Het land van Cddzciïld Vragenrubriek BLOEI EN VERVAlT) VEEL heeft ons gewest te danken aan de monniken. Deze mannen, afkomstig uit Zuid-Nederland waren de pioniers voor de landaanwinning. Door hun werk werd het water teruggedron gen en werden drassige gronden en moerassen in vruchtbare velden her schapen. Zij waren de kundige dijkbou wers en voerden een onafgebroken en taaien strijd tegen de zee. Het met veel moeite gewonnen land werd dikwijls weer door de zeer verzwolgen, maar toch gaven d!e stille werkers den strijd niet op. Elke abdjj had haar eigen ontginnings terrein. Zoo werkten in het land van Cadzand de abdijen van St. Baafs en St. Pieter uit Gent en vele nieuwe steden ontstonden rond de uithoven der Abdijen. Deze dijken waren echter niet stevig genoeg om alle stormen te weerstaan en zoo bezweken met een storm op Allerheiligen 1170 verschillende dijken, waardoor het land tot ver boven Brugge overstroomde. Duizenden menschen en ontzettend veel vee verdronken; ande ren verloren have en goed en moesten, elders'om onderdak gaan vragen. Philips van den Elzas, de Graaf van Vlaanderen, vroeg na de ramp van 1180 om bekwame dijkwerkers aan Graaf Floris ni van Holland. Deze herdijkten uitgestrekte gebieden, stichtten Damme en bleven daar wonen. Uit dankbaarheid schonk de Graaf hun de gronden van Damme tot Aardenburg. Omstreeks 1286 bracht Graaf Jan van Namen een groot werk tot uitvoering, n.l. den nu nog bestaanden en zeer be kende Grave-Jansdijk, die loopt van de Vlaamsche kust, langs de diluviale gronden tot Antwerpen. Hierdoor werd! de aanslibbing van de schorren die er voor lagen, ten zeerste bevorderd en steeds nieuwe polders werden ingedijkt. Zoo stonden de eerste eeuwen van Vlaanderens opkomst in het teeken der landaanwinning, een prachtig vredes werk. Een kaart uit de eerste helft van de 14de eeuw toont aan, dat de overstroo- iringen veel aan dit deel van Vlaan deren veranderd hadden. We zien drie eilanden, n.l. Wulpen, Cadsant en de Oude IJve watering, verder nog het gebied van Sluis en Aardenburg en het stuk ten N. van de hooge zandgronden. In het Westen dringt de Zwijngolf tus- schen Oadzand en de Oude ÏJve tot aan Brugge door en de zijarm van de Elmare scheidt de oude IJve van den vasten wal van Vlaanderen; deze mondt uit in de Hon te ten N. van Biervliet; het zwarte gat en de Vloer stroomden ten Z. van Wulpen. Vlaanderen beleefde na 1000 een gou den tijd. Vooral door het machtige Ger- maansche Hanzeverbond beleefde de handel een groote vlucht. Op gunstig gelegen punten verrezen nieuwe steden, die weldra tot grooten bloei kwamen. Brugge oefende de heerschappij uit over de heele omgeving. Wel greep Philips van den Elzas in en vereenigde de andere steden in „het vrije van Brugge", maar toch bleef Brugge de macht over de andere steden uitoefe nen. Daar ontmoetten de kooplieden uit r.lle landen elkaar; daar werden tro pische producten geruild tegen waren uit het hooge Noorden; daar ook had den de handelshuizen uit de geheele wereld hun opslagplaatsen. Brugge was de voornaamste handelsstad van ge heel West Europa geworden. Ook de andere steden namen déél aan de groote handelsdrukte en vooral Sluis, Aardenburg en Biervliet bereik ten een hoogen bloei. Sluis kreeg in 1290 van Gui van Dam- pierre de stadsrechten, maar werd in 1295 door Jan van Renesse in brand gestoken. De Bruggelingen die in de stad een gevaarlijke concurrente zagen, verwoestten haar weer in 1823. De be woners herbouwden het oude Lammings- v'iet, d'at nu eeuwenlang de voorhaven van Brugge zou worden, daar het Zwin langzaam maar zeker verzandde. Op het einde van de 12de eeuw konden de groote zeilschepen niet verder meer komen dan Damme en op het einde der 13e eeuw konden zij alleen nog maar de twee rivalen Sluis "en St. Anna Ter Muiden aandéen. Het hoogtepunt der bloeiperiode van Aardenburg en Oostburg lag in de 13de en 14de eeuw. Dit zijn de oudste ste den van dit gebied, ja zelfs van ge heel Nederland, daar zij al gesticht wer den in den Frankischen tijd'. In de 5e eeuw stond op de plaats waar nu Aardenburg ligt een burcht, genaamd Roaemborch, die in 450 door de Noor mannen en in 460 door den koning van Frankrijk Childerick, volkomen vernield werd. Ook Biervliet bereikte in dien tijd zjjn grootste bloeiperiode en in 1128 ver leende Filips van den Elzas al tolvrtf- heid. Reeds vroeg was deze plaats eiland maar kreeg door de bedijkingen van Jan van Namen verbinding met den vasten wal, waardoor de handel zich nog meer ontwikkelde. Vooral aan de visscherij dankt Biervliet zijn voor spoed; de uitvinding van het haring kaken door Willem Beukelszoon waa hiervoor van groot belang. Jammer, dat over Beukelszoon zoo weinig bekend is; noch zijn geboortejaar, noch zijn sterfjaar zijn bekend. Wel heeft hij in 1311 nog het ambt van schepen of burgemeester bekleed en Van Dale veronderstelt dat hij in 1347 gestorven is, maar verder weten we er niets van. Door het haringkaken werd Biervliet in de eerste helft van de 14de eeuw het centrum van de geheele haringvisscherij en een belangrijke havenstad aan de Noordkust van Vlaanderen. Het maakte deel uit van de 28 besloten steden van het rijke gewest. Na 1400 toonden zich de eerste teeke nen van verval. De voortdurende woe lingen tusschen de steden onderling, de herhaalde opstand van Gent tegen den wettigen Graaf, alsmede de strijd tegen Frankrijk en die van de Vlaam sche en Hollandsche graven om het bezit van Walcheren en Beveland', die tot het Vlaamsche leen behoorden, wa ren alle factoren die aan den onder gang meewerkten. De voornaamste oor zaak van verval waren echter de ge weldige watervloeden. Een echt rampjaar voor ons gewest was het jaar 1377. Den 16 Maart zweepte een felle storm de golven op, de dijken die door de onrustige tijden slecht on derhouden waren, bezweken op verschil lende punten, o.m. bij Biervliet. Met niets ontziend! geweld stortte het water zich op de vruchtbare landerijen en richtte een nooit gekende verwoesting aan. Den binnendijk had men geslecht, daar men zich veilig waande, doch dit had nu verschrikkelijke gevolgen. Het water dat door niets meer tegengehou den werd, overstroomde het land tot d/ep in Vlaanderen. Hierdoor ontstond de Braakman en 17 dorpen verdwenen ■voor goed. Het land van Biervliet, het schoone prieel van Vlaanderen, was één watervlakte, slechts een gedeelte van Biervliet en Bouchaute bleef ge spaard. Door een doorbraak aan de Wielingen, verdwenen ook daar nog 30 dorpen. De St. Elisabethvloed in 1404 verzwolg nogmaals zes dorpen en een groot gebied was herschapen in een troostelooze watervlakte, met hier en daar de trieste ruïnes van een verdron ken dorp. Biervliet lag opnieuw op een eiland. De St. Dominicusvloed van 1477 zette een groot deel van het Aarden- burgsche Ambacht onder water en weer verdwenen 10 dorpen. Omstreeks 1500 begon men met de herdijking, maar de vloed van 1570 maakte al het werk ongedaan. Zoo voltrok zich de onder gang onafwendbaar, mede door den 80- jarigen vrijheidsoorlog met al zijn ellen de, ook door dijkdoorsteking, plunde ring, beleg en bezetting der steden. Toen prins Maurits in 1604 ons gewest veroverde, was de toestand waarin het verkeerde allererbarmelrjkst. Het groot ste gedeelte van het land was een speel bal der golven en de bevolking was zeer gedund. In verschillende plaatsen woonden nog slechts enkele tientallen gezinnen. Geheel Zeeuwsch-Vlaanderen kwam als Staatsvlaan deren onder het bestuur der Vereenigde Gewesten, die liet als een wingewest beschouwden. Alleen het gebied dat Biervliet, Ter- Een oud huisje met rietbedekking: en stalletjes, zooals men ze veel ziet in Zeeuwsch Vlaanderen (grenskant). (Teekening: A. Corguyt). De mooie oude toren van 's-Heer-Arends- kerke, die de geheele omgeving beheerseht. neuzen en Axel omvatte en aangeduid werd als de Committimus, werd door Zeeland bestuurd. Er kwam nu voorgoed een einde aan de welvaart. Ook het sluiten van den Vrede van Munster, die uit Volksoogpunt een beruchte vrede was, bracht hierin geen verandering. Om de Hollandsche en Zeeuwsche han delssteden te beschermen tegen een eventueel opleven der oude Vlaamsche steden, werd bepaald, dat de Schelde en het Zwin voor de scheepvaart ge sloten moesten worden. Met kracht pakten de rijke regenten uit andere gebieden de herbedijkingen aan en ver dienden er schatten aan. Langzamer hand vestigden zich hier nieuwe be woners, die steeds welkom waren, daar er een nijpend gebrek aan arbeidskrach ten was.' Het belang van de heeren grondeigenaars eischte nu eenmaal een productief maken der polders. Het wa- ron meest om het geloof vervolgden, die hier hun woonplaats kozen Zij kwa men uit Wallonië. Frankrijk en Salz burg en ook van over de Schelde. De 17e eeuw bepaalde het tegenwoordige protestantsche karakter van het land van Cadzand, daar de R. K. godsdienst verboden was en de belijders er van zooveel mogelijk geweerd werden. Na een eeuw van rust volgde een nieuwe periode van oorlogsellende. Nu waren het de Franschen die ons land binnenvielen; in 1793 zelfs voor de 4e maal. De Bataafsche republiek werd ge sticht en Zeeuwsch-Vlaanderen werd ingelijfd bij Frankrijk. Na een tijd van algeheele verarming brak in 1814 het uur der bevrijding aan en werd' ons gewest bij de Nederlanden gevoegd. Nog eenmaal kletterden hier in de 19e eeuw de wapenen; dit was bg den opstand in 1830. De Franskiljonsche elementen in de Zuidelijke Nederlanden werden op gehitst door de Engelsche regeering, die geen groot en sterk NederlanA duldde. Zg veroorzaakten een breuk tu«^ 3chen Noord en Zuid. Zoo werden voor de tweede maal onze stamgenooten, de fiere Vlamingen uit het groot Neder- landsch verband losgescheurd. De nieuwe tijd zal hen echter weer met ons ver eenigen en zoo kunnen we samen weer gaan bouwen aan een groot, sterk en vrij Nedérland, dat een eereplaats in zal nemen in den Germaanschen Staten bond en ook het Land van Cadzand zal in dezen tijd een betere toekomst tegemoet gaan. A. COCQUYT. Vragen, van welken aard dan ook, kunnen gezonden worden aan de Redactie van ,,De Landstand In Zeeland", Postbns 31, Goes. Deze vragen worden kosteloos be antwoord mits zjj voorzien zyn van naam en adres van den inzender. Ingezonden vragen die niet van vol ledig adres voorzien zjjn, kunnen niet in behandeling worden ge nomen. Vraag: Mijn vader verpachtte in 1938 24 gemet los land aan 3 broers van my. Va der is in 1940 overleden en toen was de grond voor onbepaalden tijd ver pacht. De pachtwet is in dien tijd nogal gewijzigd en nu zegt de notaris dat de eene weer moet inpachten, rooven oogst 1944 en de andere broers pas in 1950, omdat bg deze laatsten ook de gebou wen hooren. Myn vraag is nu of het oordeel van den notaris juist is. (G. d. F. te W.) Antwoord: Volgens het pachtbesluit 1941 is het inderdaad zoo dat losse lande- ryen voor zes jaar en hofsteden voor 12 jaar dienen te worden verpacht. Alleen in bijzondere gevallen verleent de be treffende Grondkamer vergunning tot verpachting voor korteren termyn. Benoemingen Benoemd tot voorzitter van het be stuur der waterkeering van dén cali- mateuzen Burgh en Westlandpolder. R. Steur, te Burgh, uiterlijk tot het einde van het zittingsjaar, waarin hij' zeven tig jaar zal zijn geworden. Vergadering met Gemachtigde van den Arbeid Donderdag 16 Maart vergaderde een .commissie uit den Boereriraad en de Adviescommissie Afdeeling Arbeid met den Gemachtigde van den Arbeid. Op deze vergadering werd het nieuwe ontwerp looncontract voor den landbouw besproken. We hopen hierop op deze plaats uitvoeriger terug te komen. Besmetting van dier op mensch en omgekeerd Aan een Duitsche universiteit zijn de laatste jaren stelselmatige onderzoekin gen gedaan over de mogelijkheid om besmettelijke ziekten van dier op mensch en omgekeerd over te brengen. Het resultaat hiervan is, dat longen-tuber- culose, huid-tuberculose, hersenziekte en kwalen van het zenuwstelsel als spinale kinderverlamming van het dier op den mensch overgebracht kunnen worden. Daar de dieren aan meer virusziekten onderhevig zijn dan de menschen. zijn de dieren meestal de infectiehaarden, maar ook het omgekeerde komt voor. Het gevaarlijkst zrjn koeien en varkens. Een vijfde van alle t.b.c.-gevallen bij den mensch, vloeien voort uit runde r- tuberculose. Hetzelfde geldt ook voor huid- tuberculose. Zooals men weet, lijden ook kippen aan t.b.c. en besmetting is bijv. mogelijk door het nuttigen van rauwe eieren. Het paard kent daaren tegen geen t.b.c. Ook de kleine huis dieren als honden, katten en vogels komen als infectie-haarden zoo goed als niet in aanmerking.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3