Indrukken en Gedachten
ZEELAND
1
3e JAARGANG No 10
Rij^stuinboUwecncuJont
goes
VRIJDAG 10 MAART 1944
DE LANDSTAND
Of fj c i e e i O r g u j n
'r'-f a ii d s c h e n L and stand
IV
Nog eens: het dienstbodenvraagstuk y
Ons artikel in het voor- vorig nummer van „De Land
stand" over het dienstboden-vraagstuk heeft tientallen
pennen in beweging gebracht. Uit het geheele land ont
vingen wij brieven. Van boeren en boerinnen, maar ook
van burgervrouwen en van dienstboden. Tenslotte van
menschen uit ieiciendo functioc.
Het is uiteraard niet mogolijk aan de verschillende ver
zoeken om opname van het Ingezondene te voldoen.
Slechts uit enkele der belangrijkste brieven zullen wij
een gedeelte hier laten volgen.
Van de zijde der burgervrouwen en van die der djenst-
boden is er op gewezen dat niet alle boerinnen het er
naar maken dat ze een dienstbode kunnen houden. Daar
zijn we het zeker mee eens, maar ook èlle dienstboden
beschikken niet over voidoende verantwoordelijkheids
besef dat toch noodig is voor elke functie die men te
vervullen krijgt. Het neemt niet weg dat nog dikwijls
laag wordt neergezien op de meid, dat deze niet als
medewerkster maar we! als onderhoorige wordt be
handeld.
De brieven die wij daarover kregen kwamen vooral uit
Noord-Holland en Groningen. Een enkele wees op het
feit dat verschillende boerendochters met betrekking
tot boerenwerk niet veel beter zijn dan de meisjes die
geen dienst op de boerderij willen aanvaarden. „Zijn
er niet veel boerendochters die soms met z'n drieën
thuis zijn, maar op de boerderij geen hand uit willen
steken?" Zoo wordt ons gevraagd.
Wij weten niet of het zóó erg is met de verwording van
ons boerenvolk. Wij hopen dat het er weinigen zijn,
maar wij moeten helaas erkennen dat er boerendochters
zijn die, enkele jaren geleden, er bijna niet voor uit
durfden komen dat ze van den boer zijn en die angst
vallig vermeden hun eigen dialect te gebruiken. Ze
mochten eens voor achterlijk worden aangezien! En er
zijn ook boerengezinnen waar getracht wordt de kleine
kinderen reeds „Hollandsch" te laten praten.
Alsof gelukkig de omgeving met andere jongens en
meisjes bij school, daar niet een stokje voor steekt.
Niemand behoeft zich immers te schamen voor zijn dia
lect of streektaal?
We dwaalden even af omdat dit in feite zeer nauw ver
band houdt met het dienstbodenvraagstuk. Al is het niet
zoo dat juist deze „mevrouwen" meestal zonder dienst
bode zitten, toch ziet men dikwijls dat zij meer dan één
dienstmeisje hebben en zelf nauwelijks iets afweten
van de boerderij.
Jammer is het dat deze boerenvrouwen in haar jonge
jaren zóó aangegrepen zijn geworden door den stad-
schen geest. Het was in den tijd dat wij mooi op weg
waren onzen bceren-isvensstijl prijs te geven voor de
aspiialtcultuur die ons op een presenteerblaadje werd
aangeboaen en waarvan wij nu nog de wrange vruchten
p kei. Yeler. on::r hebben reeds In dat opzicht den
weg terug naar het land gevonden en
vele anderen zijn ijverig aan het zoe
ken, terwijl er tenslotte ook menschen
overblijven die hem hardhandig gewe
zen wordt.
Verschillende briefschrijvers hebben
nog eens geschreven welke oor
zaken naar hunne meening ten grond
slag liggen aan het gebrek aan boe-
rendienstboden.
Slechts een énkele is ingegaan op
onzt vraag: wie een DIRECTE oplossing
weet. Ook zijn enkelen in nadere be
schouwing getreden over de voor- en
nadeelen van een verplichten arbeids
dienst voor meisjes. Vandaag willen
wij dat deel laten rusten en ons vooral
bezig houden met datgene wat ge
schreven werd met betrekking tot de
oplossing van het nijpende tekort aan
hulp in groote boerengezinnen.
Uit de brieven die ons daaromtrent
bereikten blijkt dat er ook op sommige
deelen van ons platteland vooral
In Noord-Brabant hier en daar nog
vrouwelijke werkkrachten zijn te vin
den, maar dat de lust om bij anderen
te werken te veel ontbreekt. Zoo kre
gen wij de volgende voorbeelden:
„Qp een bedrijf van 18 ha woont een gezin met 7
kinderen, waarvan dé jóngste een meisje van 13 jaar
is, Er zijn nog drie meisjes van 21 tot 25 jaar en de
moeder Is nog prima gezond. Dan zijn er nog drie
jongens van 17 tot 20 jaar.
Enkele kilometers verder woont een gezin met 8 kin
deren, waarvan de oudste ruim 11 jaar is en de moe
der binnenkort het negende verwacht. Hier is het een
speciaal melkbedrijf van 17 ha, waarop buiten de
moeder slechts een vrouwelijke kracht van 63 jaar,
deels invalide, overdag behulpzaam is. Tengevolge
van het groote gezin met kleine kinderen kan de boer
geen dienstbode krijgen. Belde gezinnen weten van
elkaar af, beide zijn dezelfde richting toegedaan en
ook de geestelijken zijn op de hoogte. Er wordt ech
ter niet geholpen.
Dan zijn hier verder gevallen, waar de dochters thuis
zijn en boter of groente zwart gaan verkoopen, waar
mee ze zooveel extra verdienen, dat ze slechts een
paar dagen per week iets doen en de rest van de
week „de juffrouw" uithangen. Met dat alles moet de
degelijke boerenvrouw met een groot gezin maar zien
haar werk gedaan te krijgen. Hier is al bijna twee
duizend jaar naastenliefde gepredikt, maar het resul
taat is bij velen nog: egoïsme!" Aldus het bittere slot
van dezen brief.
Is het wonder dat deze briefschrijver adviseert: alle
vrouwelijke arbeidskrachten „inventariseeren en doen
aanwijzen op de plaatsen waar ze noodig zijn of anders
naar Duitschland?"
Zoo kom ik tenslotte tot een brief van een Gelderschen
burgemeester. De inhoud hiervan is zoo belangrijk, dat
ik er een groot deel uit laat volgen:
„De vraag die het sluitstuk vormde van het hoofd
artikel In „De Landstand" voor Gelderland van 25 Febru
ari kan mij en met mij alle burgemeesters van platte
landsgemeenten In verband met de belangrijkheid van
de kwestie die er mee aan den dag treedt niet
onbewogen laten. Immers komen v/lj, aangezien de
beide vraagstukken vrijwel het geheele boeren
bedrijfsleven niet onbelangrijk ongunstig beïnvloeden,
er dagelijks mede in aanraking. Want niet is de voor
ziening van mannelijk, maar die van vrouwelijk per
soneel in het landbouwbedrijf In een zeer acuut
stadium getreden. (Dat is overal lang niet gelijk!
Red.). De trek naar de steden van het mannelijk per
soneel is door een zeer juist getroffen verordening
afgesneden, terwijl die van de vrouwelijke krachten
ongelimiteerd voortgang heeft.
V/as reeds lang voor den oorlog het dienstboden-
vraagstuk voor boer en boerin door den inwendigen
afkeer van het boerenleven en -werk, die in vele
gemoederen van onze rijpere jeugd door de geeste
lijke verwording heerschte, een groote moeilijkheid.
Thans na 4 jaar oorlog die alle productieve krachten
opeischt en de industrie in de steden dag en nacht
doet draaien en door verdere perfectie nog meer dan
voorheen ook vrouwenhanden gevraagd worden, ter
wijl de loonen belangrijk hooger zijn dan in het land
bouwbedrijf kunnen gegeven worden, behoeft het
Boerderijen in Beeld
Boerderij gebouwd met het oog op overstrooming van den IJssel op een hoog
te. Gemeente Voorst. foto Zeijlemaker.
geen,betoog in welke ontstellende situatie dit vraag-
étujt Ij komen te verkeeren. Niet de boer zit verlegen
qgj één knecht, maar altijd weer hooren wij bij een
bezoek op de boerderijen de boerin de vraag stellen:
Burgemeester, heb l'j nog gien goeie meid veur mien?
Hoe erg het is? Ik ken in en ook buiten mijn gemeente
gemengde bedrijven van 40 en 50 ha, waar de boerin
met een en meer kleine kinderen de eenfge
vrouwelijke kracht is. Wanneer de boerin uit Is oi
ziek, dan zie ik den boer op de kinderen passen en
den pot koken. Kan het erger?
De heer Ter Haar vraagt: Wie weet de directe oplos
sing? Het wil mij voorkomen, dat hij door het woordje
„direct" te gebruiken, bedoelt een oplossing waarbij
geen tijd verloren gaat en die geheel af is. (Inderdaad!
Red.).
Men beginne dan vooral in de provinciestadjes en
grootere dorpen eens een kijkje te nemen in de
middenstands- en ambtenarenwijken van hoogeren en
lageren rang. Gij zult U verbazen hoe het daar leeft
van uur-, halve en heele dag- en ook nog dag- en
nachtdienstboden en werkvrouwen. Verbazen en
ergeren. Want het grenst voor dezen tijd aan idiotisme,
dat mevrouw met haar huishouding van anderhalven
man en een paardekop er een dienstbode op na
houdt, die er voor zorgt dat meneer om 9 uur op
kantoor is. het eene of de twee kinderen op tijd naar
school gebracht worden welke dienst zich zoo
ongeveer 3 maal per dag herhaalt omdat
mevrouw 's morgens niet zoo vroeg kan opstaan, het
gezeur van de kinderen niet aan het hoofd kan heb
ben, maar 's avonds wel tijd heeft naar de „bios" te
gaan. De arbeidskrachten die in verband met het
volksbelang op de boerderij behoorden, zitten in de
burgerlijke huishoudingen waar ze heelemaal niet
noodig zijn, want de totale oorlog eischt dat mevrouw
nu eens eindelijk, evenals de arbeidersvrouw en de
boerin, moet gaan begrijpen, dat zij ook niet langer
zich heeft onledig te houden met een hondje of
poesje of haakwerkje, maar de handen uit de mouw
moet steken en op zijn minst haar eigen man en kin
deren en huishouding moet verzorgen. Dat „kijkje"
moet tot gevolg hebben een drastische maatregel van
dienstverplichting voor vrouwen, met voorschriften
waarbij bepaald wordt dat huishoudingen slechts met
toestemming van het Arbeidsbureau een vrouwelijke
kracht mogen aannemen met een grens van een ge
zinssterkte van 7 personen en de daarvoor vrijkomende
krachten worden uitgezonden naar de boerderijen Ik
gevoel het zeer ingrijpende van zoo'n maatregel,
MAAR ZE IS DE DIRECTE OPLOSSING!
Laat men toch in dit verband alsjeblieft bij dergelijke
vraagstukken ophouden met gelamenteer en gejere
mieer over de verwording van ons volk en te geloo-
ven dat met de noodige propaganda voor het gezonde
buitenleven en de geestelijke kracht die men er bij
kan opdoen, men er komt. Dat is heel mooi er bij,
maar lost het vraagstuk niet direct op en daar gaat
het om. DE KOEIEN, VARKENS EN DE MOESTUIN HEBBEN
NIETS AAN PROPAGANDA, ZE MOETEN GEMOLKEN, GE
VOERD EN VERZORGD WORDEN.
DIRECT OPGELOST WORDT HET DIENSTBODEN-VRAAG-
STUK IN HET LANDBOUWBEDRIJF DOOR DE OVERTOLLIGE
KRACHTEN IN DE STEDEN EN DORPEN TE VERPLICHTEN
OP HET LAND Tc GAAN WERKEN".
Aan het vorenstaande hebben wij wei
nig meer toe te voegen. Het Is duide
lijke taal en het geeft ook een directen
weg naar de opiossing. Inmiddels zijn
reeds maatregelen getroffen dat in de
stad het houden van meer dan één
dienstmeisje slechts is toegestaan na
goedkeuring door het Gewestelijk
Arbeidsbureau. Er wordt dus aandacht
geschonken aan misstanden op dit ter
rein. Dat is echter niet voldoende.
Aangezien mannelijke werkkrachten
wel te werk gesteld kunnen worden
op plaatsen waar dit noodig wordt ge
acht, kan in principe tegen te werk
stellen van vrouwelijke arbeidskrach
ten in boerengezinnen geen bezwaar
bestaan. Ook in groote gezinnen in de
stad is hier en daar behoefte.
Daarenboven zou dit voor vele jonge
meisjes een geluk beteekenen. Ze
leeren er door en verdienen daaren
boven op normale wijze, waardoor zij
'oeter in staat zijn later zelf met vrucht
een huishouding te leiden. Mogen deze
regels er toe bijdragen dat door be
voegde instanties aan dit probleem de
aandacht wordt geschonken die het
verdient.
TER HAAR.