Meden ie aanplanting vi 1
vruchtboomen
Schurft en schurftbestrijding in den fruitteelt
Onze,,Sclioone van
Boskoop"
De (öurant
Het Nieuws
van den Dag
6
i
Bezint eer gij beplant
De fruitteelt is tegenwoordig een
apart vak, dus wil men er een
bestaan in vinden of een flink
nevenbestaan, dan dient men terdege
onderlegd te zijn in dit vak, anders
loopt het beslist op een mislukking uit.
Als we alleen al denken aan het be
spuiten, snoeien, oogsten en enten, wat
een zorg en toewijding is daar alleen al
niet voor noodig, om dit naar behooren
uit te voeren. Laten daarom vooral de
jongeren alles doen wat in hun ver
mogen is om -iun kennis daarin te ver
rijken, door het volgen van lessen, hetzij
op een land- of tuinbouwschool of op
winteravondcursussen. Ook de speciale
fruitteeltcursussen, die gegeven worden
door deskundige tuinbouwvakonderwij-
zers, zijn zeer nuttig, niet alleen voor
jongeren, doch ook voor ouderen, daai
deze laatste cursussen ten deele in een
leslokaal en ten deele in een boomgaard
gegeven worden. Het snoeien, planten
en enten wordt dan in de praktijk be
handeld. Tegenwoordig zijn ook op ver
schillende plaatsen in ons land speciale
fruitteeltscholen opgericht, waar zoowel
theoretisch als practisch onderwezen
wordt en wie zoo'n leergang heeft mede
gemaakt, heeft voor zijn bedrijf heel
wat nuttige kennis opgedaan.
Laten dus vooral de jonge krachten
alles doen om hun kennis te verrijken,
want alleen zoodoende krijgen we de
Nederlandsche fruitteelt vooruit. De
winteravonden zijn bijzonder geschikt
voor het lezen van boeken en vaktijd
schriften.
Het resultaat van studie is ai vrij spoe
dig ann de boomen te bemerken, wijl die
dan de gewenschte behandeling krijgen
en de geldelijke opbrengst ga.it daar
door met sprongen vooruit.
We kunnen tegenwoordig niet meer als
vroeger' te werk gaan daar de fruit
teelt zich volkomen gewijzigd heeft en
de consument heel wat meer eischen
aan het fruit stelt dan voorheen en de
nieuwere inzichten hebben het vak be
langrijk gewijzigd. We moeten tegen
woordig volkomen op de hoogte zijn met
bijv. de verschillende onderstammen,,
kruisbestuiving en ziektenbestrijding.
Bedenkt, dat het oude spreekwoord ook
hier van toepassing is, dat stilstand
achteruitgang h-»*°ekent.
I)e Paradijs-oude.stammen
Laten we nu de Paradijs-onderstammen
eens bekijken. Dit zijn onderstammen,
die door de kweekers ongeslachtelijk
vermenigvuldigd worden, namelijk door
aanaarden of stekken. Doordat ze on
geslachtelijk vermenigvuldigd zijn, is
hun wortelgroei geheel anders dan bij
den zaailing. De zaailing gaat met zijn
wortels meer de diepte in. doch de
paradijstypes blijven meer aan de op
pervlakte met hun wortelen evenals
bijv de bessen, di° ook geen diepe be-
worteling hebben. Hebben we dus grond,
waar de waterstand een weinig aan den
hoogen kptit is en wn,au we daarop
OP Woensdag 15 December 1943 is door
de Afd. Utrecht van de Ned. Porno-
logische Yereeniging een zeer goed
bezochte vergadering gehouden, waarop
de heer Ir. P. H. v. d Pol uit V'ageningen
over bovenstaand onderwern een lezing
heeft, gehouden
Ondanks een intensieve bestrijding, wil het
in sommige jaren niet gelukken de vrucht
boomen schurftvry te honden De schurft-
ziekte van appel en peer. die veroorzaakt
wordt door een parasitaire zwam, over
wintert op twee manieren.
In de eerste plaats op het afgevallen
blad, waarop nog schurftplekken voor
komen, zooais dat in den voorwinter onder
onze vruchtboomen ligt. Het Is n I. zoo,
dat de ontwikkeling van de schurft zwam
gedurende den winter niet stilstaat. In
den voorwinter worden vruchtlichamen
aangelegd, waarna in het voorjaar z.g.
sporen worden gevormd Die sneren wor
den on een gegeven moment uitm»stooten.
waarna verspreiding plaats vindt, mede
door middel van lucht stroomingen Rij deze
sporenuitstooting spelen do weersomstan
digheden een gvoote rol. Dit geschiedt n.l.
vooral na regen.
De snoren kunnen, behalve op het geval
len blad, nog op een andere wijze over
winteren. n.l. op het jonge hout: De-'e
overwinteringsvorm komt. 'echter uitslui
tend hij peren voor.
Het versoreidin^svermogen van deze van
het perenhout afkomstige sporen fconid n)
is veel geringer dan dat van de bladsporen.
De infectie van deze soort beperkt zich
in hoofdzaak tot den boom, waarop de
zwnmkussenties voorkomen. De eonidiën
spel'-n dus een minder belangrijke rol
Sinds 1938 werd op initiatief van Prof.
Dr H M Ouanjer in ons land een aan
vang gemaakt met het nagaan der ont
wikkeling van de schurftzwam. onder de
hier heerschende omstandigheden.
I>U de bepaling van het tijdstip waarop
de eerste bespuiting tegen de schurftziek'e
uitgevoerd moest worden, run nvn tot
dien tijd de ontwikkeling der bloemknomv ri
als basis voor de eerste bespuiting. Rij ver-
toch appels aanplanten, dan is »ll moge
lijk door paradijs-onderstammen te ne
men. Deze onderstammen hebben alle
een verzwakkende werking op den groei
van de variëteit daarop veredeld, ten
opzichte van den zaailingonderstam.
Daarom zijn de meeste er van ook niet
geschikt voor., het vormen van 'n hoog-
stam, doch alleen de typen 16 en 12. Ze
zijn bijzonder geschikt voor struikvorm
en dan vooral dienstdoende als zooge
naamde wijkers, om den aanplant tus-
schen de 'later blijvende boomen heel
spoedig rendabel te maken, daar de
meeste met een paar jaar al beginnen
te dragen.
Door hun oppervlakkige beworteling
zijn ze echter niet geschikt om in wei
land aan te planten, daar ze het in den
zomer dan al heel spoedig met de gras
zoden te kwaad hebben, daar die te veel
vocht ontnemen, dus we behooren hier
bij den grond zwart te houden en des
noods te betelen, alhoewel dit al heel
spoedig veel last veroorzaakt met het
bespuiten. Staan ze 8 k 10 jaar, dan
behoeven we den grond niet meer geheel
zwart te houden, we plaggen den grond
dan in den winter ondiep om en in den
zomer maaien we wat er eventueel tus-
schen de boomen groeit, hetzij onkruid
of gras, een paar maal af en laten dit,
na het uitgespreid te hebben op den
grond verrotten.
Daar deze paradijs-onderstammen opper
vlakkig wortelen, behooren ze niet thuis
op eenigszins hoogen grond, daar ze
dan ook in den zomer spoedig gebrek
aan water krijgen, met als gevolg een
spoedigen bladafval, waarvan de boomen
erg te lijden hebben.
Iloe men te werk kan gaan
Tegenwoordig zien we, en dit vooral
bij landbouwers, de volgende beplanting
uitgevoerd, die heel goed voldoet. Na
dat het weiland gescheurd is en behoor
lijk diep los gemaakt, worden op goe
den grond de blijvende appelboomen op
12 meter afstand van elkaar geplant.
Voor blijvende boomen wordt dan vaak
de hoogstam genomen, dus veredeld op
den zaailing onderstam. Deze boomen
beginnen dan na 15 20 jaar behoor
lijk te dragen, doch om nu al spoedig
na den aanplant opbrengsten te ver
krijgen, plant men tusschen deze blij
vende boomen, struikvormen aan, ver
edeld op paradijs-onderstam, bijv. op
type 1 of 2. Deze struiken beginnen
met een Daar jaar al behoorlijk te dra
gen, dus" we krijgen al spoedig op
brengsten.
Deze struiken plant men tusschen en
in de rij van de blijvers op 6 meter
afstand van elkaar, dus de geheele aan
plant komt dan op 6 meter te staan,
afwisselend een blijver en een wijker.
Willen we nog intensiever aanplanten,
dan planten we nog weer in en tus
schen de rijen, struiken aan, zoodat het
geheel een onderlingen afstand verkrijgt
van 3 meter. Voor deze laatste struiken
nemen we den paradijs-onderstam type 2
of 4, waarvan type 4 over het algemeen
het beste voldoet.
In plaats van de blijvers op hoogstam
gelijkende proeven, waarbij volgens de ont
wikkeling der zwam (vrijkomen van de
ascosporen) en daarnaast volgens de
bloemknopontwikkeling gespoten werd,
maakte men in drie opeenvolgende jaren
deze onderscheiding
In 1938 werd gespoten in het rose knop-
stadium.
In 1939 werd gespoten ln het groene knop-
stadium.
In 1910 werd gespoten in het z.g. muisoor-
stadium.
De ascosporen uitspuiting heeft in Enge
land blijkbaar op vrij vaste tijden plaats,
n.l in de tweede week van April. Voor
Nederland gaat dat niet op.
De bloemknopontwikkeling gaat m ons
land niet parallel mot het vrijkomen van
de ascosporen Prof Quanjer trachtte nu
voor den oorlog deze sporenvluchten te
voorspellen.
Deze YVageningsche methode van schnrft-
bestrijding noemt men ook wel de methode-
Ouanjer.
Uitvoerige gegevens vindt men over deze
methode in een boekje, dat uitgegeven is
door de Ned Plantenziekten kundige Ver-
eeniging te Wageningen, getiteld: ..Onder
zoek naar de beste tijdstippen der voor-
jaarsbesoulting tegen appel- en peren-
schurft door P. II, d. Pol en anderen,
"^rijs 1.20.
In 1911 werden met deze methode de beste
resultaten bereikt, toen de ascosporen uit-
snuiting op een moment kwam, dat zij
niet verwacht, werd
In 1942 en 1943 kwamen de ascosporen later
vrij en de methode-Quanjer en de practijk
methode, dio gebaseerd is op de bloem
knopontwikkeling, ontliepen elkaar niet
veel.
Vraagt men zich nu af in hoeverre" de
methode-Quanjer ook voor de practijk uit
voerbaar is, dan moet helaas geconsta
teerd worden, dat onder de huidige om
standigheden aan deze methode bezwaren
zijn verbonden.
Om sporenvluchten te kunnen voorspellen,
moet men over meteorologische gegevens
aan te planten, kunnen we deze ook
beter als struikvorm nemen, daar deze
later heel wat gemakkelijker zijn te be
handelen, zooals bijv. met spuiten,
snoeien en plukken. Wel nemen we het
liefst voor de blijvers de zaailing onder
stam, daar deze later een grooten om
vang krijgen, dus groote oogsten kunnen
geven en bovendien lange jaren mee
gaan, wel 'n 80 a 90 jaar en zoolang
duurt de paradijs-stam lang niet, die is
veel eerder uitgeleefd.
Ruimte houden voor sproeimachine en
wagen.
Planten we het geheel op 3 meter on
derlingen afstand, dan mogen we het
geheele terrein niet zoo dicht beplanten,
maar moeten op bepaalde afstanden één
rij op type 9 of 4 weg laten, waar de
sproeimachine door moet kunnen rijden,
want anders loopen we vast met de be
spuiting.
Zoo'n intensieve beplanting is spoedig
rendabel, doch vereischt een flinke vak
kennis en een goed inzicht daar door de
dichte beplanting het geheel anders zeer
spoedig geheel vastloopt, wijl de strui
ken dan al gauw op en in elkaar groeien.
Moeten we dan zoo'n verloopen aan
plant weer in orde maken, dan gaan er
jaren overheen. We moeten bij zoo'n
aanplant steeds voor oogen houden, dat
we er alles op zetten om de blijvende
boomen of struiken, zoo spoedig moge
lijk een grooten omvang te doen krijgen,
dus als ze elkaar gaan hinderen, dan
snoeien we alleen de wijkers terug en
krijgen de blijvers steeds meer ruimte.
Het eerst moeten de wijkers op type
7 of 2 veredeld verdwijnen, dit zal na
ongeveer 8 a 10 jaar zijn, daarna vol
gen wijkers veredeld op type 1 of 2
welke na ongeveer 15 a 20 jaar het
veld moeten ruimen. Tenslotte blijven
dus alleen de blijvers, die op 12 meter
onderlingen afstand geplant zijn, over,
welke dan al geregeld flink beginnen
te dragen.
Kunnen we niet alle zorg aan zoo'n
aanplanting besteden, dan kunnen we
beter niet op 3, doch op 6 meter plan
ten, en dit vooral ook als we hoog-
stammen voor blijvers genomen hebben.
Een der meest verbreide appels in
ons land
De Schoone van Boskoop is een van
die appelvarieteiten, waarvoor reeds voor
het tot stand komen van den N. A. K. B.
den keuringsdienst voor vruchtboomen en
laanboomen, een verplichte moederboo-
menkeuring bestond. De reden hiervoor
was het bestaan van een groot aantal
afwijkende vormen, die alle onder den
naam Schoone van Boskoop in den handel
kwamen. Eenige daarvan, zooals de grau
we. de groene, de gele en de roode. zijn
niet anders dan knopvariaties van de
echte Schoone van Boskoop, maar de
Goudreinet, die er dikwijls mee wordt ver
eenzelvigd, is een heel andere appel, veel
kleiner van stuk en vrijwel zonder han
delswaarde.
Volgens de Rassenlijst voor Fruit, anno
1943 is de Schoone van Boskoop een appel,
kunnen beschikken. En dat gaat thans
niet.
Door den Plantenziektenkundigen Dienst
zijn daarom proeven in een andere richting
genomen Het betreft hier een methode,
zooals die reeds in Zwitserland wordt toe
gepast en waarbij een voorraadsbespuiting
voor liet zwellen van de knoppen wordt
gegeven. Er wordt dan met hoogprocentige
oplossing gespoten, b.v. 5 pet. Bordeausohe
pap of 2Vi> pet. van een koperoxycliloride,
waarmede beoogd wordt een vroegtijdige
voorraadsbespuiting te geven, die toerei
kend is voor het geheele seizoen.
Ook in de provincie Utrecht zijn onder
leiding 'van den Heer Dikstaal proeven in
deze richting genomen, die fraaie resultaten
hebben opgeleverd. Hierbij is echter wel
komen vast te staan, dat in ons land met
één bespuiting niet volstaan kan worden,
maar dat hierop de gewone zomerbespui-
tingen moeten volgen.
Nadere proeven zullen deze resultaten moe
ten bevestigen.
Toch kan geconstateerd worden, dat na
5 jaren van onderzoek al heel wat resul
taten zijn bereikt. De onderzoekingen heb
ben uitgewezen, dat ascosporen, zooals dat
in 1941 het geval was, vroeg kunnen wor
den ui'gestooten. Het is daarom van be
lang, dat het onderzoek na het vrijkomen
van deze sporen te Wageningen wordt
voortgezet voor abnormale jaren. De nieuwe
richting, die door den Plantenziektenkun
digen Dienst is ingeslagen met de toepas
sing van een voorraadsbespuiting bij de
bestrijding van de schurftziekte, zal wel
toekomst hebben. Daar op het terrein van
de voorraadsbespuiting alles nog in het
stadium van de proefnemingen verkeert,
zal de practijk nog goed doen op dit. punt
een nog wat afwachtende houding aan te
nemen. Nadat Ir. Van der Pol nog een
overzicht heeft gegeven van de positie
van de bestrijdingsmiddelen, wordt deze
interessante lezing, die door zeer vele be
langstellenden met aandacht gevolgd is,
beëindigd. r
A. H. v. d. KNOC$.
f -EZONDEN MEDEDEELÏNG
Ook moeten we bedenken, dat de goede
keuze van de juiste onderstammen een
eerste vereischte is, daar dit maar al te
vaak later een mislukking kan geven.
Mij is een geval bekend waar men als
wijkers den sterappel op zaailing onder
stam veredeld aangeplant had. De ster
appel begint niet vroeg te dragen, en
deugt daarom al niet best voor wijker,
doch als men hem dan nog op den
zaailing onderstam als wijker aanplant
moeten we hem er uit rooien voor hij
eenigszins productief wordt. Die eige
naar kon dat toen ok niet meer ver
helpen, want als hij die struiken om-
entte. duurde 't weer 'n paar jaar
voordat ze begonnen te dragen en snoei
de hij de boomen omdat ze elkaar begon
nen te hinderen, dan wekte hij door dit
snoeien juist den groei weer meer op,
zoodat ze in het geheel niet tot dragen
kwamen.
De beste manier is dan, ze er uit te
rooien, doch dan krijgt men leelijke
open plekken in zijn aanplant en is
de algeheele oogst niet groot, dus is
het hier .Bezint eer gij beplant".
W. OTTEN.
die wellicht in de 18e eeuw is ontstaan
als verlooping van de Gulden Reinette of
Reinette de Montfoort. De naamverwar
ring van thans zou daar dan nog op
wijzen. Een Fransch boek over fruitteelt,
n.l. ,,1'Amateur des fruits", van Simon
Louis frères, weet echter ook den naam
te noemen van den winner: dit zou M.
K. J. W. Ottolander uit Boskoop zijn.
Hoe dit zij, de Schoone van Boskoop, in
den dagelijkschen omgang bekend als de
Goudreinet, is een van de meest bekende
appels van ons sortiment, waarschijnlijk
dank zij den frisschen, aangenaam zuren
smaak en de behoorlijke houdbaarheid.
Het is een boom, die zoowel op den klei
grond groeit, als op het zand, mits deze
maar goed doorlatend is. Natte, koude
gronden veroorzaken optreden van kanker,
een kwaal, die door goede grondbewer
king en behoorlijke bemesting wel onder
de knie te krijgen is, vooral indien men
de aangetaste plekken behandelt met kan-
kerdood of menie
Een der nadeelen van dezen overigens
zeer goeden appel is de gevoeligheid voor
schurft, waarvan zoowel het blad als de
vrucht lijden. Herhaalde bespuiting met
zwavelhoudende middelen, maakt het mo
gelijk, volkomen gave vruchten te telen,
maar een bezwaar is, dat de boom niet
geheel ongevoelig is voor deze middelen
en daarop reageert met bladbeschadiging.
Daar de variëteit bovendien gevoelig is
voor meeldauw en last heeft van spint,
luis en bloedluis, is het een appel, die
rijkelijk zijn kostèn meebrengt, maar aan
den anderen kant wordt voor goede vruch
ten van deze soort een beste prijs ge
maakt, zoodat de variëteit toch altijd weer
wordt aanbevolen.
Bij den snoei moet er wel op worden
gerekend, dat de Schoone van Boskoop
een sterke groeier is met de neiging om
een holle kroon te maken. Hierbij is ech
ter het type onderlaag van beteekenis. Op
sterk groeienden onderstam maakt de va
riëteit een forschen boom, die eerst op
laten leeftijd draa,gt. De eerste drie jaren
neemt men de takken dan in tot op 65
cm. en bouwt de volgende etages op
soortgelijke wijze op. Om den groei niet
extra aan te drijven, haalt men er tydens
de groeiperiode 'geen vruchthout uit.
Sedert een 20 a 25 jaar neemt men op den
Proeftuin te Goes, proeven met Schoone
van Boskoop op dertien verschillende ty
pen onderlaag. Hierby bleek, dat het type
voor deze variëteit van enorme betee
kenis is De typen vertoonden namelijk
enorm verschil in vorm. groeikracht en
vruchtbaarheid: op zwakken onderstam
(b.v. type IV. V. VIII e.a.) werden de
vruchten het grootst en het mooist van
kleur. Ze waren minder zuur en aroma
tischer, maar tegelijk ook minder houd
baar, terwijl soms in sterke mate kurk-
stip voorkwam, hetgeen wordt toegeschre
ven aan te geringen watertoevoer op deze
onderlagen. "Het zwakste type onderlaag
(type IX) voldoet niet: daarop heeft de
Schoone van Boskoop slechts een kroon-
diamete'r van anderhalven meter bereikt
tegen drie tot vijf meter op andere zwakke
onderlagen en van 8 tot 10 meter op de
sterk groeiende onderstammen.
Bij uitplanting in boomgaarden kan men
gebruik maken van wilde zaailingen; men
mpet de boomen dan echter een afstand
geven van 10 a 12 meter" onderling. In
intensieve fruittuinen neemt, men bij voor
keur onderlagen van zwakker groeiend
type. Men verkrijgt dan in betrekkelijk kor
ten tijd een eersten behoorlijken oogst en
heeft, bij goede verzorging der boomen
in den regel weinig last van beurt jaren.
Blijft de vruchtzetting beneden verwach
ting, dan is doorgaans deze schijnbare
onvruchtbaarheid te wijten aan het ont
breken van goede bestuivers. De Schoone
van Boskoop is n.l. zelfsteriel. Men plant
ze tussehen Groninger Kroon, Notarisap
pel, Present van Engeland en Yellow
Transparant. G. D. B. M.