Rassenkeuze 1944 C J Nieuwe vlasrassen Zomergerst Aankoopvergunningen voor gebruiksvee trekken onze aandacht Evenals by de zomertarwe blijft het zomer- gerst-rassensortiment sedert een tiental jaren nog steeds beperkt tot enkele hoofd rassen, waarvan de Abed Kenia de eerste plaats inneemt. De totale met dit zeer pro ductieve ras beteelde oppervlakte Is nog weer van 54 pet. in 1942 tot 64 pet. in 1943 toegenomen. Op de westelijke klei is het ras verreweg overheersehend, terwijl in Noord-Groningen en ook op de goede zandgronden de verbouw is toegenomen. De Mansholt's 2-rjjige handhaaft zich met ongeveer 14 .pet. van het zomergerstareaal. Dit ras vindt vooral op de Noordelijke klei en ook op de lichtere gronden nogal waar deering. De verbouw van het ras Saxonia, dat het meest verbreid is in het zuiden van het land, is in verband met stikstofschaarschte van 8 pet. in 1942 tot 11 pet. in- 1943 toe genomen. Het eens zoo belangrijke ras Goudgerst neemt elk jaar in oppervlakte af, de ver bouw is van 18 pet. in 1942 tot 8 pet. in 1943 teruggegaan. Bigo, een 4-rijige voer- gerst, welke alleen op de zwaardere gron den in Groningen eenige beteekenis heeft, neemt slechts 2 pet. der oppervlakte in beslag. In de volgende tabel zijn de gemiddelde relatieve zaadopbrengsten, welke in de jaren 19321943 in hoofdzaak op de inter provinciale proefvelden werden verkregen, weergegeven (Kenia is 100; het aantal waarnemingen is tusschen haakjes ge plaatst). Goudgerst. Dit vroeger algemeen verbouwde ras, dat meer en meer door vorengenoemde rassen is verdrongen, komt op zandgrond vrijwel gèliik met Kenia. Op de wat iichte, minder "goede gronden is de verbouw nog van eenige beteekenis. Het gewas bedekt vroeg den grond en is voldoende bladrijk. Het stroo is kort, en matig stevig'. Zeer vat baar voor iroest, weinig voor stuifbrand. De k rrel is klein, kort en goea gevuld. Niet geschikt voor brouwgerst en weinig voor pelgerst. Bigo. Deze 4-ryige voergerst blijft in opbrengst vrij wat bij Kenia achter, waardoor het ras in het algemeen weinig aanbeveling ver dient. De verbouw beperkt zich vrijwel uit sluitend tot de zwaardere gronden in Groningen^' Het géwas is forssfe, bladrijk en geeft 'n goede grondbedekking; rijpt eenigszins laat. Lang, vrij slap stroo. Weinig vatbaar voor roest, wel voor meeldauw en strepen- ziekte. De korrel is smal en grof van kaf; laag hl gewicht. Ongeschikt voor de brouwerij en pellerij. Mahndorfer Victoria. Dit ras, dat als wintergerst reeds in het 3e rassenbericht werd besproken, blijft hij voorjaarszaai in opbrengst by de zomer- Gemiddelde relatieve z&aSopbrengsten N.klei W.klei Riv.klei dalgrond zand löss 100 (89) 100 (289) 100 (89) 100 (18) 100 (276) 100 (64) 97.7(74) 91.4(189) 92.0(74) 94.1(18) 97.7(229) 98.1(35) 99.6(69) 98.9(229) 87.7(78) 98.1 (13> 103.0(226) 102.7(39) 98.2(31) 95.964) 89.4(35) 98.1(13) 99.973) 80.2( 6) 86.3(19) 88.9( 27) 95.9( 2) 75.9( 2) 77.8( 29) 85.1(11) 79.6( 18) 111.9( 2) 91.05) 85.8 8) 82.5(16) XIII 89.3(16) "S.3< 42) 94.0( 45) 90.0(10) 90.0( 2) 98.0( 7) 104.7( 7) 102.8 62) 98.0( 56) 98.4 4) 94.24) 91.<X 5) 91.0( 2) 91.0( 17) 100.0( 11) 117.0< 2) 105.0( 2) 104.5( 5) 94.8( 8) 95?7( 3) Abed Kenia 1932—1943 Mansh. 2-ryige 1932—1943 Saxonia 1932—1943 Goudgerst 1932—1943 Bigo 1940—1943 Mahnd. Victoria 1942—1943 Lago 1941—1943 Bethges Oelzes 1941—1943 Haïsa 1942—1943 Frejja 1943 Een algemeene beschouwing omtrent de in de tabel vermelde zaadopbrengsten is in de hieronder weergegeven beschryvingen der rassen verwerkt. De gegevens omtrent de brouw- en pelwaarde zijn verstrekt door het Nationaal Comité voor Brouwgerst^» Abed Kenia. Dit sterk verbreide ras staat op vrywel alle grondsoorten in opbrengst boven de reeds jarenlang onderzochte en de nieuwe, in beproeving zijnde rassen. Van de oude rassen heeft alleen de Saxonia op zand en lössgrond een hoogere opbrengst. De zeer productieve, vroegrijpe, korte, ste vige, kleinzadige Kenia is zeer geschikt voor de bierbereiding en geeft ook in de gortpellerijen goede - resultaten. Het ras voldoet beter op zwaardere dan op lich tere gronden en neemt op de Westelijke klei een overheerschende plaats in. De verbouw op de Noordelijke klei en op goeden zandgrond is toegenomen. Het fyne gewas stoelt sterk uit en schiet tijdig door. Moet niet te diep gezaaid worden. Wegens de soms geringe lengte van het stroo Iaat de grondbedekking, vooral op minder vruchtbare gronden, wel eens te wensphen over. Door de korte stroo gaat hét soms lastig in den band. Zeer vatbaar voor stuifbrand; vooral in het geïmporteerde origineele zaad komt nog steeds* zeer veel stuifbrand voor. Eveneens nogal vatbaar voor roest. Het zaad Is wat klein, kort, gewoonlijk goed gevuldf jjn van kaf, iets donkergeel van kleur. Iets gevoelig voor schot. Mansholt's 2-r\jige. Blijft op kleigrond, uitgezonderd de löss, vrij wat by Kenia ten achter. Op zand grond -tferd een goede opbrengst verkre gen r het verschil met Kenia is hier niet groot. Juist op de lichtere gronden en verder vooral op de noordelyke klei wordt M. 2-ryige nog al gewaardeerd, mede in verband met grootere bladrykheid, betere grondbedekking en geringere vatbaarheid voor ziekten. Vanwege den grooten korrel en matige uitstoeling moet dik worden gezaaid. Verdraagt laat zaaien Slecht. Tamelijk lang," matig stevig stroo; rijpt -iets na Kenia. Weinig vatbaar voor stuif brand, roest en meeldauw. Zeer groote korrel, vaak wat blauwachtig van kleur. Weinig tweede soort. Gevoelig voor dorschbeschadiging. Geschikt voor pel gerst, voor brouwgerst minder geschikt dan Kenia. Saxonia. Deze zeer vroegrijpende zomergerst doet het uitstekend op zand- (vooral de Z.W. zandgronden) en lössgrond. De opbrengst is daar boven die van Ke nia, op de N. en W. klei slechts weinig, of niet beneden. Mede door goede grond bedekking neemt de verbouw vooral op zandgrond en op minder goeden kleigrond toe. "Vlug ontwikkelend, vroeg doorschietend gewas. Het vrij lange stroo is voor vrucht bare gronden te slap. In verband met stikstofschaarschte verdient het ras de aandacht. Minder vatbaar voor roest dan Kenia, veel minder voor stuifbrand. Vrij groote, iets smalle korrel van goede kwaliteit. Weinig gevoelig voor schot, wel voor dorschbe- schadiging. Na Kenia komt Saxonia het meest voor de brouwerij in aanmerking, hoewel minder goede partijen hier meer moeilijkheden opleveren. Eveneens ge schikt voor pelgerst.. gerstrassen ten achter. Het verdraagt van de overige wintergerstgewassen voorjaars zaai het beste. Voor brouwgerst is het ras niet geschikt. De vier volgende, in beproeving zynde rassen, komen niet in de rassenlyst voor. Lago (Centraal Bureau) Alleen op zandgrond komt de zaadop brengst iets boven, op de N. en W. kiel echter belangryk beneden die van Kenia. Door de sterke roestaantasting werden vooral in 1943 op de klei lage opbrengsten verkregen. Het gewas ontwikkelt vroeg en heeft een vrij goede grondbedekking. Het stroo is wat langer en slapper dan de Kenia. Voor verbouw op goeden kleigrond niet voldoende stevig. Rijpt vroeger dan Kenia. Zeer vatbaar voor roest, weinig voor stuifbrand. Vrij groote, lange, vry smalle korrel met grové bast en iets grauw van kleur. Niet geschikt voor brouwgerst, waarschijniyk een goede pelgerst. Bethges Oelzes XIII (Bet.hge Oelze, Schackensleben, Duitschland). Hoewel op zandgrond een vry goede op brengst werd verkregen, kan het ras ove rigens niet met Kenia meekomen. Een groot bezwaar is verder het slappe stroo, waardoor weinig geschikt voor verbouw op kleigrond. Het gewas ontwikkelt vroeg, is iets grover en rijpt vroeger dan Kenia De vatbaarheid voor roest lijkt nog wat grooter. Vry kleine, lichtgele, lange, smalle, weinig gevulde korrel. Als brouwgerst minder geschikt. De totale indruk .is matig, zoodat het ras in 1944 niet verder op de proefvelden wordt onderzocht.. Haïsa (F. Heine, Hadmersleben, Duitsch land). Deze vroegrijpende zomergerst, die uit munt door zijn uitstekende brouwkwali- teit, blijft helaas in opbrengst op de N. en W. klei nog al wat beneden Kenia. In 1942 was er op dff W.-klei echter weinig verschil. Het gewas ontwikkelt vroeg, is iets ro buuster en rijpt ongeveer gelyk met Kenia. Het stroo is iets langer. doch nogal wat slapper. Zeer vatbaar voor stuifbrand, eveneens voor roest. De korref vertoont veel overeenkomst met dien van Kenia (klein, kort, dik, goed gevuld, goede indruk). Wordt in 1944 opnieuw be proefd. Freija (Svalöf 33/24). Deze in 1943 voor het eerst beproefde zomergerst heeft op de W.-klei een even hooge zaadopbrengst als Kenia gegeven. Voor de andere gebieden is het aantal waarnemingen gering. Het gewas lijkt veel op Kenia, doch is in zijn geheel iets fijner, terwijl het stroo nog iets korter is. Onder minder gunstige omstandigheden blijft het stroo te kort, hetgeen moeilykheden kan opleveren Dij het oogsten. Komt hierdoor hoofdzakeiyk Van zeer veel zijden ontving de afd. Veehouderij en fokkerij vragen van vee houders inzake de verstrekking van aan- koopvergunningen voor gebruiksvee. Vooral jonge boeren en veehouders uit de laagveenstreken uitten er hun ver bazing over dat er gebruiksvee was aan- fevoerd op verschillende markten, waar oor zeker op verschillende bedrijven in een dringende behoefte voorzien had kunnen worden en dat toch bij gebrek aan aankoopvergunningen dit gebruiks vee onverkocht bleef Wij, weten dat het Bedrijfschap voor vee en vleesch van dit nog onvoldoende af gestemd zijn van aanbod en vraag vol ledig op de hoogte is gestold en wij ver wachten daarom zeer spoedig maatrege len om in een betere regeling te voor zien. Daar pos-beginnende veehouders en vee houders die buiten hun schuld met hun veestapel aanzienlijk beneder een peil zyn gezakt dat met de voedermogelijk heden op het bedrijf in overeenstemming zou zijn, toch in de eerste plaats voor aankoopvergunningen in aanmerking dienen te komen, raden wij dezen aan, zich tot hun P.B.H. te wenden met het verzoek aan hen een of meer aankoop vergunningen voor gebruiksvee te willen verstrekken. Het is niet onwaarschgnlijk dat de P.B. H.'s hiertoe inmiddels via den P.V.C. instructies hebben ontvangen. Deze raad moge er dan toe dienen om zoo spoedig mogelijk tot het gewenschte effect te •leiden opdat het dan niet meer zal voor komen dat er gebruiksvee op de markt blijft staan terwijl er in de omgeving toch een zeer groote behoefte aan zou zijn! in aanmerking voor beproeving op gron den, die een weldoende stroo-ontwikkeling geven en wanneer voldoende stikstof kan worden aangewend. Rijpt iets vroeger dan Kenia. Zeer vat baar voor roest; stuifbrand komt soma wat voor. Vrij kleine, wat lange, smalle, matig gevulde korrel, waarvan de grootte vrij sterk varieert. Het ras wordt in 1944 verder beproefdgoede gegevens omtrent de brouwkwaliteit zijn nog niet beschik- In de rubriek „Wat doet de Directie van den Landbouw", welke ge regeld via Hilversum I wordt uitgezonden, werd onlangs een radio lezing gehouden over: „Nieuwe vlasrassen trekken onze aandacht" Wy achten deze belangryk genoeg om hier af te drukken. Evenals voor ieder landbouwgewas is het rassenprobleem bij vlas ook voort durend aan de orde big' het landbouw kundige onderzoek en brf de voorlich ting aan de practrjk. Immers, elk ras heeft maar een zeker aantal jaren, waarin het op groote of kleine schaal wordt uitgezaaid. Sommige rassen heb ben een lang leven en weten zich tien jaren en langer te handhaven. Andere rassen zgn een of enkele jaren aan de orde en verdwijnen weer even snel. Soms burgert een ras eerst langzaam in, an dere rassen maken snel carrière en ver overen stormenderhand de practrjk. Er zijn rassen, die alleen maar plaatselijke beteekenis hebben, terwijl andere 'het geheele land bestrijken en soms zelfs ver daarbuiten toepassing vinden. Laatstbedoelde rassen zgn natuurlijk zeer waardevol, omdat een aanzienlijke export van goedgekeurd zaaizaad het gevolg er van is, wat voor de betalings balans van ons land gunstig is. De geschiedenis der rassen is vastgelegd in de telkenjare nieuw verschijnende Beschrijvende Rassenlijst van Land bouwgewassen. Dit is een schepping van den te vroeg ontslapen, eminenten Prof. Ir. C. Broekema, die nu bgna 20 jaar geleden hiermede" begon. Thans wordt de Rassenlijst verzorgd door een Rijks commissie, die met de samenstelling er van is belast terwijl de technische ver zorging van het Instituut voor Planten veredeling is overgegaan op het nog jonge Instituut voor Rassenonderzoek, onder leiding van den heer Ir. J. K. Groenewolt. Tal van deskundigen ver- leenen daarbij him medewerking voor speciale gewassen. Als men bijv. de laatste 10 rassenlijsten eens zou naslaan, dan zou het alras duidelijk zijn welk een verschuivingen zich sindsdien voltrokken hebben. Be paalde rassen, bgv. de vroeger bekende Texala, een goed blauwbloelvlas. zijn verdwenen, terwijl andere namen thans voorkomen, die toen nog niet in de practrjk bekend waren. Een enkele is echter een lang leven beschoren, bijv. de witbloeiende Concurrent, cfie in 1920 in de practijk kwam zich snel wist uit te breiden en thans een geheel over heerschende positie inneemt. Zelfs wordt veel Concurrentzaad geëxporteerd naar België, Frankrijk en Duitschland en naar verder afliggende landen Dit is merkwaardig, omdat daardoor een flink stuk van het vlasareaal hier te lande en daarbuiten witbloeiend werd, terwijl de klassieke bloemkleur van vlas blauw is. De witte Concurrent is een veel op brengend en oogstzeker ras, dat den boer groote voordeelen biedt. Maar ook de vezelopbrengst is goed en de vezel kwaliteit redelijk. Gezien de groote vraag naar vezelrgke en sterke vlassen, is Concurrent ook bg zeer vele vlasfabri kanten geliefd. Weliswaar is de vezel' niet fgn en zijn de spinkwaliteiten niet voortreffelijk, maar dat is alleen voor de allerbeste kwaliteitsvlassers van be lang en deze categorie is niet zoo groot. We kunnen dan ook concludeeren dat Concurrent een belangrijke aanwinst is en dat wij vee] te danken hebben aan dit product van Nederlandschen kwee- kersarbeid. Maar de blauwbloeiende ras sen zgn de echte fijne vlassen. Zij blijven een plaats innemen in onzen vlasbouw. Een ras als Blenda is ook al jarenlang van gewicht gebleven, vooral in bepaalde streken, waar de boeren gewoon zijn de duurste vlaskwaliteiten te telen. Tot de kwaliteitsvlassen behooren ook de Ier- sche vlassen bijv. het Kroonvlas een zeer vroegrijpend blauwbloei vlas. Toch hebben al deze rassen ook weer hun bezwaren en zoo blijft het kweekers talent speuren naar nieuwe rassen, die de bestaande overtreffen. Zoo i3 de overigens zoo geroemde Concurrent nog al vatbaar voor roe^ wat vooral in 1943 zeer erg was. tei^tjl ook de brand- resistentie niet bijzonder is, lang niet als bijv. van het blauwbloeiende Her cules. Thans zijn eenige nieuwe rassen van den bekenden Groninger vlaskweeker P. J. Hijlkema te Mensmgeweer naar voren gekomen, n.l. de Percello, de For mosa^ de Hollandia en de Fortex en voorts van Prof. Dr. Dorst de Rem brandt. De Formosa bloeit wit, de andere rassen, zgn blauwbloeiende, ook de Rem brandt, al is de bloemkleur hiervan lichtblauw. Hiervan kómen de Percello en de Rembran-dt in de Rassenlijst 1944 reeds voor, terwijl de andere rassen voorloopig alleen nog op de proefvelden worden onderzocht, dus nog niet in de practijk zullen verschijnen. Het is merkwaardig, dat thans*""plotse- ling door de twee bekendste Nederland- sche vlaskweekers eenige nieuwe ras sen worden aangeboden, terwijl in de laatste jaren het rassenvraagstuk bij vlas min of meer doodsch was gewor den, omdat er geen nieuwe aapwinsten van beteekenis waren. De genoemde nieuwe rassen hebben alle redelijke ver wachtingen gewekt. Willen ze een i.ons maken, dan zullen hun opbrengsten aan stroo $n vezel in de buurt van Concur rent moeten liggen of deze zoo mogelijk overtreffen. De bijzondere zaadrijkdom van Concurrent zal wel heel moeilijk te evenaren zgn. Maar als ze in bestand heid tegen roest, brand en legeeren maar aan zeer hooge eischen voldoen en mooie vlastypen zijn, dan kunnen ze toch toekomst hebben. Nu is juist de voorloopige indruk van deze rassen ten aanzien van de laatstgenoemde eigen schappen gunstig. Rercello, Hollandia en Fortex. de drie nieuwe blauwe rassen van Hijlkema zijn nl. zeer sterk bestand gebleken tegen de zoo gevreesde' plaag: de vlasroest, die in 1943 Concurrent ernstig heeft geschaad. Q pe Fortex is een Concurrent-type, dus stevig en forseh De Percello en de Hol landia zgn meer het fijne vezeltype der oude blauwbloeiende kwaliteitsvlassen. Zooals gezegd zijn hun •eigenschappen voldoende veelbelovend, dat in de ko mende jaren met spanning' mag worden uitgezien naar hetgeen zg in de practijk blijken waard te zijn en hoe boeren en vlassers er op zullen reageeren. Opge merkt zij, dat Percello ontstaan is uit een kruising van Concurrent X Texala, welke in 1931 is verricht. Tenslotte nog iets over de lichtblauw- bloeiende Rembrandt, een selectie uit Concurrent. Dit ras is geheel het Con current-type zoodat het wel de „blauwe" Concurrent wordt genoemd. De Rem brandt heeft vele van de goede eigen schappen van Concurrent, terwijl de blauwe bloemkleur meer gewild is, zoo dat alleen reeds deze eigenschap van beteekenis is, althans uit handels- en psychologische overwegingen. Het rassenprobleem van vlas is door deze nieuwe aanwinsten weer in een meer acuut en interessanter stadium gekomen, want na eenige jaren van stilstand trekken thans nieuwe vlasras sen onze aandacht.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3