IMKEREN
De gedragingen van
een fokhen
Wenken van de week
Toen ik in 1941 op een fokbedrljf,
waarvan ik de foktechnische leiding
heb, de foktoomen moest samenstel
len, werd in een der foktoomen ook
de Wl.. hen no. 719 opgenomen. De-
re hen was op 1 Mei 1940 geboren,
derhalve een voor-oorlogsch dier en
trok toen mijn aandacht, door dat zij
in vitaliteit uitmuntte (dit is voor
mij steeds punt 1 bij het samenstel
len der foktoomen), terwijl zij een
winterleg van 70 eieren op haar naam
had staan. Als echtgenoot kreeg Zi>
een nauwen bloedverwant (waarover
itraks meer), eveneens een in vita
liteit uitmuntend dier van een prima
afstamming. In het broedseizoen-
1941 werden van haar 25 eieren in
gelegd waaruit 20 kuikens werden
Verkregen. Haar leg in het eerste leg
jaar bedroeg 245 eieren, gemiddeld
Ifewicht (van de eerste 10 in Juni ge-
egde eieren) 57 gram, derhalve aan
den lagen kant, doch nog toelaat
baar.
De winterleg van haar dochters
(derhalve in het seizoen 1941/1042)
bedroeg 24 stuks, de eerste leg van
deze dochters 171 eieren, met een
gemiddeld elgewicht van 62 gram
(laagste elgewicht 60 en hoogste
idem 64 gram), derhalve heel wat be
ter dan van hun moeder.
In 1942 werd hen nr. 719 aan haar
zelfden echtgenoot van het vorige
\aar gepaard. Haar tweede legjaar
wees 163 eieren aan, met een gemid
deld gewicht van 62 gram. Van haar
werden 16 eieren in de machine ge
legd. waaruit 12 kuikens werden ge
boren. De eerste leg van haar tweede
generatie dochters bedroeg 167 eie
ren, met een winterleg van 37 eie
ren. Het laagste elgewicht van deze
dochters bedroeg 58 en het hoogste
69 gram, derhalve lager dan dat van
de eerste generatie der dochters, of
schoon de ouders dezelfde waren.
Voor het broedseizoen-1943 werd de
zelfde fokcombinatie gehandhaafd en
werden uit 19 ingelegde eieren 9 kui
kens verkregen, waarbij moet worden
opgemerkt, dat de tweede inleg voor
een groot deel mislukte. De eerste
iaarleg dezer dochters is vanzelfspre-
:end thans nog niet bekend, doch
hun winterleg bedraagt 63 eieren en
dat onder de huidige voederomstan-
digheden! Buiten het hun officieel
toebedeelde rantsoen krijgen de die
ren op bedoeld bedrijf uitsluitend ge
stoomde aardappelen als bijvoeder
De 3e leg van deze hen nr. 719 be
droeg 208 eieren, met een gemiddeld
elgewicht van 61 gram. Zij viel 21
November van het vorige jaar in den
rui, doch begon 7 Januari Jl. weer
met haar vierde legjaar. Deze voor-
oorlogsche veterane is nog zóó vitaal,
dat ik geen moment heb geaarzeld
haar weer een plaatsje in een fok-
toom toe te bedeelen. Helaas is haar
al die jaren trouw gebleven echtge
noot haar in den afgeloopen zomei
komen te ontvallen, maar een ver
vanger van dezen wordt met zorgvul
digheid voor haar uitgekozen.
Nu nog even
over de verwantschap
tusschen dien haan en haar. De bet
overgrootvader van den haan van
vaderszijde, was de overgrootvader
van vaderszijde der hen. De betover
grootmoeder van den haan van va
derszijde was de overgrootmoeder der
hen van vaderzijde. De overgrootva
der van vaderszijde van den haan
was de grootvader der hen van va
derszijde. De overgrootmoeder van
den haan van vaderszijde was de
grootmoeder der hen van vaderszijde
£)e grootmoeder van den haan van
vaderszijde was de grootmoeder der
hen van moederszijde. De grootvader
Jan den haan van moederszijde was
de grootvader der hen van moeders
zijde. Derhalve een scherpe inteelt,
terwijl de vitaliteit van vele hunner
nakomelingen prima is. Dit bereikt
men, wanneer men de reeds vele ja
ren door mij verdedigde stelling aan
neemt, dat men bij het samenstellen
van foktoomén de vitaliteit der dieren
steeds vóórop stelt, of korter gezegd:
Eerst de dieren dan pas de papieren
Niet alleen had ik met dezen inteelt
de bedoeling de kwaliteit der dieren
erfelijk goed te verankeren, doch ook
werd dit gedaan met het oog op het
maken van eerste kruisingen en wel
tusschen W. L. hanen en Rh. Red
hennen. Nog Juist vóór den oorlog
werd op bedoeld bedrijf deze kruising
op groote schaal toegepast, teneinde
in deze een door de practijk verant
woorde uitspraak te kunnen verkrij
gen. De uitkomsten daarvan waren
van dien aard (gemakkelijk groot te
brengen kuiken, vlotten leg en 'n pri
ma slachtdier), dat deze op kleine
schaal werden voortgezet, aangezien
de oorlogsomstandigheden een spaak
in het wiel waren gaan steken, doch
de gunstige resultaten bleven dezelf
de. Na den oorlog stel ik mij dan ook
voor, voor deze kruising een flinke
propaganda te gaan voeren, daar
juist voor den boer-kippenhoudex de
ze kruising een uitmuntende is.
Nu zijn over het algemeen eerste
kruisingen steeds uitstekende ge-
bruiksdieren, waarvan de kwaliteit
echter nog wordt verhoogd naarmate
de dieren, welke men voor die eerste
kruisingen gebruikt, fokzuiverder zijn
Vandaar dan ook, dat de fokzuiver-
heid der W. L. hanen op bedoeld be
drijf zoo veel mogelijk wordt bevor
derd, zonder ook maar met eenige
aantasting hunner vitaliteit.
Holsteyn.
VAN 27 FEBRUARI—6 MAART 1944.
Zondag 27 Febr. HUv. I 8.00 uur: De Zin van
hot boer zijn, door Dirlc v. d. Bospoort.
Maandag 28 Febr. HUv. I 18.00 uur: Bestrij
ding van schurft bij het vee.
Dinsdag 29 Febr. Hiiv. I 18.00 uur: Bezoek
aan een frultkweekerlj ln de omgeving van
Bergen op Zoom.
Woensdag 1 Maart Hilv. I 18.00 uur: Bezoek
aan een boerderij ln Zuid-Oost Drenthe.
Donderdag 2 Maart Hllv. I 13.00 uur: De heer
Herwig zal spreken over de groenten welke
men ln Maart kan zaaien.
Vrijdag 3 Maart HUv. I 13.00 uur: Wenken
voor Boer en Tuinder.
18.48 uur: „De beteekenls van het koud-
bloed- of trekpaard".
Zaterdag 4 Maart HUv. I 13.80 uur: Met
mevr. Koster-Molenaar door het polderland.
W/ANNEER heel vroeg in het jaar
op een zachten dag de bijenvol
ken een reinigingsvlucht houden,
brandt de beginner in het vak van
verlangen, om nu ook reeds binnen
in de bijenwoningen een kijkje te ne
men. Men dient deze lust echter té be
teugelen. Meestal is het dan nog veel
te koud, om het bijenverblijf te ope
nen; laat staan er de raampjes uit te
halen voor onderzoek.
Toch kan men ook zonder dit ingrij
pen, slechts door opmerkzame beschou
wing, al aardig op de hoogte komen
van den toestand van het bijenvolk.
Wanneer de bijen monter naar buiten
komen, wat heen en weer vliegen bo
ven den stand, om ten slotte weer vlug
haar woning binnen te loopen, is de
zaak waarschijnlijk wel In orde.
Veel kan ons ook leeren, hetgeen we
op de bodemplank eener bijenkast of
onder een opgebeurden korf aantref
fen.
Gedurende den wintertijd zit het bijen
volk in bolvorm gegroepeerd om de
moer, voor in de woning, bij de vlieg
opening. Om den voorraad te kunnen
aanspreken, knagen de bijen de was
deksels der honingcellen af en dit zoo
genaamde „mui" bedekt in strepen den
bodem der bijenwoning. Uit deze tee-
kening kunnen we dus duidelijk afle
zen, waar het volk zich bevindt. Strek
ken de strepen zich uit tot achter in
de worïing, dan bewijst dit, dat de
voorraad aardig op zijn eind loopt.
Een aantal doode werkbijen
op de bodemplank behoeft niet te ver
ontrusten. Natuurlijk sterven de oudste
immen in den wintertijd, vallen om
laag en kunnen door de bijen voorloo-
pig niet worden verwijderd.
Larven van de schadelijke wasmot,
welke in het mul rondkruipen, worden
onmiddellijk gedood.
Het aanwezig zijn van honingkriatallen
wijst op dorstnood. Hierin kan men
voorzien door bv. een sponsje met lauw
water op den bijentros te eggen.
Mochten we onverhoopt een doode
moer op de bodemplank vinden, dan
moet het moerlooze volk behandeld,
worden, zoodra het weer het toelaat.
Hte is goed steeds een bodemplank in
reserve te hebben. Men neemt de vuile
weg en zet er de schoone voor in de
Proeven met Erwtcni'assen in Zeeland
gaven verleden Jaar uitkomsten, die
voor de praktijk zeker belangrijk, zijn.
BIJ een proef op lichten kleigrond
werden vergeleken Mansh. gekr. ex
tra korte Groene, Plukerwt, Conser-
va, Unica x Corona, Rondo C. B. en
Unica.
Bij deze proef werd de hoogste op
brengst gegeven door Rondo C. B. nl.
bijna 48 kg. per are. Daarop volgde
Conserva met ruim 44.5 kg. en Pluk-
erwt met bijna 42 kg. Unica gaf ruim
38 kg., terwijl Mansh. Gekr. extra
korte Groene en Unica x Corona
nogal achterbleven met bijna 31 kg
en bijna 32 kg. Hoewel één proefveld
nog geen vaste gegevens kan ver
strekken blijkt hieruit wel, dat de
nieuwe rassen Rondo C. B. en Con
serva beste opbrengsten kunnen ge
ven.
Andere proefvelden mislukten geheel
door de voetzlekte. Doch daarbij
bleek, dat Parel en Rondo C. B. en
ook de Mansh. Schokker tamelijk
goed tegen deze ziekte bestand zijn.
Mansh. G.E.K. en Unica mislukten
totaal,evenals de Plukerwt. In stre
ken waar men voetziekte vreest, zal
men dus goed doen Rondo C. B. en
Parel eens te beproeven.
Erf en wegbeplanting
Er wordt haast geen hout meer inge
voerd en daarom veel gevorderd.
Voor eiken gevelden boom moet ten
minste een in de plaats komen.
Plant op voehthoudende gronden
(broek-, klei- en beekgrond) vooral
populier en wilg; op vochthoudenden
en humusrijken zandgrond inl. eik,
beuk, esch, linde, plataan, tamme
kastanje of een lepsoort, die onvat
baar is voor de iepziekte; op armen
zandgrond Am. eik, acacia, berk, els,
fijnspar of larix.
Koop alleen soortecht plantsoen on
der plombe van den N.A.K. He't plan
ten moet zorgvuldig geschieden in
ruime plantgaten; minstens 80 cm.
diep los, met goeden waterafvoer.
Populieren- en wilgenstek (pooten)
kunnen zoo in den grond worden ge
stoken of geslagen. Voor stormschade
stutten van plm. 1.50 meter hoogte
aanbrengen. Doorspitten van com
post of rotten stalmest op armere
grondep, is nuttig.
Op klei- e.a. vruchtbare gronden
kan nog de notenboom Juglans regia
L, worden geplant. Het hout is uit
stekend, de vrucht'lekker en de boom
mooi.
Plant boomen op eiken verloren hoek,
vooral om en bij de boerderij en op
wegen. Zij geven nut, schoonheid en
beschutting.
De kalftijd staat weer voor de deur,
en daarmee het begin van de zomer-
melkproductie. Vele moeilijkheden
zijn er te overwinnen, om die produc
tie zoo hoog mogelijk op te voeren.
Weinig krachtvoer, vaak in het ge
heel niets, geen kunstmest voor het
grasland, een straffe vee-levering, al
les oorzaken, die de totale melkpro
ductie in slechten zin beïnvloeden.
Daarom is het thans wel raak, dat
iedere veehouder weet, hoe de produc
tie van zijn dieren leder afzonderlijk
is. Het eene dier levert op hetzelfde
voer een veel betere productie dan 't
andere. Wilt U daar betrouwbare ge
gevens over hebben, sluit U dan aan
bij een contrölevereeniging. U krijgt
dan een goed inzicht in de productie-
mogelijkheid van Uw dieren. Bij de
veelevering kimt U er dan voor zor
gen. dat zooveel mogelijk de slechte
produceerende dieren worden opge
ruimd. Het komt het gehalte van Uw
veestapel ten goedé, dat toch zeker
zeer belangrijk is, om het bedrijf ln
stand te houden.
plaats. Men voorkomt Hierdoor, dat de
bijen gedurende de eerste lentedagen
veel tijd en kracht gaan besteden aan
het zelf reinigen der bodemplank, het
naar buiten brengen van gestorven
bijen, enz. Het aanwezige fijne was
ze°ft men uit en smelt het later op.
Want thans dienen we uiterst zuinig
met was om te gaan.
Menigeen legt ook 's avonds onder
kast of korf een stuk asfaltpapier, dat
vlug gereinigd en weer op zijn plaats
gelegd kan worden, na ons met een
oogopslag op de hoogte te hebben ge
bracht van den toestand van het
bijenvolk.
Eerst wanneer het milder weer gewor
den is, moeten we,
een grondig onderzoek instellen
naar den toestand van ieder volk. De
twee voornaamste vragen zijn: hoé
staat het met het voer en hoe staat
het met de moer?
Wat den nog aanwezigen voorraad be
treft; als er in een aantal ramen onder
de toplatten nog 'n flinke strook blank
verzegelde honingcellen te zien is, is
de zaak voorloopig in orde. Anders
geven we terstond borstplaat.
Een normaal volk met goede moer
vertoont nu in menig raampje al een
aardige plek werkbijbroed. Dit moet
goed aaneengesloten liggen. De broed-
cellen worden vlak verzegeld met iets
bruinere deksels dan die op de ho
ningcellen liggen. Deze laatste toch
worden hermetisch afgesloten met een
dekseltje van zuiver was. Bij broedcel-
len mag dit niet, daar anders de le
vende larve of pop zou kunnen stik
ken. Daarom worden in de dekseltjes
van deze cellen stuifmeelkorrels, ha
ren, e.d. verwerkt, zoodat er luchtwis-
seling kan plaats hebben. Dit is de re
den, dat de verzegelde broedcellen een
lichtbruine kleur hebben, in tegenstel
ling met de blank gedekselde honing
cellen.
Treft men heelemaal geen broed aan,
loopt het volk erg uiteen en maakt hét
e«n huilend geluid, in plaats van te
vreden te zoemen, dan is de moer
waarschijnlijk niet meer aanwezig.
Een moerloos volk
voegt men het best zoo spoedig moge
lijk bij een moergoede kolonie, welke
nog wel wat bijen kan gebruiken. Zon
der bijzondere voorzorgen zou dit ech
ter op een vechten en op talrijke doo-
den kunnen uitloopen.
Een zeer eenvoudige manier, om de
belde volken zonder stoornis te ver
eenigen, is de volgende. Op de broed-
kamer van het moergoede volk legt
men een krant, enkeldik, en prikt hier
in met een potlood een gaatje, onge
veer in het midden tusschen twee
raampjes. Op de krant zet men een
heningkamer met het moerlooze volk,
dekt dit van boven af en sluit de kast.
De twee volken maken nu kennis met
elkaar door het gaatje in de krant,
verwijden dit tot een groote opening,
waardoor ze zich vreedzaam vereeni
gen. De papiervezels vindt men spoe
dig voor het vlieggat. Den volgenden
dag kan men de krant wegnemen en
d» zaak is gezond.
Het is ook mogelijk, dat ge „buit-
broed" in de broedraten aantreft, in
plaats van goed aangesloten werkbij-
broed. Hier en daar steekt een groote
cel uit de raat omhoog en is van een
bol deksel voorzien. Er blijkt een dar-
renpop onder te zitten. Ge hebt of een
darrenbroedige koningin, of een of
meer eierleggende werkbijen.
Een darrenbroedige moer
heeft door ouderdom of een gebrek het
vermogen verloren om bevruchte eieren
te leggen. Uit de onbevruchte, welke ze
afzet, komen natuurlijk alleen darren,
mannelijke bijen, voort.
Zoo'n moer is niets meer waard; ?e
wordt verwijderd en het volk weer
met een beter vereenigd.
Is de moer 's winters gestorven, dan
gaan in het voorjaar soms enkele
werkbijen, welker geslachtsorganen wat
meer ontwikkeld zijn dan gewoonlijk,
over tot het leggen van eieren, ver
spreid in de raat. Ook deze natuurlijk
onbevruchte eieren ontwikkelen zich
tot darren. De eierleggende werkbijen
kan men echter niet van de andere
werksters onderscheiden en ze dus niét
uitzoeken, om ze onschadelijk te ma
ken, We schudden daarom alle bijen
van de raampjes af op een plank vóór
den bijenstand, waaruit we deze kast
hebben verwijderd. De bijen vliegen
op en bedelen zich wel in bij andere
volken. De laatste tien of twintig, die
zitten blijven, dooden we. Hierbij zijn
dan ook de eierleggende werkbijen.
Chr. H. J. RAAD.