PROEFVELDVERSLAGEN Soortenkeuze en onderstammen
bij appels
Toepassing van drainage
Boeren let op!
Kris kras door de
wereld
Heeft strenge koude
invloed op het gewicht
van een konijn?
uit
Vlasproefvelden
Op het Landbouwproefbedrijf te Wilhel-
minadorp (Z.) werden vlasproefvelden aan
gelegd:
Kassen: Concurrent (wit), Hylkema 311
858 (blauw), Hylkema 312—851 (wit), Liral
Crown (blauw). Liral Prince (blauw), Hyl
kema 312—38 (blauw), Dorst O 100 (wit)
en Hylkema 311379 (blauw).
Grondsoort: Lichte klei.
Voorvrucht: Suikerbieten.
Bemesting: 250 kg kas.
Gezaaid: Door de late aankomst van het
zaaizaad kon pas 29 Maart gezaaid worden.
Dit geschiedde met de kleine machine op
een rijenal'stand van 10 cm, tegen 200 kg
per ha.
Opkomst: 't Eerst Hylk. 311858 en Dorst
O 100, 't laatst Liral Prince. Omstreeks
1r April stonden alle rassen goed bov^n.
G ,twikkeling: De groei was van 't begin
af zeer goed, uitgezonderd bij Liral Prince.
Dit ras ontwikkelde traag. Op 18 Mei wer
den de volgende cijfers stand toege-
kend: Liral Prince 7; Hylk. 312851 8;
Liral Crown 10 en de overige rassen 9.
Tijdens den verderen groei werd last on
dervonden van de droogte, waardoor de
gewassen niet voldoende opschoten; vooral
Liral Crown, dat aanvankelijk een besten
stand had, bleef zeer kort. Niettemin werd
het nog een vrij zwaar gewas, dat zelfs
^enigszins legerde. De overige rassen ont
liepen elkaar niet veel in ontwikkeling,
doch Hylk. 312851 leek wel het best, ter
wijl Liral Prince het minst was.
Beschadigingen: De randen der veldjes
verden in geringe mate door Thrips aan
getast; hiertegen werd driemaal gespoten
met derris.
ltijpen: 5 Juli Liral Prince en Liral Crown;
12 Juli Hylk. 312—38; 14 Juli Hylk. 311—
358; 16 Juli Hylk. 312851 en de overige
rassen op 15 Juli.
Opg. rokken: De eerste twee rassen op 5
5 iuii en de rest op 15 Juli.
In stroo-opbrengst kwamen de nieuwe ras
sen van Hylkema n.l. 312851 en 311879
venaan te staan; de overige rassen, met
uitzondering van Liral Prince, ontliepen
elkaar niet veel. Concurrent gaf de hoogste
zaadopbrengst.
Kassen: Concurrent (wit), Liral Prince
fblauw), Hylkema 312—38 (blauw), Hylke-
Dorst O 100 (wit). Dorst A. B. (blauw) en
Lira! Crown (blauw).
Grondsoort: Vrij zware klei.
Voorvrucht: Suikerbieten.
Bemesting: 250 kg kas per ha.
Aantal par: 3, elk van 1.08 are.
Gezaaid: 5 Maart met de kleine machine
op 10 cm ryenafstand tegen 200 kg per ha.
Opkomst: 27 Maart Concurrent en O 100; 29
MaartLiral Crown en Liral Princede
overige rassen 28 Maart. Door de droogte
liet de opkomst wat te wenschen over,
zoodat de stand iets voller hadkunnen
zijn.
Ontwikkeling: Het jonge gewas heeft zeer
veel geleden van den geweldigen storm
op 5, 6 en 7 April, waardoor da, stand nog
dunner werd. Na ongeveer een week be
gonnen de gewassen zich eemgszins te her
stellen. Dit duurde het langst by Liral
Prince, welk ras het meest geleden had.
Half Mei werden de volgende cijfers voor
stand gegeven
Concurrent en DorstO 100 8; Hylkema 312
38, Dorst A.B. en Liral Crown 7; Hylk.
311879 6Liral Prince 5. Concurrent en
Dorst O 100 stonden toen voller dan de
andere rassen, terwijl Liral Crown, dat
zich het snelst ontwikkelde, de grootste
lengte had. Liral Prince was toen zeer
achterlijk. Ook Hylk. 311879 met zijn
glanzende, groene kleur groeide wat traag.
Bloei: 't Eerst Liral Crown op 28 Mei; 't
laatst Concur:ent en Dorst O 100 op 2 Juni.
Plantenziekten, enz. Op 6 Mei kwamen
reeds vry veel thrips voor. Hiertegen werd
driemaal gespoten met derris. Hoewel het
resultaat zeer goed was, kon met voor
komen worden dat er nog eenige schade
werd aangericht.
Liral Prince en Liral Crown hadden er
wel het ineest en Concurrent en Dorst O 100
wel het minst van te lijden. Roest kwam
heel weinig voor.
Tegen het rypen stonden Concurrent, Dorst
O 100 en Dorst A.B. het zwaarst; ook de
rassen van Hylkema hadden een goeden
stand. Liral Crown bleef korter dan de
andere en rijpte 't eerste af. Liral Prince
Op onderstaande data, die van
belang: zyn, dient U goed te letten:
21 Maart: Paardentaxatie t«
Hulst. Verplichte voor-
jaarsstferenkeuring te:
Ossenisse om 9.45 uur.
Hengstdijk om 10.45
uur. Rapenburg om
11.45 uur. Zaamslag
om 1.30 uur. Toek om
3 uur. Terneuzen om
4.30 uur. Kloosterzan-
de om 5.30 uur
22 art: paardentaxatie te Axel
Verplichte voorjaars-
stierenkeuring te:
JLamswaarde om 9 u.
Graauw om 10 uur.
Nieuw - Namen om
10.45 uur. Clinge om
11.30 uur. Hulst om
2 uur. St. «Jansteen
om 2.45 uur. Koe
wacht om 4 uur.
23 Maart: Verplichte voorjaars-
stierenkeuring te:
Axel om 9 uur. Zuid-
dorpe om 9-45 uur.
Overslag om 11 uur.
Westdorpe om 1 uur.
Sas van Gent om 2.15
uur. Philippine om
3.45 uur.
bleef tot het eind toe een schraal gewas
en was vrijwel gelijk met Liral (frown rijp.
Lengte van het stroo: Liral Crown 65 cm;
Liral Prince, Hylijk, 31238 en Dorst O 100
70 cm; Dorst A.B. 73 cm en Concurrent
en Hylk. 311879 75 cm.
Rijp en opgetrokken: 5 Juli Liral Prince
en Liral Crown; 8 Juli Hylk. 31238; 12
Juli: Dorst O 100 en 15 Juli de overige
rassen. JbV
Dorst O 100 kwam zegvel in opbrengst aan
gerepeld vlas, als aan zaad, aan de spits
te staan. Liral Prince en Liral Crown kwa
men in stroo-opbrengst heel wat tegen de
andere rassen te kort.
De Belgische kaasproductie. Voorloo-
pig beperkt men zich tot de fabricage
van Goudsche kaas, welke in 30 groote
zuivelfabrieken wordt gemaakt. Een van
de grootste fabrieken, welke dagelijks
1500 tot 3000 kg. boter fabriceert, is na
den aankoop van moderne tanks in staat
dagelijks 35.000 liter magere melk te
verwerken. Voor het opslaan der kaas
zijn groote dubbelwandige opslagplaatsen
beschikbaar, waarin de temperatuur ge
regeld kan worden. Uit het melkresidu
worden hoogwaardige bijproducten ge
wonnen voor de bakkerijen, worstfabrie-
ken en fabrikanten van consumptie-ijs.
Belgisch kepersulfaat voor Roemenië.
Ter bestrijding van schadelijke insecten
in den wijnbouw zal in den loop van
^art 1000 ton kopersulfaat uit België
in Roemenië worden geïmporteerd.
n
Bij de keuze van de onderstammen
heeft men er rekening mede te hou
den, dat er groote verschillen bestaan
t.o.v. de afstanden waarop de boomen
die op een bepaalde onderlaag veredeld
zijn, geplant moeten worden. Van de
gedragingen van de verschillende onder
stammen, in verband met de daarop
voorkomende variëteiten weten wij ook
nog veel te weinig af. De fruitkweeker
kan gebruik maken van een bepaalden
onderstam om een vluggere opbrengst
te krijgen. Om tot die vervroegde op
brengst te geraken, zal hij een dichte
beplanting van blijvers en wijkers moe
ten hebben.
Dit kan alleen op een juiste wijze uit
gevoerd worden, als gebruik gemaakt
wordt van zwakker groeiende onder
stammen.
Bij dit blijver en wijkersysteem kunnen
de blijverboomen dan volgens spreker
op de rij op 8 m. afstand en tusschen
de rijen op 10 m. afstand geplant wor
den.
De wykerboomen komen dan op 4 x 5
m. In den loop van de jaren past men
dan geleidelijk een eerste dunning, een
tweede en een derde dunning toe.
De eerste wijkers zijn de boomen, die
geplant zijn tusschen de 8 m. boomen
in de blyverrijen.
Tusschen de beide blijverrijen staat een
heele ry wijkers. In deze wijkers komen
boomen voor, die zoowel bij de tweede
als bij de derde dunning dienen te ver
dwijnen.
Onderstaande teekening zal de bedoe
ling beter vermogen te verduidelijken.
8 m.
-^X -
blijver 1ste blijver
wijk er
5 m
O -
2de
wy'ker
O -
3de
wijker
- O -
2de
wijker
blijver
lste
wijker
blijver
DE ouderwetscbe systemen van drai
nage zijn vrijwel geheel verdron
gen door de cirkelronde gebakken
aarden buizen, drainbuizen genaamd.
Ze bestaan in afmetingen van 5 cm
diam. 'en grooter en hebben een con
stante lengte van 30 cm.
Het af te voeren water dringt door de
voegen van de aaneengesloten buizen.
Deze wordep zoo dicht mogelijk aan
gesloten, doen dan blijft er nog zooveel
ruimte, dat 20 voegen vrijwel dezelfde
oppervlakte hebben als de dwarsdoor
snede van een buis. Deze is voldoende
gebleken voor het indringen van water.
Met onderlinge afstanden van 10 m zijn
per ha 2970 buizen benoodigd, en van
12% m 2640
Het verhang der drainreeksen moet
minstens 20 cm óp 100 m zijn om vol
doende strooming in de buizen te krij
gen. De snelheid van het water is «ten
0.16 0.20 m/sec. bij volle buizeni
De diepte der buizen hangt af van de
grondsoort en van het peil waarop het
drainwater kan afstroomen.
Op zware klei- en leemgronden worden
de buizen als 't kan 1.25 m diep gelegd,
met onderlinge afstanden van 10 m.
Op lichteren kleigrond even diep met af
standen van 1215 m. Hoe dieper de
buizen komen, hoe grooter kan de
onderlinge afstand zijn. De minimum
diepte bedraagt 70 cm met het oog op
vorstschade. Deze diepte in dan uit
gangspunt voor het «te geven verhang,
in verband met het afstroomingspeil.
Dit leidt er nog al eens toe, dat het
verhang iets onder den gewenschten
maatstaf valt In ons vlakke land komt
vrijwel uitsluitend enkelvoudige drainage
voor, waarbij elke drainreeks afzonderlijk
in de afvoerleiding uitkomt. Solide is,
dat de reeksen hetzij in een grootere
buis, of een houten koker uitmonden,
die ter voorkoming van Jiet inkruipen
van kikkers, muizen of ander gedierte
van bijv. gaas of spijkers worden voor
zien. Buizen met kragen of ringen om
dc voegen worden weinig meer gebruikt.
Bij samengestelde drainage monden de
drainreeksen uit in verzameldrains van
grootere afmeting, doorgaans van 10 cm.
Dit systeem wordt op gronden met sterk
verhang toegepast. Het vindt nog aan
wending in Twenthe, den Achterhoek en
het Zuiden van Limburg.
Plan van drainage.
Aan de uitvoering gaat een nauwkeu
rige waterpassing en grondonderzoek
vooraf. Uit deze gegevens worden diepte,
lengte, afstand en verhang der drain
reeksen afgeleid en wordt de begrooting
opgemaakt.
Het grdafwerk der drainsleuven ge
schiedt met speciaal gereedschap. De
eerste steek wordt met een gewone
sèhop uitgegraven, de tweede met -gen
smallere steekschop en de* derde met
een schop met nog smaller blad. Zoo
ontstaat een trechtervormige sleuf met
het minst mogelijk graafwerk. De geul
waarin de drains worden gelegd wordt -
gemaakt met een half cylindervormig
werktuig, dat dus den vorm van een
drainbuis heeft doch iets grooter is.
Zoo noodig wordt de zool van de sleuf
met een houten stamper die ook weer
den vorm van een halve drainbuis heeft,
glad gemaakt De buizen worden van
boven naar beneden gelegd. Dit geschiedt
met een leghaak, die in de buis gestoken
wordt, en daarmede tegen de voorgaande
buis aangeschoven wordt. Na het leggen
wordt de sleuf dichtgegooid, echter zon
der deze aan te stampen. De grond boven
de sleuf komt daardoor hooger te lig
gen doch dit vormt geen bezwaar.
De grondbewerking is na de drainage
het doelmatigst te verrichten dwars op
dc lengterichting der drainreeksen.
Zooals aan alles, is ook aar. drainbuizen
een tekort en wordt distributie toege
past. Voor een aanvraag wendt men
die het belang van de drainage beoor-
zich tot den Rrjkslandbouwconsulent.
deelt en als dit oordeel gunstig uitvalt,
een verklaring afgeeft, waarop een
koopvergunning wordt toegewezen.
Af deeling
Boschbouw en Ontginning.
Bij den derden wijker spreekt men ook
wel van semiblijver of wijkerblyver. By
"n goed toegepasten snoei houdt men
bij deze wijze van dunnen toch steeds
het grootste draagoppervlakte.
Indien men dit systeem toepast dient*
men er rekening mede te houden, dat
de eerste wijker bij de dunning reeds
zijn geld heeft opgebracht. Hiervoor
neemt men dan ook meestal variëteiten
Manks Codlin, Yellow Transparente en
Eerly Victoria. Naast andere variëtei
ten die voor de tweede wijkers gebruikt
kunnen worden, kunnen bovendien de
zelfde variëteiten als voor de eerste
dunning gebruikt worden, mits deze
soorten op een iets sterkeren onder
stam staan.
Indien men voor den wijker-blijver (3e
dunning) b.v. Yellow plant, zal men
die al naar den aard van den grond op
type XI of type XVI kunnen zetten.
In de oudheid wei^d reeds de vraag ge
steld, welk verband er bestaat tusschen
onderstam en veredeling.
Er is verband tusschen den omvang
van den stam en de doorsnede van de
kroon. De stamomvang in mm. is onge
veer gelijk aan de kroondoorsnede in
cm.
Ir. Heemstra die gedurende eenige jaren
hierover metingen heeft verricht, toont
aan de vergadering de gevonden resul
taten in den vorm van uitgewerkte gra
fieken.
Het belangrijke in deze kwestie is, een
inzicht te krijgen, welken grqgi bepaal
de variëteiten op een bepaalden onder
stam na een zeker aantal jaren heb
ben.
Hiervoor dienen, wij het onderstam
type en de variëteit te kennen. Jaar
lijks moeten stamomvang en de breedte
van den boom gemeten worden. Iemand
die een aanplanting heeft moet op het
standpunt staan, dat eigen ervaringen
vastgelegd dienen te worden ten alge-
meenen en ten eigen nutte.
De doelstelling van.deze vergadering is
dan ook een opwekking tot medewer
king aan het onderzoek en de metingen
die moeten dienen om meer inzicht te
krijgen in het onderstammenvraagstuk.
In de middagvergadering werd nog het
woord gevoerd door de heeren J. Siems
over „Bloeiwaarnemingen bij appels"
eh M. Janse over „De meest voorko- s
mende dierlijke en plantaardige bescha
digingen bij appels en him practische
bestrijding", waarna de vergadering
door den heer Nauta als voorzitter van
de afdeeling na een woord van dank
aan de inleiders werd gesloten.
A. H. v. d. Knoop
Dit is een belangrijke vraag, niet alleen
voor den nut- maar ook voor den sport-
fokker. Bij voederproeven, die in den
winter 1941 op het Rijksinstituut voor
Pluimveeteelt te Beekbergen werden ge
nomen, werden alle dieren regelmatig
elke week gewogen. Hierbij bleek, dat
alle dieren tijdens de periode van stren
ge koude in één week tijd gemiddeld een
half pond aan gewicht verloren Een
verdubbeling van het rantsoen was net
toereikend om een verderen achteruit
gang van het gewicht tegen te gaan.
Voor de practijk kunnen hierin een paar
nuttige aanwijzingen worden gevonden.
In de eerste plaats voor de nutkonijnen-
houders. Deze doen er goed aan hun
slachtdieren vóór de strenge koude, wel
ke als regel in Januari of Februari valt,
te slachten. Niet alleen, dat zij anders
kans loopen dat hijh slachtkonijnen in
gewicht achteruitgaan, maar al kunnen
zij het gewicht op peil houden, dan kost
dat zooveel voer dat het mesten oneco
nomisch wordt.
In de tweede plaats blijkt hieruit voor
den sportfokker, dat het gewenscht is
zijn dieren geregeld op het gewicht te
controleeren en. indien noodig, de rant
soenen te verhoogen.
Om in den winter onder de huidige om
standigheden een goed rantsoen samen
te stellen, is niet zoo heel eenvoudig. De
fokkers, die in den afgeloopen zomer
onkruid gehooid hebben, zien thans hun
moeiten beloond, want zij kunnen de
rantsoenen aanvullen met eiwitrijk on-
kruidenhooi, dat tevens een zeker per
centage ruwe celstof bevat, hetgeen voor
de dieren even onmisbaar is als zetmeel
en eiwitten
Groeien de dieren goed, of blijven de
volwassen dieren op het gewicht, dan is
de samenstelling van het rantsoen wel
in orde.
Voor de samenstelling van een goed voe
derrantsoen, dat aan de huidige omstan
digheden is aangepast, zij verwezen naar
het vlugschrift No. 541 „Het Voeder
rantsoen", dat op aanvrage door hét
Rijksinstituut voor Pluimveeteelt, Afdee
ling H (Konijnen) te Beekbergen aan
belanghebbenden kosteloos wordt be
schikbaar gesteld.