Indrukken en Gedachten
Alarmisten
ZEELAND
Over onderwijsmogelijkheden)
UOtï
3e JAARGANG No. 15
VRIJDAG 14 APRIL 1944
DE LANDSTAND
Officieel Orgaan van den Nederlandschen Landstand
Ir zijn in den lande in de laatste weken tal van eind-
lessen gehouden van landbouwwinterscholen en van
landbouwwintercursussen. Meerdere verslagen hebben
wij daarvan gelezen. Tot ons genoegen zijn op vele van
dergelijke gelegenheden de Buurtboerenleiders en in
.enkele gevallen ook de provinciale Boerenleiders uit-
genoodigd en meestal hebben deze zich niet onbetuigd
gelèten. Hier en daar zijn nog directeuren van dergelijke
Instituten die de vertegenwoordigers van de eenige
boerenstandsorganisatie nog niet schijnen te willen ken
nen. Helaas kleinzielige menschen zullen er altijd
wel blijven.
Vandaag is het echter niet onze bedoeling, na zulke
mooie Paaschdagen wat de natuur betreft, hier een
jeremiade te houden over al de officleele personages,
die hun plicht te eng bekijken.
Vandaag willen we al deze zwartkijkers in de wereld
van heden een voorbeeld stellen door hier te wijzen
op een eindles in de Rijkslandbouwwlnterschool te As
sen. Uit het verslag dat in de Drentsche editie van „De
Landstand" is verschenen (vorige week) blijkt zonneklaar
de hechte band die er gegroeid Is tusschen leeraren en
leerlingen. Zoo'n band blijft voor immer bestaan, hij
vormt met het geleerde de basis voor het werk van den
toekomstigen boer. f
„Zorg te leven naar zufyere zeden. Hoe ouder men
wordt, hoe meer het geluk daarvan wordt gevoeld".
Aldus uitte zich Directeur Weyer voor het laatst tot
zijn leerlingen om te eindigen met de volgende
woorden
„Een sterke, zuivere, arbeidzame, zuinige-boerenstand,
welke zich van zijn verantwoordelijkheid bewust is,
vormt een goed en gezond fundament van het volks
geheel en de jongeren vormen een stukje van dit
fundament".
Zoo is het inderdaad en daarom komt het er op aan dat
de leiding va^ scholen als de onderhavige berust in
handen van mannen wier geheele streven het is, door
het geven van goed onderwijs liun volk te dienen en
hun leerlingen te vormen tot menschen die door hun
houding en hun voorbeeld overal respect afdwingen.
Op deze eindles is ook gesproken door den Boeren
leider van Drente, den heer B. Geerts die, na er op-
gewezen te hebben welk een vooraanstaande plaats op
landbouwtechnisch gebied Nederland reeds inneemt in
de wereld en Drente in ons vaderland, het volgende
opmerkt:
„De jongeren komen dus In een boerenstand, die iets
gepresteerd heeft. Er is een eervolle plaats bereikt,
doch nu mag men niet gaan rusten. Het is de taak
van de jongeren, een nog eervoller plaats te berei
ken, en dus dragen zij een groote verantwoordelijk
heid.
De grondslag is op school gelegd voor een goede
technische ontwikkeling, doch bij deze technische
ontwikkeling mag men zijn taak als mensch niet ver
geten. In de..dertiger jaren was de boerenstand tech
nisch hoog ontwikkeld, maar door de materieele crisis
dreigde hij toch ten onder te gaan. Wij dienen er aan
mee te werken, dat op sociaal-economisch terrein de
boer de hem toekomende plaats krijgt. Er dient volle
aandacht besteed te worden aan den boer als mensch."
Wt behoeven nauwelijks te zeggen dat deze woorden
ons uit het hart gegrepen zijn. Wij halen ze op deze
a plaats aan in de hoop dat jongeren èn ouderen door-
drongen worden van de noodzaak van goed landbouw
onderwijs, waarbij wij terloops de aandacht vestigen
op het werk van den Jongen Landstand, waarin alle
landbouwjongeren In den ruimsten zin, zich daarnaast
dienen te bekwamen voor hun taak in de maatschappij.
Goed landbouwonderwijs wordt er in Nederland sedert
jaren gegeven» al geschiedt dat niet overal in den
zelfden warmen geest en met dezelfde liefde als op
de Landbouwwlnterschool te Assen.
Het landbouwonderwijs staat in ons land het tuin-
bouwonderwijs niet minder op een zeer hooge trap.
We hebben onze landbouwwintercursussen, onze lagere
landbouwscholen en onze landbouwwinterscholen naast
de middelbare scholen te Groningen, Dordrecht en De
venter. De laatste opleidend voor den troplschen land
bouw. We hebben onze Landbouw Hoogeschool te Wa-
geningen.
In de laatste jaren zijn vooral de lagere landbouw
scholen zeer sterk uitgebreid. De belangstelling voor het
landbouwonderwijs neemt nog gestadig toe. Dat is ver
heugend, maar bijna gelijken tred daarmee houden ook
de instituten die schriftelijk onderwijs geven en even
eens met diploma's schermen. Wij moeten toch wel zeer
ernstig waarschuwen tegen de meeste van dergelijke
inrichtingen. Ongetwijfeld zijn er ook landbouwjongeren
die het gemakkelijker vinden schriftelijk les te ontvan
gen dan er lichamelijk moeite voor doen.
WE WILLEN ER OP WIJZEN DAT DE DIPLOMA'S VAN
SCHRIFTELIJKE CURSUSSEN OP DIT TERREIN MEESTAL VAN
NUL EN GEENER WAARDE ZIJN, maar we zijn ook van
meening dat schriftelijk onderwijs op land- «n tuinbouw
gebied verre achterstaat bij hetgeen men op cursussen
en scholen opdoet. Het wil ons voorkomen dat het wen-
schelijk zou zijn, indien óf aan deze schriftelijke cursus
sen radicaal een eind werd gemaakt, óf nauwkeurig werd
nagegaan wat ze inhouden en wie ze geven, d.w.z. dat
dopr de afdeeling Landbouwonderwijs van de Directie
van den Landbouw op dit punt streng wordt Ingegrepen,
met behulp wellicht van andere bevoegde instanties. De
in 1848 dichtte eeu oa«:eï groot»*v dichters
De Genestet een vera, waaraan wij de
volgeed© coupletten ontleenen. De woor
den mogen ook velen in' dezen tijd te
denken geven.
Och bevende alarmisten-
Och pruiken, prodagristèn,
Och ouwe wyven-kliek
Och nare leuterkousen,
Och bankroetiers en smousen
Je malen maakt me sieJc.
Je duffe conversatie
Is één lamentatie.
En nergens zie je licht;
Je snatert en je snottert,
Je steunt en stikt en stottert
't Is wat een vies gezicht
Wie naar je praat wil luisteren
Die ziet de zon verduisteren.
Die weet niet wat hij ziet
En zou zijn mooiste zaken
Terstond aan kant gaan maken
Of stuurt ze recht - in 't riet
Met al die bange wezels
Die kwezels en die ezels.
Wie drommel weet er raad
Al trekken zich die Joppen
De haren uit hun koppen.
Ik weet niet of het baat
Maar handen uit de mouwen,
Courage en vertrouwen
En wat gezond verstand
De mensch leeft om te hopen
En 't zal zoo'n vaart niet loopen:
't Leit immers op zyn kant
Ook ik beken het garen:
Wat onze tyden baren
Is ver van amusant,
't Is vreeslyk en 't is ysélyk,
'tls schrikkelijk en afgryselyk
En ik heb ook het land
Maar 't ergst van alle plagen,
Zyn toch in onze dagen
Die kennissen van Job
Het zyn je die meneer en,
Die steeds jeremieeren
Die altyd lamenteeren,
Die 't weinig goeds negeeren
En eeuwig redeneeren
Als kippen zonder kop
beunhazerij op dit terrein dient uit te zijn. We zullen ons
dezen keer onthouden van het noemen van namen van
instituten die zeker ongesehikt zijn, MAAR WE WIJZEN
ER ONZEN LEZERS MET NADRUK OP, DAT ZE HUN OOR
NIÉT LEENEN AAN HET ZOET GEFLUIT YAN DEN VOGELAAR
DIE SCHRIFTELIJKE CURSUSSEN GEEFT OP LAND- EN
TUINBOUWGEBIED vóór zij daarnaar bij den Landstand
of bij den landbouwconsulent hebben geïnformeerd.
Nu wij het hebben over „onderwijs-mogelijkheden",
kunnen we niet nalaten de aandacht van onze lezers te
vestigen op het Langemarck-studium. Ongetwijfeld heb
ben velen daarover reeds iets gelezen, maar weten ze
niet precies wat dit voor een opleidingsinstituut is. We
willen er daarom Iets meer over mededeelen.
Wanneer wij opmerken dat de leiding van elk volk in
handen dient te zijn van degenen die door hun karakter
en door hun begaafdheden daarop de meeste aanspra
ken kunnen doen gelden, ontmoeten we zeker bij nie
mand tegenstand. Een goed karakter en een helder
verstand wonen goddank niet alleen in financleelkrach-
tige personen ook niet uitsluitend bij stedelingen,
maar evenzeer op het platteland en ook in landarbei
derswoningen.
Het volksbelang en de sociale rechtvaardigheid eischen
dat elke jonge Nederlander een opleiding ontvangt die
met zijn aanleg overeenkomt.
Hoe beter de geest, het verstand en het karakter van
den enkeling tot ontwikkeling wordt gebracht, des te
grooter wordt de kans om het prestatievermogen van
het geheele volk op te voeren en dus de volkskracht
te versterken.
Het Langemarck-studium nu stelt zich ten doei werkelijk
begaafde jonge mannen, wien de gelegenheid daartoe
tot dusverre ontbrak, een opleiding te geven, die met
hun aanleg overeenkomt.
Het komt er nu op aan de meest geschikte ionge men
schen daarvoor uit te zoeken door, een nauwkeuige
schifting. Aanleg en karakter zijn hierbij de doorslag
gevende factoren.
Het wil ons voorkomen dat op ons platteland ook tal
van jonge menschen te vinden zijn die niet de mogelijk
heden hebben zich te ontwikkelen voor de taak waar
voor zij den meesten aanleg bezitten. Jonge mannen
met karakter en begaafdheden, TUSSCHEN 16 EN 24 JAAR
OUD, moeten opgezocht worden en aangemoedigd zich
te melden voor verdere opleiding middels het Lange
marck-studium. Daarvoor belangstelling te wekken is ons
doei. Nu zijn wij uiteraard niet genegen om alle beste
krachten voor de toekomst, zonder meer van het platte
land te laten wegtrekken. Het is uiterst belangrijk en
daarvoor zijn immers onze landbouwscholen zoo nuttig
om uit den toekomstigen boerenstand reeds thans de
besten a.h.w. te schiften (hetgeen automatisch ge
schiedt) om late» de leidende functies over te nemen.
Anderzijds is het niet minder belangrijk dat jonge men
schen, wier wieg op het olatteland heeft gestaan en
die den band met het platteland door hun karakter en
aanleg steeds zullen behouden, worden opgeleid tot
leidende menschen op alle gebieden des levens. Dan
komen wij op den duur metterdaad tot een samenleving
die rust op een hecht landbouwfundament en die ook
begrijpt dat het daarop rusten moet, die de volksche
waarden laat dominéeren.
Wanneer stadsche jongeren en plattelandsjongeren voor
het eerst bijeen zijn, is reeds meermalen geconstateerd
dat door z'n vlugger aanpassingsvermogen de stedeling
sneller antwoordt en meermalen zijn collega van het
platteland voor is. Dat wil evenwel niet zeggen dat hij
inderdaad schranderder Is. Het tegendeel blijkt meer
malen, zoodra de plattelander zich in het nieuwe millieu
heeft aangepast. Nu dat zoo is en zulks zelfs in de schif
tingskampen voor het Langemarck-studium tot uiting Is
gekomen, lijkt het ons een zeer gelukkig initiatief om
speciaal een schiftingskamp te houden voor plattelands
jongeren, dus boeren- en landarbeiderszoons. Dit schif
tingskamp wordt wellicht eind Mei gehouden en duurt
vijf dager*. De proeven die daar moeten worden afge
legd zijn meer op den aanleg dan op de kennis gericht
en worden afgenomen in een vorm die eiken deelnemer
onmiddellijk op zijn gemak stelt.
Aan het einde van het kamp ontvangt elke deelnemer
een uitvoerige beroepsvoorlichting, terwijl ook, wan
neer niet tot opname kan worden besloten, dikwijls nog
verdere steun bij de opleiding kan worden verleend.
Ongetwijfeld zal men vragen welke eischen er gesteld
worden.
Met betrekking tot het genoten onderwijs kan worden
opgemerkt dat de candldaten de lagere school en even
tueel een (M)U.L.O. doorloopen moeten hebben.
Ten opzichte van het te kiezen beroep kan worden me
degedeeld, dat het voor de toekomst gekozen beroep
zich dient aan te sluiten bij de tot dusver uitgeoefende
werkzaamheden. Een timmermansleerling zal bij voor
keur worden opgeleid tot architect, een landarbeider