<3 en vruchtbaarheid 4 «^Grasland scheuren^> HET scheuren van grasland is nog steeds een zaak van belang voor de voedselvoorziening. De laatste ja ren is er echter reeds heel veel land gescheurd. Daardoor wordt het steeds moeilijker nog lana te vinden, dat geschikt is. Aan den anderen kant echter bestaat er thans nog weer meer dan eenigen tijd geleden een groote behoefte aan bouwland. Den ken wij alleen ihaar aan de inunda tie. Ieder, die grasland heeft, willen wij dan ook op het hart drukken, nog eens na te gaan, of niet een perceel gescheurd kan worden. Wie vóór 15 Maart kennis geeft, dat hij wil scheu ren en dit voornemen vóór 1 April heeft uitgevoerd, ontvangt een scheurpremie van f 30C per ha. even tueel verhoogd met f 200 teeltpremie, wanneer hij er een bepaald gewas, bijv. aardappelen op verbouwt, boven wat hij reeds vorig jaar verbouwde. Werk mee aan het veilig stellen van de voedselpositie Om tegemoet te komen aan de moei lijkheden inzake de stikstofvoorzie ning, zal menigeen de behoefte ge voelen, een stikstofverzamelend ge was te zaaien. De verbouw van peul- Vruchten kan ook niet onbeperkt worden uitgebreid, doordat zooveel andere producten met het oog op de voedselvoorziening een voornamere plaats in het; teeltplan moeten inne men. Om die reden zal men zijn heil moeten zoeken in een stoppelgewas, zooals wikken, of een ondervrucht, zooals bijv. klaver op de klei en het zand en serradella op het zand. Daar bij doet zich echter weer de moei lijkheid voor, dat zaaizaad moeilijk is te krijgen. Toch zal het heel wat boeren nog wel zijn gelukt, een par tijtje zaad machtig te worden en dan kan men in het voorjaar al de klaver en serradella als ondervrucht zaaien Onder haver of vlas bijv. gaat dat heel goed. Juist doordat er maar weinig stikstof beschikbaar is, zal het hoofdgewas wel niet zoo zwaar zijn. Dat is met het oog op het sla gen van de ondervrucht een voordeel. Onder een niet te zwaar gewas komt de ondervrucht beter en gemakke lijker aan den gang. In feite is het toch eigenlijk een on houdbare toestand, dat er van Over heidswege niets wordt gedaan, om de zaadvoorziening van klaver, e.d. in betere banen te leiden. Juist nu is het van groot belang, zoowel voor de vruchtbaarheid van den grond, als voor de voederpositie van het vee en de paarden, dat er in ruime mate klaver en andere vlinderbloemige voedergewassen' kunnen worden ver bouwd. Het is toch al te gek, dat men in den zwarten handel terecht moet, om wat zaad te krijgen. <^Zaaizaad en pootgoed^> Als de nog steeds aanhoudende lichte vorst ophoudt, zal het land spoedig opgedroogd zijn, en m prima toestand om te zaaien. Wij willen er hier nog eens op wijzen, dat het beste zaai en pootgoed maar nauwelijks goed genoeg is. Juist thans, nu de bemes ting van de gewassen niet zoo kan zijn, als wij dat wel zouden wenschen moet men uitgaan van uitstekend zaai- en pootgoed. Dus goedgekeurd zaad en goedgekeurde poters. Denkt niet: „het gaat met dat zaad van eigen oogst van een ongekeurd ge was ook nog wel". Neemt geen risi co. De inundatie van bouwland, en niet van het slechtste is oorzaak dat veel productief akkerland dit jaar geen oogst zal leveren. Het bouwland in andere streken van ons land zal dat goed moeten maken. Als men goed zaaizaad of pootgoed heeft, draag er dan ook zorg voor, dat het zaad ontsmet wordt tegen kiemschimmels en andere schimmel aantastingen, zooals bijv. brand bij tarwe, gerst en haver, strepenziekte bij haver enz. Ook het bietenzaad dient ontsmet te zijn. Veelal kan uw leverancier er wel voor zorgen, dat het zaad ontsmet geleverd wordt en Aan een causerie, door Dr. Grashuis \oor de leden van een hengstenhou- derij gehouden, ontleenen wij hei ligende: W AN NE ER wij in de natuur rond- zien, dan bemerken wijdat elk dier een bepaald voedingsmilieu noodig heeft. Bacteriën bvbehoeven elk hun eigen voedingsbodems, willen zij niet te gronde gaan. Zoutwatervisschen die eertijds in de Zuiderzee rondzwom men konden zich er niet meer hand haven, toen de afsluitdijk werd gelegd en het water dientengevolge langza merhand. verzoette. EPenzoo is het gesteld met onze land bouwhuisdieren: Paarden .met zwaar beenwerk hebben een zeer groote be hoefte aan beenvormende stoffen en worden zij grootgebracht in weiden, icuarvan de bodem arm is aan minera le bestanddeelen, dan vertoonen z\j zelf, of anders huil nakomelingen, verschijn selen van Engelsche ziekte. Meermalen zijn deze dieren behept met gewrichlsgallen, tengevolge van kneu zingen. Bolspal of bloeihakken, steile stand der onderbeenen, overhoeven, verkrommingen van rug en lendenen uitgezakte kaakbeenderen, dit alles dankt zijn ontstaan aan een onvoldoen de harde beenvorming. Engelsche ziekte werd vroeger gerekend tot de erfelijke ziekten, maar het is gebleken, dat dit standpunt onjuist is, immers toen de mengvoeders meer in gebruik raakten verdwenen verschijnselen als bv. de stijfheid bij varkens. Wèl is erfelijk bij de dieren de zeer groote behoefte ook kunt u het zelf doen, of door een loon-ontsmetter laten doen. Ontsmetting van aardappelen tegen rhizoctonia kan nu niet meer gebeu ren. Dit moet in den herfst geschie den. Het is niet onmogelijk, dat het vol gend seizoen er heel wat minder goedgekeurd pootgoed ter beschik king komt dan dit seizoen, door de uitschakeling van belangrijke poot- goedteeltgebieden. In verband daarmede lijkt het ons zeer wenschelijk, dat men voor een deel tracht, in eigen pootgoed te voorzien. Iedereen is daar wel niet -toe in staat. Doch zij, die A-klasse pootgoed of A B-klasse hebben ge kocht, kunnen heehgoed een gedeelte van het perceel aardappelen, dat daarmee beplant is, voor eigen zet- goed opzuiveren. De provinciale diensten van den N A.K. zullen ze ker bereid zijn iemand beschikbaar te stellen voor het geven van een cur sus in selecteeren. Met de weten schap, die men daar kan opdoen en met zoo zorgvuldig mogelijk opzuive ren van het perceel en vroeg rooien, kan men wel pootgoed winnen, dat heel goed te gebruiken is. Voorwaarde voor het welslagen is, dat men belangstelling en ambitie heeft voor het werk. aan beenvormende stoffen, de ziekte als zoodanig echter niet. Dat sommige dieren in een bepaalde omgeving pasten ivist men oudtijds wel, want het was gebruikelijk op .arme gronden dieren met een licht geraamte te fokken. Thans is dit minder noodzakelijk als maar rekening wordt gehouden met de mineralenvoeding. De nakomelingen van een bepaalden Oldenburgerhengst vertoonden nog al eens bloeihakken, maar met behoorlijk mineraalrijke rantsoenen konden deze bezwaren ge makkelijk worden weggewerkt. Uitgangspunt moet zijn een doelmatige bemesting, met nam"e wat betreft de kalk- en phospliorvoorziening. Via de gewassen komen dan deze mi neralen in het vee. Vooral de klavers kunnen hierbij goede diensten bewij zen. In den winter kan men dieren met een zwaar geraamte een paar eetlepels mineralen extra geven. Geil gegroeid gras .geeft een groote urineproductie en deze vergt niet al leen veel van de nieren, maar tevens spoelen met de urine massa's minera len weg. Een te sterke eiwitvoeding is trouwens uit meerdere oogmerken af te raden: in het darmkanaal ontstaat te veel rot ting. In normale omstandigheden wor den deze rottingsstoffen indolscatol e.d.) omgezet door zoogenaamde fer menten. Maar als er te veel rottende stoffen zijn komt die omzetting in het gedrang. Bovendien bevat geil gras weinig magnesium, hetgeen de werkblg van de bovengenoemde fermenten ook al remt. Kalk en Natrium komen al evenmin voldoende in geil gras voor1 Enkele voedermiddelen: Haver wordt als paardenvoer zeer ge waardeerd omdat de eiwitverhouding, die het heeft, voor f paard naast hooi en stroo goed is. De Arabieren vinden gerst beter. Deze gerst is wel wat lichter dan de .hier verbouwde. Mais en gerst veroorzaken nog al eens koliek omdat zij wat te ge concentreerd zijn. Een nadeel van ha ver is, dat het gehalte aan minerale stoffen wat laag is en er weinig vita minen in voorkomen. Alleen vit. E be- teekent wat. Een vrij sterke aanvulling met minerale stoffen en vitaminen is dus noodig. Vroeger werden vitamine-preparaten door het voeder gemengd, thans echter past men een inspuiting tusschen de spieren toe. Het is vrij eenvoudig .en een inspuiting is genoeg voor 4 tot 6 weken. Merries spuit men op den dag der dekking wel in met een vitamine E preparaat (Tarwekiemolie) Knol- en wortelgewassen. Hel gebruik hiervan is meer begrensd dan van haver. Bij licht werk geeft men aan paarden 15, bij zwaar werk tot 30 kg. Hierboven wordt het nuttig effect veel kleiner en geeft men alleen in bepaalde streken soms meer. In Zeeland zelfs wel 60 kg bij zwaar werk. Van suikerbieten de helft hiervan. Rauwe aardappelen, zonder kiemen tot 10 kg, gestoomde tot 15 kg, ingekuilde gestoomde tot 20 kg. In geen geval rot te aardappelen aan paarden. Hooi bv. 4 a 5 kg .aan werkpaarden naast bovengenoemde rantsoenen moet wenschelijk worden geacht. BEVRUCHTING. Elke fout in de voeding wreekt zich het eerst ten opzichte van de vrucht1 .ar beid. Voor nog van ziekteverschijnse len sprake is, loopt het hiermede mis. Te schrale voeding remt, te overdadige voeding is in het algemeen nog schade lijker. Bij manlijke fokdieren ontstaan misvormde zaadcellen tengevolge van sterke vervetting van de geslachtsorga nen. Schralere voeding brengt echter weer herstel. Bij vrouwelijke fokdieren kunnen de eicellen in de eierstokken te gronde gaan .en daarom is het zoo ontzettend gevaarlijk om deze dieren in een te mooi pakje te steken voor tentoonstel ling of veekeuring. Om de geslachtsdrift op te wekken geeft men soms bijzon dere voedermiddelen, zooals erwten, boonen of hennepzaad, maar deze voe dermiddelen garandeeren nog geen goe de bevruchting. In dit opzicht hecht men, vooral in .Limburg een groote waarde aan grint - zemelen, die zaad- vorming van goede kwaliteit heeten te bevorderen. Bij de geboorte bevinden zich in het darmkanaal van de jonge dieren altijd coh-bacteriën. Dit is geen bezwaar voor dieren, die in goede conditie ter wereld komen. Veulens inspuiten bij geboorte of de merrie voor de geboorte moge op zichzelf wel goed zijn, beter is hel er voor te zorgen, dat deze lapmid delen niet noodig zijn. Drachtige paar den en koeien geve men liever per dier pet dag 1 kg kunstmatig gedroogd gros, waarmee men dan tegelijk de be smettelijke witte kalverdiarrhee voor komt. J. Nog eens de kunstmesttoewijzing T EN aanzien van de Kunstmest- 1 toewijzingen ontvingen wij van zeer bevoegde zijde, enkele opmer kingen en mededeelingen. Daar het vraagstuk van de kunstmesttoewij zing van het grootste belang is voor de voedselvoorziening, achten wij he: onzen plicht, nog eens op de zaak terug te komen. De normen. De toewijzing wordt berekend op grond van daartoe vastgestelde nor men. Voor het eerst zijn deze vast gesteld in het bemestingsjaar 1941 1942. dus in het 3e jaaor van de kunstmestdistributie. Deze normen zijn berekend voor verschillende grondsoorten. Niet alleen voor zand, klei en zandgrond, maar ook voor veengronden, veenkoloniale gronden, enz. Voorts is er nog verschil ge maakt in de verschillende typen van één grondsoort. Bij kleigrond is o.a. weer onderscheid gemaakt tusschen de nieuwe zeekleigronden (b.v. de Nieuwste Dollaröpolders) en de oude zeeklei. Daarnaast zijn er andere normen voor de rivierkleigronden. In de veenkoloniale gronden wordt weer onderscheid gemaakt tusschen de oude veenkoloniale gronden en de jongere. Zooals men uit bovenstaande ziet, is het stelsel van de normen zeer uit voerig opgesteld. Met de eigenschap pen van de verschillende grondtypen is zooveel mogelijk rekening gehou den. Dit waarborgt een goede bere kening van de toewijzing. In 19411942 was de toewijzing van de verschillende kunstmeststoffen gelijk aan de berekende normen. In latere jaren is men, gedwongen door de kleinere hoeveelheid beschikbare kunstmest, minder moeten gaan ge ven dan den norm. Voor het thans loopende seizoen bedraagt b.v. de toewijzing van stikstof 40 Vo van den norm. Bijzondere toewijzingen. Er kunnen zich gevallen voordoen, waarin 't wenschelijk geacht Wordt, wat meer kunstmest te geven, dan volgens den norm mogelijk is. Vooral in den eersten tijd van de kunstmest distributie, toen er nog heel wat meer kunstmest te verdeelen was dan thans, kon aan die bijzondere geval len nog wel eens tegemoet gekömen worden. Thans is de kunstmestpositie echter zoodanig, dat slechts in de aller hoogste uitzonderingsgevallen iets extra's gegeven kan worden. Dat moeten dan zeer speciale op zichzelf staande gevallen zijn. Uiteraard is het niet prettig, dat niet meer met de belangen van de praktijk reke ning gehouden kan worden. Hoe gaat de berekening in de practijk? De P.B.H. heeft de beschikking over de normen, op grond Waarvan de toewijzing berekend wordt. Op zijn kantoor wordt voor iedereen boer de toewijzing berekend, aan de hand van de normen van de grondsoort, v/elke op zijn bedrijf voorkomt. In den loop der jaren zijner zooveel fac toren bijgekomen, welke de P.B.H. met de berekening der toewijzing, in aanmerking moet nemen, dat er maar betrekkelijk weöiig bedrijven zijn, die precies een bepaald percen tage van de noilhen krijgen toege wezen. In den loop der jaren is wel gebleken, dat er Wj de berekening door de PJ3.H.'s practisch gesproken geen fouten worden gemaakt. Men mag dus het volle vertrouwen hebben, dat de berekening der toewijzingen goed gebeurt. Dat is van gróót belang,

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 4