HET JAAR LEED IN ONZE BEDRIJVEN gen van scherpe droogte. Dit had tot ge volg, dat de rogge in sommige stre ken misschien wel wat snel afrijpte. Veel schade zal dit echter niet hebben gedaan. Wel heeft die droogte, vooral op de hooggelegen zandperceelen, soms tot gevolg gehad, dat de aard appelen in hun groei werden gestuit. Dit was voor de opbrengst niet be vorderlijk. Verder werd de oogsttijd gekenmerkt door goed weer. De oogst van granen en peulvruchten had dan ook een vlot verloop. Van den zomer valt gelukkig niet veel slechts te vertellen. DE HERFST Ook deze onderscheidde zich door schitterend weer. De oogst van de la te aardappelen werd niet belemmerd door regen en modder. Bijna dag aan dag ideaal weer om te werken en heel weinig regen. Velen maakten zich in het voorjaar ongerust over de vraag: „hoe krijgen wij al die aardappelen uit den grond". De natuur heeft voor 100 procent meegewerkt, om dit vraagstuk tot een goede oplossing te brengen. Ook de bietenoogst profiteerde van 't mooie weer. Alleen tegen het einde kwam hier en daar eenige geringe stagnatie door slecht weer. Het is vanzelfsprekend, dat de gun stige weersomstandigheden ook op den groei der stoppelgewassen een goede uitwerking hadden. Tenslotte kon ook het overige herfst- werk op het land onder gunstige om standigheden gebeuren. Het zaaien der wintergranen en het op winter- voorploegen, alles kwam op tijd klaar. Zoo zat men al in December vóór men er erg in had. De landman mag zich wat het weer betreft, gelukkig prijzen. Het jaar '42 mogen wij in onze herinnering houden als een jaar, waarin de natuur in alle opzichten er toe heeft bijgedragen, het werk van den landman met suc ces te bekronen. ARBEIDSKRACHTEN EN LOONEN Was het vorig Jaar de voorziening met arbeidskrachten voor den land bouw en tuinbouw al een heele moei lijkheid, vooral in die streken, waar veel arbeidsintensieve gewassen, zoo als bijvoorbeeld aardappelen, bieten werden verbouwd, en in de tuinde rijen der intensieve fruitteeltbedrij- ven, dit jaar liet de toestand zich nog slechter aanzien. De oproeping van 2 jonge lichtingen voor den arbeidsinzet was een moeilijk te voorkomen handicap. In sommige gevallen zal de verpleging der gewas sen er wel onder geleden hebben. Ge lukkig Is in de oogstresultaten daar van weinig te bemerken. Door het optreden van den Gemach tigde voor den Oogst kon op vele be drijven in het soms tijdelijke tekort aan arbeidskrachten worden voor dien. Door het in het werk stellen van de arbeidscolonnes en van af- deelingen van den Nederlandschen Arbeidsdienst kon men, dank zij het gunstige weer, het oogstwerk, en dan wel vooral van de aardappelen, tijdig en in vlot tempo plaats vinden. In de eene streek heeft men den in vloed van den Dienst van den Ge machtigde voor den Oogst sterker bemerkt, dan in de andere, doch wij mogen hier wel constateeren, dat het werk van deze instantie in zeer be langrijke mate heeft bijgedragen tot het goede resultaat, dat in 1943 in den landbouw kon worden bereikt. In dit Jaar heeft de Gemachtigde voor den Oogst heel wat ervaringen kunnen opdoen, ook wat betreft de arbeidsspreiding. Men mag dan ook vertrouwen hebben in zijn werk voor het komende jaar. Wat dit Jaar mis schien nog niet overal liep, zooals men 't zou wenschen, gaat ongetwij feld het volgend jaar beter. De aard appeltelers en bietenverbouwers be hoeven zich door het arbeidsvraag stuk niet te laten afschrikken. Voor het jaar 1944 kunnen zij zeker op de noodige hulp rekenen. De Gemachtigde voor den Arbeid heeft de loonen, ook de accoordloo- nen, vastgesteld. In het algemeen kan men zeggen, dat aan deze loonrege lingen wel de hand is gehouden. Er waren echter uitzonderingen, die in sommige gevallen heel wat moeite veroorzaakt hebben. Vooral in de pootgoedverbouwende gebieden was er een groote vraag naar arbeidskrachten voor het op tijd groen rooien van de in hoogere klassen goedgekeurde pootaardappe- len. Soms door toedoen van enkele telers in zoo'n streek, die begonnen met den arbeiders een loon te bieden boven het officieel vastgestelde ac- coordloon, ontstond daar een tegen elkaar opbieden, zoodat uiteindelijk voor het groen rooien in vele geval len veel hoogere loonen werden be taald, dan toelaatbaar was. Hetzelfde is wel gebeurd bij het erwtenplukken en vlastrekken. Het gevolg was van deze handelwijze, dat men in zoo'n streek den geheelen zomer met een te hoog loonpeil bleef zitten. Dat, dit invloed heeft, zal ieder begrijpen. De loonen zijn vastgesteld in verhouding tot de bedrijfsuitkomsten bij de hui dige productenprijzen. Gaat men meer betalen, dan gaat dat ten koste van de eigen bestaansmogelijkheid. Er kwamen dus dit jaar nog wel eens verkeerde toestanden voor op het ter rein der arbeidsloonen. De betrokken instanties zullen zeker het mogelijke doen, om herhaling daarvan in het komende jaar te voorkomen. DE KUNSTMESTPOSITIE De voorziening met kunstmeststoffen bezorgden den boeren, tuinders en fruittelers heel wat hoofdbrekens. Niettegenstaande de geringe kunst- mesttoewijzing is echter toch de oogst over het algemeen goed geweest. Dat daar de gunstige weersomstandighe den veel toe hebben bijgedragen, is wel zeker. Ook de voorziening met werktuigen en andere benoodigde materialen gaf heel wat moeilijkheden. Zoo op het eerste oogenblik beziën, waren .heit soms onoverkomelijke moeilijkheden. Nu bij het opstellen van een ^overzicht - ziet men, dat deze bezwaren toch allé wel zijn overwonnen. Zekerlijken er wel eens hinder van -ondexyond hebben, maar met wat goeden wil aanpassingsvermogen *ie-meTr~éf in geslaagd, het werk klaapHg L DE AKKERBOUWGEWASSEN De akkerbouwer zal over/liet jaar i®43 in doorsnee genomen.-éekef niet on tevreden zijn. De wintergranen gaven een heel behoorlijk beschot. Het kool- zaad, thans wel een gewas van groote beteekenis, gaf, wanneer het goed behandeld was, een béste opbrengst. Ook de zomergranen deden het goed-. Wat minder was het bij de peulvruch ten. Vooral de erwten gaven zeer on regelmatige opbrengsten te zien. Er waren perceelen met een behoorlijke opbrengst, daarnaast echter kwamen ook perceelen voor met.een werkelijk slechte opbrengst. De aardappelen gaven een flinken oogst, die naar schatting echter toch wel een 10 procent lager zal zijn dan in het jaar 1942. Wat de pootaard- appelen betreft, valt het op, dat deze dit jaar zeer grof zijn gegroeid, zoo dat de opbrengst in kg. per ha. van de maten beneden 45 mm. aanmerke lijk lager ligt dan het jaar te voren. Gezien de lagere aardappelopbrengst is een nauwkeurige en deskundige be handeling bij de bewaring van groot belang. De aardappel is nu ons voor naamste volksvoedsel. De suikerbietenverbouw was in 1943 grooter dan het jaar daarvoor. De sui kerpremie heeft daarop ook zeker haar invloed doen gelden. Hoewel de oogst in kg. per ha. wel wat lager was, vergoedde het hooge suikerge halte veel. In Zeeland ondervond het vervoer der bieten naar de fabrieken nog al heel wat moeilijkheden. Tenslotte leverden de stoppelgewas sen en voedergewassen een behoor lijke opbrengst, waardoor de ruw voe derpositie van de gemengde bedrijven ruim voldoende geacht mag worden. Wel hadden de akkerbouw en ge mengde bedrijven te kampen met een tekort aan trekkracht. Dit werd er niet beter op, doordat een sterke paardenvordering het aantal beschik bare werkpaarden nog eens te meer verkleinde. Ook stelt het vervoer in de steden, waarvoor veel paarden noodig zijn, zijn eischen. Toch konden in bijna alle gevallen ook deze moei lijkheden overwonnen worden. Tegen een te hoog opdrijven van de prij zen der gebruikspaarden waakte de prijsregeling door de taxatiemarkten. Wel werkt dit systeem nog niet feil loos, maar dat het zijn voordeelen heeft, is zeker. DE RUNDVEEHOUDERIJ De goede grasgroei van dit jaar gaf de mogelijkheid tot een goede melk productie. Tevens kon hierdoor een ruime hoeveelheid ruwvoer voor den winter worden gewonnen. De goede grasboer behoeft zich dan ook niet te beklagen over te weinig voer voor den winter. Dat ls in vorige jaren wel eens anders geweest. Overigens was 1943 voor den veehouder niet erg op wekkend. Het geheele jaar door druk te de sterke veelevering als een loo- den last op het bedrijf. Hier werden de oorlogsomstandigheden wel zwaar gevoeld. Tegen het einde van het jaar kwam het mond- en klauwzeer in niet onbelangrijke mate opzetten. Geluk- lig meestal niet van kwaadaardigen aan de oprichting van 't virus-berei- aa de oprichting van het virus-berei- digsinstituut te Rotterdam, waarvan voor de bestrijding van deze gevaar lijke ziekte veel goeds mag worden verwacht. Ook het verplicht stellen van de t.b.c.-bestrijding onder het rundvee wijst er op, dat de Overheid zich tot taak stelt, den veestapel tot een zoo hoog mogelijk gezondheids- peil op te voeren. Voor den veehouder is het zeer ver heugend, dat voor het komende jaar de aanfok in ruime mate mogelijk is gemaakt. Daardoor bestaat thans de mogelijkheid den veestapel op het peil te houden, waarop hij thans staat. Om in de behoefte aan melk en zuivelproducten van ons volk te voldoen, is de veestapel, welken wij thans hebben, het minimum. Ook met het oog op de toekomst moet het hui dige peil van den veestapel gehand haafd blijven. De ruimere aanfok zal het, naar men mag verwachten, ook mogelijk ma- in de vleeschbelioefte van ons olk yte voorzien. Zeker, wij zijn er oyertuigd, dat dit geen eenvou- ,aak is voor de veehouders, doch 't overleg" en door het aanhouden yan-"éen jongveestapel, ruim genoeg om daaruit de open plaatsen door de yêëleVerfflg" veroorzaakt, aan te vul- Jen^zjHmen er wel komen. ÈeixKeèh-belangrijke zaak is de kop- iliri'g yan de melklevering aan de 'leèschlëvering. Het is billijk, dat hij, Xlie.vèel mplk levert, iets minder sterk '\bfclaSt wordt met de vleeschlevering. Tevens zit-hier de strekking in, den zwarten handel in melk tegen ze gaan. De zwarte handel in melk en zuivel producten brengt de boter-, kaas- en melkvoorziening van ons volk in ge vaar. Laat de boer, die zgn. met zijn melk den stedeling helpt, toch begrij pen, dat diezelfde stedeling hem la ter, als hij die melk niet meer noodig heeft, zal minachten, omdat die boer grof geld heeft verdiend aan het on geluk van een ander. Op deze manier verbetert men de verhouding boer- stedeling niet. De veehouder zal meer eer inleggen met een volledige inlevering van zijn melk. Hoe meer melk, hoe beter de vetvborziening er voor komt te staan, wknt wat men ook zeggen kan over de voordeelen van de teelt van olie zaden, de rundveestapel is en blijft de meest zekere vetbron voor ons volk. Trouwens hoe meer melk er geleverd wordt in de omgeving der groote be volkingscentra, hoe minder er van veraf behoeft te worden aangevoerd. Wij weten het allen, maar het mag hier nog wel eens gezegd: de veehou der heeft in dezen tijd een moeilijke taak. Van hem wordt een groote melkproductie verlangd, doch daar naast ook de levering van voldoende vleesch, om onze bevolking het noo dige te kunnen geven. Dat wij aan 't eind van dit jaar met wat meer ver trouwen de toekomst tegemoet kun nen gaan, is verheugend. DE PAARDENSTAL Wij wezen reeds op de sterke paar denvordering van dit jaar. Vooral in Noord-Holland had men met een te kort aan werkpaarden te kampen. In de fokkerij kon men goede prijzen maken. DE SCHAPENHOUDERIJ Het is jammer, dat voor de schapen in dit jaar ook een bedrijf.smaximum werd ingesteld. Dat was niet noodig. Bovendien werkt dit bedrijf smaxi- mura remmend op de uitbreiding. En juist nu zal menige boer graag "een enkel schaap meer houden om het in zijn bedrijf aanwezige overtollige voer, tot waarde te breneen, nu hij niet voldoende rundvee daarvoor be schikbaar heeft. Voor de geiten bestaat thans een enorme belangstelling. Dat is alles zins verklaarbaar. Het is overigens jammer, dat deze belangstelling leidt tot onsociale, veel te hooge prijzen. Juist zij, die de geit het meest noo dig hebben, wordt daardoor vaak het aanschaffen onmogelijk gemaakt. Bij de varkenshouderij hebben voor al de hooge biggenprijzen heel wat stof doen opwaaien. Ingrijpen door een prijsregeling en gecentraliseerd uit de markt nemen, leverde echter zoo groote moeilijkheden op, dat men daaraan niet is begonnen. Intusschen zijn de biggenprijzen heel wat ge daald en liggen zij thans op lager peil dan het door den Gemachtigde van de Prijzen vastgestelde maxi mum. Hierover zou overigens nog veel te zeggen zijn. Het is te hopen, dat in het volgend jaar de abnormaal hooge prijzen, die vooral de arbeidersbevolking gevoelig treffen, kunnen worden vermeden. De pluimveehouderij gaat wel zwaar gebukt onder de door de oorlogsom standigheden opgelegde beperking. De fok- en vermeerderingsbedrijven hebben nog steeds een, hoewel sterk ingekrompen, pluimveestapel mogen aanhouden. Men ondervond daar ech ter dit jaar met den opfok een groo te teleurstelling. Door het te laat be kend maken van de teeltregeling voor den opfok, was de zoo zeer gewensch- te vroege opfok niet mogelijk. Men kan dus pas laat met broeden begin nen. Zooals te verwachten was, heeft deze late opfok niet voldaan. Veel jong goed is verloren gegaan. Db landbouwbedrijven mogen volgens de thans geldende regeling 10 of 15 kip pen aanhouden. Daar zijn er echter onder, die door den aard van hun be drijf zonder extra voeding wel wat meer kippen aan de kost kunnen helpen. Vooral in Gelderland en Overijsel, waar veel houtwallen en boschjes voorkomen, is dat het geval. Als aan die bedrijven, die daartoe ia staat zijn, wordt toegestaan wat meer kippen te houden, zou dat aan de eierproductie ten goede komen. Voor de konijnen bestond ook dit jaar, zooals te begrijpen is, een groo te belangstelling. Door het feit, dat zeer velen niet voldoende op de hoog te zijn van verzorging en voeding kwam heel wat sterfte voor. De prij zen waren best. Voor de bijenhouderij was het jaar 1943 over het geheel niet gunstig. Vroeg in het voorjaar was het weer voor de bijen goed. De vlucht op kool zaad en vruchtboomen leverde echter zeer weinig honing op. Wel kwamen de volken in dien tijd goed op sterkte. Door de vervoersmoeilijkheden kon echter niet iedere imker zijn bijen bij koolzaad en boomgaarden bren gen. In eind Mei-begin Juni heerschte koud en nat weer, zoodat het zwer men sterk werd onderdrukt. De vol ken gingen sterk achteruit, zoodat van overheidswege suiker moest wor den verstrekt. Dit liep echter ook al niet vlot. Daarna volgde goed weer. De heidedracht was zeer verschil lend Wie met een sterk volk naar de heide kon gaan, behaalde nog wel tamelijk goede resultaten. Wanneer echter het volk zwak was, konde beide slechts die nen om de bijen weer op kracht te brengen. De algemeene indruk van 't bijen jaar 1943 is die van een zeer eigenaardig jaar met. sterk wisselen de omstandigheden en een matige tot zeer slechte honingproductie. Zelfs verhongerden heel wat volken. De TUINBOUW In het algemeen gesproken kan de tuinbouw wat de opbrengsten van zijn gewassen betreft, van een goed jaar spreken. Een uitzondering wordt gevormd door de kool, die speciaal in. de Noord-Hollandsche koolstreek, geen goede opbrengsten gaf. Stikstof- gebrek is hiervan zeker mede de oor zaak. Een sterke verschuiving in de teelt

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1943 | | pagina 15