluit aangeeft, dat de overeen
komst door de Grondkamer over
eenkomstig de wettelijke voorschrif
ten moet worden vastgelegd, dus
voor 12 jaren bij hoeven en voor 3
jaren bij perceelen los land grooter
dan ongeveer 14 ha De Centrale
Grondkamer is echter op deze be
schikking teruggekomen, overwe
gende dat, wanneer partijen een
geldige pachtovereenkomst sluiten
betreffende een bepaald object, dezo
overeenkomst voor 12 of 6 jaren
geldt ingevolge het Pachtbesluit, dat
de Grondkamer dan ook bij de
schriftelijke vastlegging van de
overeenkomst geen wijziging in den
geldenden duur daarvan mag bren
gen, daar immers den Grondkamer
slechts de bevoegdheid heeft om
vóór het aangaan eener pachtover
eenkomst de toestemming voor een
korten duur te verleenen. Deze be
schikking moge een waarschuwing
zijn voor al degenen die nog ver
pachten of pachten zonder pacht
contract. Vraagt een der partijen
schriftelijke vastlegging dan wordt
de duur bepaald op 12 of 6 jaar,-
tenzij het los land betreft dat niet
grooter is dan ongeveer !4 ha;
voor deze perceelen los land is na
melijk bij verpachting de tijdsduur
vrij gelaten.
Sch.