Melkcontröle Onvruchtbaarheid in paardenfokkerij de r Beroepsopleiding aan de Landstand Rij- en Menschool te Hoofddorp Een zeer belangrijk bulpiniddel bij de V. veeverbetering R. Meijer, die praktiseerend D dierenarts bij een stoeterij in. Tra- kehnen een groote ervaring heeft opgedaan op het terrein van de on vruchtbaarheid in de paardenteelt, heeft deze materie behandeld op een bijeen komst van dierenartsen te Berlijn. Hier over is een belangrijke mededeeling Verschenen, düe in „Het Paard" werd besproken en waaraan wij het volgende óntleenen: Waarom blijven paringen zonder succes Dr. M. begint met er op te wijzen, dat wanneer een paring zonder succes blijft de oorzaak bij beide ouders kan liggten, maar dat de merrie gewoonlijk de schuld krijgt. Het is ook inderdaad waar, dat de hengst zich in zekere mate zelf uitschakelt. Want wanneer deze binnen korten termijn een aantal mer ries toegevoerd krijgt, van welke er yele gust blijven, dan is het duidelijk, dat het vaderdier in zijn bevruchtings vermogen te kort schiet. Een microsco pisch onderzoek van het zaad is dan aangewezen en als daaruit blijkt, dat ds levenskracht onvoldoende is, dtin zal misschien een behandeling kunnen worden ingesteld. Blijft deze zonder succes, dan moet de hengst van het tooneel verdwijnen. Is het zaad gezond, dan moet de oorzaak van het gust blij ven by de merrie wordten gezocht. In de eerste plaats vraagt de heng- stigheid dan de bijzondere aandacht. Die hengstigheid duurt bij het pa'ard soms lang, ongeveer 9 dagen. Er zijn ook merriën, die gedurende een nog langere periode den hengst toelaten, zoodat men vaak niet weet of de merrie nog hengstig is of al weer. Dr. M. beschouwt dit als een ziekelijke afwij king. In andere gevallen kan de heng- stigheidsperiode heel kort zijn, soms slechts enkele uren. Om die reden zal de foklcer genoodzaakt zijn om zijn mer rie a goed te leeren kennen en goed waar te nemen, want d'e korte tijd, dat de merrie „willig" is, moet worden benut. Van dezen sprong wordt de merrie bijna altijd dragend, terwijl an ders weken en maanden moeten worden gewacht, voordat zich weer een gun stige gelegenheid voordoet. Wanneer naar den hengst? Over de vraag, welke dag het meest geschikt is om ate merrie te laten dekken, is al zoo lang strijd gevoerd alg er paarden gefokt worden. Wij moe ten daarbij onze physiologische "kennis pnvoorwaardelrjk benutten. Volgs erva ring van Dr. M. kan de dekking met een goede kans op succes in de eerste 34 dagen van de hengstigheid plaats hebben. Herdekken op den 5en of 6en dag, acht hij nutteloos en zelfs scha delijk, daar een eventueel reeds plaats gehad hebbende inplanting van het be vruchte eitje gestoord zou kunnen worden. De hengstigheid wordt niet plot seling afgebroken wanneer een bevruch ting heeft plaats gevonden, maar duurt haar normalen tijd uit. De vroeger zoo vaak toegepaste methode om op den 9en dag der hengstigheid te laten dek ken of nog later, noemt de schrijver onzinnig; dit eischt ook onnoodig te veel van den hengst. Evenzoo is het probeeren in dezen tijd zonder eenig nut. Door te veelvuldig en overmatig probeeren en dekken der merrie, wordt deze in haar geslachtsleven sterk be ïnvloed en kan zij in korten tijd zie kelijke afwijkingen in de geslachtsdrift vertoonen. Daar de dektijd zich in d"e paardenteelt uitstrekt over slechts 67 maanden, zal het gewoonlijk gewenscht zijn om de gust gebleven merriën van het vo rige jaar direct in het begin van dien dektijd te hunnen laten dekken om ze vroeg dragend te hebben. Er worden middelen aanbevolen om de hengstig heid op te wekken of te bevorderen, maar volgens de ondervinding van Dr. M. zijn de resultaten niet groot. Ziekelijke afwijkingen Da bevruchting kan worden verstoord door aandoeningen van de scheede. Meestal zijn deze het gevolg van vroe gere vaak zware geboorten. Merriën met damscheur zuigen vaak lucht in de scheede en als gevolg daarvan ont staat een chronische ontsteking. Ge woonlijk gaat daarmede een verzakking van de baarmoeder door verslapping der banden gepaard, de urine loopt naar binnen, wij krijgen een etterige ontste king, die op de baarmoeder overslaat. Deze toestand is ongeneeslijk en maakt de merrie ongeschikt voor de fokkerij. Dergelijke merriën zijn vaak en sterk hengstig, eischen veel van den hengst en vormen met hun etterige uitvloeiing een gevaar voor andere merriën. Een vorm van baarmoederontsteking, die wfc' vaak by de koe aantreffen, zien wij bij de merrie zelden. Na verschei dene op elkander volgende geboorten, kan een zeer groote baarmoeder met slappe wanden ontstaan, maar deze om standigheid alleen veroorzaakt nog geen onvruchtbaarheid. Wel echter wanneer er bacteriën mede in het spel zijn. Zoo'n infectie kan bestaan, zonder dat men klinisch eenig verschijnsel van een baarmoederontsteking kan ontd'ekken. OogenschijnÜjk is het baarmoederslijm vlies dus normaal, maar bij microsco pisch onderzoek van het baarmoeder- vocht van guste merriën kunnen de bacteriën worden ontdekt. Wanneer dan een plaatselijke geneeskundige behan deling wordt ingesteld, is het resultaat niet altijd ongunstig, welke behande ling echter afgeloopen moet zijn 46 weken voordat de merrie weer zal wor dten gedekt. Een voorwaarde voor deze behandeling is natuurlijk, dat de merrie niet drachtig is. Dr. M. heeft n.l. kun nen constateeren, dat een vroegtijdige abortus vaker voorkomt dan men in het algemeen denkt, zoodat merriën als onvruchtbaar waren aangeteekend, ter wijl zij zeer vroeg hadden verworpen, zonder dat dit was opgemerkt. Het onderzoek en indien noodlg de be handeling in den dektijd zullen moeten plaats hebben wanneer de merrie in twee henstigheidsperioden zonder resultaat is gedekt. De wijzen van onderzoek en behandeling laten wij hier buiten be schouwing. Merkwaardige verschijnselen Dr. M. maakt melding van een eigen aardig verschijnsel bij de merriën. Na dat zij normaal hebben geveulend en regelmatig henstig zijn geworden, nemen zij, na gedekt te zijn, toch niet op. Het onderzoek der geslachtsorganen is nega tief, ook ziektekiemen (bacteriën) wor den niet gevonden. Toch geschiedt het dekken steeds tevergeefs en gelukt het tenslotte bij uitzondering een keer een merrie dragend te krijgen, dan verwerpt zij meestal. In het volgend jaar echter, als de meniën uitgenist zijn, nemen zij bijna altijd na de eerste dékking zender bezwaar op. Men heeft dezen toestand wel aangeduid als een physio- logisch veroorzaakte steriliteit, omdat de merriën niet bereid schijnen om bevrucht te worden. Zij blijken slechts in staat te zijn om het andere jaar een veulen te dragen en te voeden. Hiermede te vergelijken zijn de mer riën die wel bevrucht wordën, doch zonder een enkele waarneembare uit wendige of inwendige oorzaak verwer pen, omdat ook zij de bereidheid mis sen het veulen uit te dragen. Wanneer de verzorging en verpleging der fok- merriën goed is en geen besmettelijke ziekten heerschen, dan meent Dr. M. in de bovengenoemde omstandigheden en tevens in den beperkten dektijd van 6 maanden de redenen te hebben ge vonden, dat men in de Iandspaarden- fokkerij met een bevruchtingscijfer van 50 pCt. tevreden kan zijn en dat 75 80 pCt. als zeer goed kan worden aan gemerkt. Het is dan tevens duidelijk op welke wijze het bevruchtingspercentage kan worden vergroot. In de eerste plaats zullen alle chronische fokzieke mer riën uitgesloten moeten worden. Het is de taak van eiken praktiseerènden die- rearts die ziekelijke afwijkingen te herkennen en aan te wijzen.- De eige naars zullen dan voor financieel na deel worden gespaard en zullen zich niet behoeven te vergrommen aan het succesloos pogen om hun merries dra gend te krijgen. Daarbij ig tevens van groot belang, dat de hengst wordt ont last, want het zijn juist deze zieke mer riën, die veel sprongen verlangen, zoo dat het bevruchtingsvermogen zelfs van den besten hengst tenslotte ach teruit moet gaan tot schade van de fokkers en van de fokkerij. Dat aan het herstel der tijdelijk fokzieke mer riën bijzondere aandacht moet worden geschonken, spreekt vanzelf. Het is in Duitschland reeds langen tijd gewoonte om z.g. beroepswedstrijden uit te schrijven met de bedoeling jonge lui op te kweeken tot goede vak- menschen. Het is geen geheim, dat het er met de vakbekwaamheid van vele jongeren zeer slecht uitzag. Ook op paardengebied is vakbekwaam heid een eerste vereischte. Kostbaar materiaal is aan de handen van paarden knechts toevertrouwd en onhandigheid of ondeskundigheid kan den eigenaar groote schade berokkenen. Op de Landstand Rij- en Menschool te Hoofddorp heeft men dezer dagen aan staljongens, die aldaar een harde maar leerzame opleiding genieten, examen afgenomen, waarvoor allen zijn g' geslaagd. De eischen, welke geste* werden, waren: kennis van de benamin gen van alle uitwendige deelen van het paard, kennis van de haarkleuren en van alle afteekeningen aan hoofd en beenen, kennis der namen van één- en tweepaards-borst- en gareeltuigen van het zadel en het rijhoofdstel; het uit elkaar nemen en in elkaar zetten van genoemde tuigen en harnachementen en ze kunnen poetsen; het op- en afzadelen, van een rijpaard, het vouwen van een deken, het op. èn aftuigen van tuig- paarden in één- en tweepaardstuig. Ten slotte het verzorgen van een paard op stal (stroobed opmaken, staldeken op leggen, poetsen, bandageeren) en het monsteren en voorbrengen van een paard. Men ziet een heel programma, dat ech ter door de 15-jarigen keurig werd af gelegd Op dezen weg moet o.i. worden voort gegaan. Er is een ontstellend gebrek aan goed onderlegde paardenknechts en hoe vroeger men er mee vertrouwd geraakt, des te meer kans is er wer kelijk „vakman" te worden. Bestonden er vroeger reeds een aantal provinciale melkcontróle-diensten, waarbij de plaatselijke cohtröle- vereenigingen waren aangesloten, sedert Juni 1943 werd door den Secretaris-Ge neraal van het Departement van Land bouw en Visscherij een Centrale Melk contröle Dienst ingesteld. Hierdoor wordt eenheid gebracht in het werk der contröle-vereenigingen Sedert de instelling van dezen Dienst is de organisatie daarvan uitgewerkt eh in de practijk in toepassing gebracht. Dit geeft ons aanleiding over de melk contröle en wat daaraan vastzit, iets te zeggen. Wat beoogen de melkcontröle- vereenigingen Het doel van de melkcontrölevereeni- gingen is, gegevens te verzamelen over de melkproductie dér koeien. Daartoe wordt eenmaal in de twee of drie we ken op ongeregelde tijden de productie van ieder dier afzonderlek gewogen, zoowel morgen- als eventueel middag en avondproductie. Van de melk wordt dan tevens een gemiddeld monster ge nomen, dat op vetgehalte wordt onder zocht. Aan de hand van deze gegevens kunnen nu melklijsten worden samengesteld, waarbij berekend wordt hoeveel kg. melk het dier over de geheele lactatie- periode heeft gegeven, hoeveel de bo- tervetopbrengst gedurende die periode heeft bedragen, terwijl tevens op de melklijsten wordt vermeld, hoeveel dagen de lactatieperiode heeft geduurd. Het zal duidelijk zijn dat aan de hand van deze melklijsten men een prachtig overzicht heeft van de melk- en boter- vet-productie der dieren. Voor de fok- kery zijn deze gegevens dan ook van onschatbare waarde. Aan de hand daar van kan de fokker zijn fokmateriaal selecteeren op melkrijkheid en hoog vet gehalte. Bij den aankoop van stieren houdt men met de productiecyfers der moeder en grootmoeder rekening. Kort om, de stamboekfokkery kan deze melk- contrölegegevens niet missen, en iedere rundveefokker dient er gebruik van te maken, wil hij met de fokkerij tot resul taten komen. Het belang van de melk contröle voor het fokken van een vee stapel met hooge productie, zal wel nie mand willen ontkennen. Heeft de melkcontröle al veel toepassing gevonden Nederland staat bekend om zijn goeden rundveestapel en zoodoende zou men geneigd zijn te denken, dat de melk contröle reeds veel wordt toegepast. In zijn algemeenheid is dat denkbeeld ech ter lang niet juist. In sommige provincies, bovenal in Fries land, doch verder ook in Groningen wordt al heel wat vee gecontroleerd, n.l. rond de 20 pröcènt (Friesland zelfs een kleine 50 procent). Doch in de andere provincies wil het met de controle nog niet zoo hard gelukken. In dat opzicht valt er in ons land nog heel wat te verbeteren. Wanneer men weet, dat gemiddeld over het geheele land in 1940 plm. 25 procent van het melkvee gecontroleerd werd, terwijl in 1939 in Denemarken wel ruim 47 procent van al het melkvee onder controle stond, dan ziet men, dat Dene marken ons in dit opzicht ver vooruit is. In sommige speciale fokgebieden in Denemarken, worden zelfs meer dan 79 procent van de koeien gecontroleerd. Melkgift en vetgehalte liggen daar te lande dan ook op een zeer hoog peil. En nog steeds wordt het werkterrein der cöntrölevereenigingen in Denemarken uitgebreid. Ook ons land mag in dezen niet ach terblijven. Wg zullen ons, bij het inten sieve bedrijf, dat in ons land noodig is, moeten blijven houden bij tiet voort brengen van kwaliteitsproducten. Wat de veehoudery betreft, zullen we dus kwaliteitsvee moeten fokken, waarmede een hooge productie kan worden bereikt en dat in de toekomst voor zijn prima hoedanigheden, afzet naar het buitenland zal moeten kunnen vinden. Wil Neder land zijn vooraanstaande plaats in de veefokkerij in Europa behouden, dan zal de veefokker alle zeilen moeten bijzet ten. In het buitenland zit men ook niet stil. Speciaal in Duitschland is door de doelbewuste landbouwpolitiek een zeer sterke stoot gegeven in de' richting van hoogere productie van den veestapel. Aan de vee-verbetering wordt groote aandacht geschonken. Ook de melk contröle staat daar in het teeker der belangstelling. En al wil dit alles nog niet zeggen, dat men in het buitenland ons spoedig zal hebben ingehaald, wat betreft het peil van onze veefokkerij, toch zegt het wel, dat ook in ons land alle krachten moeten worden ingespan nen, om te komen tot hoogere kwali teit van den veestapel en opvoering der productie. De melkcontröle is hierbij een hulpmiddel, dat niet verwaarloosd mag worden. Voordeel voor den veehouder Niet alleen het algemeen belang is met een uitbreiding der melkcontröle ge diend, ook de veehouder zelf heeft er belang bij. Het geregeld vernemen vaiï de productiecijfers prikkelt hem tot het opvoeren van de melkgift, zoover dat mogelijk is. Aan de hand der melklijs ten zal hij ook een betere selectie kun nen gaan toepassen op 't vee, waarmee hij fokt. Dit alles kom' zijn bedrijf ten goede. Geringe kosten aan de melkcon tröle verbonden, worden ruimschoots vergoed door de voordeelen, die uit de contróle voortspruiten. Ieder die zulks tot nog toe verzuimde, besluite in 1944 de melkcontröle in zijn bedrgf in te voeren. Spijt van dezen stap zal men nooit hebben.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 5