Indrukken en Gedachten 3e JAARGANG No. 8 t "y^ïiiiriwoL'vïConj'j'c^ goes VRIJDAG 25 FEBRUARI 1944 DE LANDSTAND ZEELAND O f f: i c i e e 1 Qrgaa n van den 'Ne d e r I a.n d s chen Landstand Uil Over het dienstbodenvraagstuk p\ ezer dagen bereikte ons een brief van een boe- renvrouw over het dienstbodenvraagstuk. En zij vroeg of wij wel wisten hoe slecht er dienstboden op de boerderij te krijgen zijn, waardoor menige boerin zonder hulp zit. „We melken zoo'n vijf zes en twintig koeien. Mijn man moet nu alleen doen met een arbeider, dien we ook neg dikwijls afstaan aan een buurman, die ook moeilijk personeel kan krijgen. Zou er nu geen regeling getrof fen kunnen worden dat de meisjes weer bij den boer willen dienen?" Aldus vraagt deze» boerenvrouw als een uit velen. Het 13 ons uiteraard bekend dat er vele streken In den lande zijn waar het dienstbodenvraagstuk schier onoplosbaar is. Onze briefschrijfster wees er nog op dat de meisjes liever bij de ouders thuis blijven en bij burgers werken gaan of op een atelier of iets dergelijks, dan op de boerderij. Ze willen alles doen, maar niet haar handen vuil maken aan het boerenwerk. Melken willen ze heelemaal niet meer leeren en daar moet men toch reeds jong mee beginnen, om het goed te kunnen. Aldus het verder relaas uit dezen brief. Deze boerin heeft hiermee een zeer belangrijk probleem aangesneden. Daarmee houdt de vlucht van het land nauw verband. We hebben er vroeger meer dan eens elders over geschreven. Er zijn' veie meisjes ten plat- telande die zich schamen bij den boer te weiken, die dit minderwaardig vinden en daarom naar de stad vluch ten. Wanneer dit algemeen zoo zou zijn, dan was Neder land ten doode opgeschreven. Dan waren we spoedig evenver als in Frankrijk waar reeds ver voor dezen oor log de dorpen leeg v/aren omdat de plattelandsjongeren liever een baantje op een atelier of als spoorweg beambte in de „ondergrondsche" van Parijs hadden dan te moeten werken op het land voor de voedselvoor ziening van hun volk. Zoover is het in ons land goddank nog niet, maar ge vallen als onze briefschrijfster noemt, geven toch te denken. Nu is er een tijd geweest dat de financieele waardee- nng voor de boerenarbeid bij de overheid uiterst gering was. En de juiste waardeering is nog niet altijd aan wezig. Met de geringe financieele waardeering gaf men tege lijk zijn weinige eerbied voor handenarbeid te kennen. Er. aangezien de belooning van de werknemers In den landbouw evenals die van den boer uit de producten- prijzen moet komen, moest het loon der werknemers wel laag zijn, Er is echter meer. Het is enkele jaren geleden dat ons uit Friesland een geval werd mede gedeeld dat wel zeer typeerend was. Ondanks het feit dat de vader er op stond dat zijn dochter bij den boer zou arbeiden, wilde zij persé in betrekking in Leeu warden. Het motief was dat de vriendinnen die wel in de stad werkzaam waren haar niet meer in haar kling wiiden opnemen, omdat ze den reuk van de boer derij niet verdragen konden Wellicht zijn deze vriendinnen inmiddels huisvrouwen geworden die thans alle moeite doen om wat producten rechtstreeks van den een of anderen boer te bemach tigen. Di» geval staat zeker niet op zichzelf. Is het niet een gevolg van verkeerde opvoeding, van het streven dat er in de laatste jaren heeft geheerscht, nl. dat de maat schappij zoo confortabel moest zijn dat met weinig ar beid en veel vacantie een zeer zorgeloos leven geieid moest kunnen worden? Ver, zeer ver was ons volk vooral door verkeerde pro paganda afgedwaald van de leefregels die de Genestet eens dichtte. U weet wel: „V/erken en denken en lee- len is leven", enz. En nu moet de weg terug betreden worden om eerst weer eerbied voor den arbeid, ook voor den handenarbeid te krijgen. Voor den handen arbeid en derhalve voor den boerenarbeid, voor heel het leven op de boerderij. Wanneer 't aan de leiding van elk volk, dus niet minder van het onze, mislukt den weg naar het land terug te vinden, zal het zeker ondergaan. Wanneer de vlucht van de jonge menschen voor het werk op de boerderij niet mocht zijn te stuiten, heeft de opvoeding der jon geren in volkschen geest in ons land gefaald. Dat er thans een Arbeidsdienst is teneinde de jonge menschen uit aiie rangen en standen eerbied voor den handenarbeid bij te brengen, geeft de mogelijkheid van waardeering voor het werk op de boerderij. Dat is ech ter niet voldoende. Het zal de jeugd in de school reeds bijgebracht moeten worden welke belangrijke functie de boerenstand in het volksgeheel vervult en voora! ook dat boerenarbeid handenarbeid in het algemeen zeker niet minderwaardiger is dan hoofdarbeid. Ook niet al krijgt men daar vuile handen van. Opvoeding in volkschen geest kan ons een mooi eind op den goeden weg brengen. Rationalisatie van l.et boerenbedrijf nog weer een eindje verder. Door betere aibeidsmethoden kan op vele boerderijen (klein en groot) de arbeidslust worden opgevoerd en. ook de gepaste rust na gedanen arbeid worden gevonden. Er worden vooral op de kleinere bedrijven ook in tijden van het jaar dat zulks niet direct noodig is, uit sleur en gewoonte soms te lange arbeidsdagen gemaakt. Bij betere arbeidsmethoden zou in korteren tijd dikwijls meer in ieder geval evenveel gepresteerd kun nen worden. Jonge menschen hebben ook recht op eenigen vrijen tijd, teneinde zich te ontwikkelen en ook voor gepaste ontspanning. Wanneer dat altijd afgeperst moet worden, geeft dit dikwijls moeilijkheden. Het is moeilijk om hier de juiste maat te houden, maar wil men meehelpen om de vlucht van het land tegen te gaan, dan zal men daarvoor zeker meer oog moeten krijgen! Zooals het jaren geleden was, nl. dat van 's morgens vroeg tot 's avonds laat jong en oud „in touw" was en van een vrijen avond geen sprake, kan rustig geschie denis worden, maar mag niet meegenomen worden naar de toekomst. Wie dat gehandhaafd wil zien werkt er aan mee, dat het arbeidsvraagstuk op het platteland steeds nijpender wordt, óók al wordt alles op alles gezet om ons volk te doordringen van hetgeen wij hier boven hebben aangeduid. En de omgang van werkgever tot werknemer zal hier en daar zeker sterk herzien moeten worden. Zeker, er moet gezagsverhouding zijn, maar er moet ook een sfeer geschapen worden van vertrouwen. Na deze algemeene opmerkingen, willen wij ons nog bepalen bij een anderen brief, die tevens min of meer een antwoord is op hetgeen onze briefschrijfster vroeg. In dien anderen brief wordt namelijk een pleidooi gehou den voor het verplicht stellen van den Arbeidsdienst voor meisjes. „Wanneer het volksbelang dit vraagt, kunnen evenals dit bij de mannen-kampen mogelijk is, ook meisjes kampen gebouwd worden in de streken, waar dit zin heelt. Ik bedoel midden In het boerenland en niet in dure villa's ergens in Hilversum of Laren. Dat is een bespotting voor het wezen en doel van den Arbeids dienst." Zoo lezen we in dezen brief. We kennen de kampen van den Arbeidsdienst voor meie- jes niet. We weten dus ook niet of deze in dure villa's zijn ondergebracht. Mocht dit, zij het ook gedeeltelijk, inderdaad zoo zijn, dan zou ons dat erg teleurstellen, want dan Is de Arbeidsdienst voor meisjes inderdaad uit den koers, ook al is déze N. A. D. thans nog vrij willig. Ongetwijfeld wordt hier kader gekweekt en het kader mag o.i. wei de allerstrengste opleiding hebben gehad in eenvoudige, op het platteland staande kampen, ten einde daardoor gestaald en vol arbeidslust leiding te kunnen geven aan de meisjes die eenmaal verplicht worden opgeroepen. Het kader dient zóó opgeleid te zijn dat zij alles goed voor kan doen aan de leden. Als er arbeidskampen voor meisjes op het platteland gevestigd zijn en nog worden en de meisjes uit de stad die daarin gedurende een half jaar moeten ver blijven en ook te werk gesteld worden in de boeren gezinnen in den omstrek, dan groeit ongetwijfeld een betere verhouding tusschen stad en platteland. Dan kun nen deze arbeidsmeisjes uitermate nuttig werk verrich ten, door de boerenvrouw behulpzaam te zijn. Maar dat niet alleen Het arbeidsmeisje heeft ook later, ongeacht uit welken stand zij voortkomt, een beter begrip voor veel uit het eenvoudige boerenleven, waarvoor de stadsche dames van thans hun neus op halen. En zij zal het later ook hear eigen kinderen a.h w. met den paplepel kunnen in geven. Natuurlijk wordt ook bij de invoering van een verplichten arbeidsdienst voor meisjes menige boerenvrouw thans niet direct aan een dienstbode geholpen. Toch hebben wij enkele gedachten ter overdenking weergegeven in verband met de toekomst. Hoe voor de diJecte behoefte een oplossing te vinden? Er zou te overwegen zijn om, gelijk zoo dikwijls met mannelijk personeel geschiedt, meisjes te verplichten tot arbeid op bepaalde plaatsen, dus in boerengezinnen Of daardoor direct een juiste verhouding wordt ge schapen? Wij zijn zoo vrij dat te betwijfelen, omdat hel juist bij huiswerkzaamheden op sfeer aankomt, op we- c'erzijdsch begrip en op toewijding. Wie weet de directe oplossing in dit dienstbodenpro- bieem ten piattelande? TER HAAR. DE KUN STMESTTOEWIJZIN GEN Van verschillende kanten bereikte ons het verzoek, in „De Landstand" nog eens een bespreking te wijden aan de kunstmesttoewijzingen voor het seizoen 19431944. Daar willen wij graag aan voldoen. Speciaal de stikstoftoewijzing staat in het brandpunt der belangstelling. Geen wonder, want deze is voor den groei van het gewas van doorslaande beteekenis. Hoe de toewijzing wordt berekend? Bij het begin van de kunstmestdistrl- butie heeft men zgn. normen opge steld voor de toewijzingen. Hierin is vastgelegd, wa'c gemiddeld voor de verschillende gewassen op de 3 hoofd-grondsoorten zand, klei en zavel, noodig was. Deze normen zijn verschillende malen gepubliceerd en mogen dus algemeen bekend geacht worden. In volkomen normale gevallen wordt de kunstmesttoewij zing berekend op grond van de norm. Maar er kun nen zich afwijkende omstandigheden voordoen, waardoor het wenschelijk geacht wordt, wat meer kunstmest te geven, dan volgens de norm bere ken is. In dat geval wordt wel eens een bijzondere toewijzing verstrekt. De Phosphorzuurtoewijzing. In het algemeen wordt aan den land bouw geen phosphorzuur toegewezen De beschikbare voorraden phosphor zuur zullen in hoofdzaak noodig zijn voor de teelt van groenten en fruit onder glas, terwijl wat de landbouw betreft, alleen de nieuwere ontgin- ningsgronden, nl. de gronden, die na 1 Aug. gereed kwamen, een phosphor zuurtoewijzing zullen krijgen. De voorraden zijn zoo gering, dat een toewijzing voor andere gronden niet gedacht kan worden. Gelukkig be schikken de meeste gronden wel over een phosphorzuurreserve, zoodat nog niet direct opbrengstvermindering behoeft te worden gevreesd. Voor de gronden en teelten, die voor een phosphorzuurtoewijzing in aan merking komen, zal de toewijzing gelijk zijn aan verleden jaar, voorzoo ver deze toen overeenkwamen met ds normen. Speciale phosphorzuurtoe- wijzingen, die men eventueel vorig jaar kreeg, worden niet zonder nadere beoordeeling thans weer vertrekt. De kali-toewijzing Aan kali is voor het nieuwe seizoen 1943-1944 80 procent van de hoeveel heid van het vorige seizoen ter be schikking gesteld, voor zoover die toewijzing van verleden jaar geba seerd was op de normen. Ook hier geldt weer, dat bijzondere kali-toewij zingen voor de berekening van die 80 procent niet mee tellen. Een voorbeeld Op een bedrijf op zandgrond met 10 ha. bouwland kreeg men vorig seizoen 1000 kg. zuivere kali volgens de norm berekening en 400 kg. kali op bijzon dere toewijzing dus totaal 1400 kg. De toewijzing voor het nieuwe seizoen bedraagt nu 80 procent van 1000 kg. is dus 800 kg. Of men ook than3 weer op een bijzondere toewijzing mag rekenen moet weer opnieuw worden onderzocht. De Stikstoftoewijzing Een algemeene stikstoftoewijzing van 50 procent van de in 1942—1943 (vorig seizoen) verstrekte toewijzing is de basis voor de stikstofvoorziening van 1943-1944. De toewijzing van vorig jaar bedroeg 80 procent van de norm. Daarvan wordt nu de helft gegeven zoodat de basistoewijzing 40 procent van de norm bedraagt. Deze hoeveelheid ontvangt men on geacht het teeltplan van dit nieuwe jaar op grond van wat men verleden jaar verbouwde. Dit houdt in dat men door het volgen van een ander teeltplan In de gelegenheid is, wat stikstof vrij te maken voor gewassen, die dat hard noodig hebben. Verbouwde men verleden jaar geen

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 1