De jongste bedijkingen rondom
den Braakman
Jeugd vraagt aandacht
De verdwijning van den phaëton
auto of rijtuig
De Van Wuyckhuysepolder
r?y*
Wat wil en wat doet
onze boerenjeugd
Afname aardappelen na
30 April
u
DE ontginningen der in het begin
van deze eeuw rijpe schorren in
het Braakmangebied, werden in
- een vlot tempo uitgevoerd. De Van
Dunnépolder was nog maar amper twee
jaar productief, of men begon met een
volgende indijking, nu aan den anderen
oever.
Hier lagen in het oostelijke deel van het
Axelsche Gat nieuwe gronden op den
ploeg te wachten. De indijking hiervan
besloeg zoowat de helft van het over
blijfsel van den ouden zijarm van den
Braakman.
Het Axelsche 'Gat of het Canaal van
Axel ontstond omstreeks 1590. Ter be
scherming van het Axeler Ambacht
tegen de Spanjaarden stak men toen
bij Buuzgate den zeedijk door. De Braak
man kwam hierdoor in verbinding met
het Hellegat en het Land van Axel
werd een eiland.
Op een kaart van 1690 zien we het
Axelsche Gat als een vrij breeden zee
arm. Ter hoogte van het eiland Vogel-
schorre verdeelt de Braakman zich in
twee smallere stroomen. De eene, de
Sassche Vaart, vloeit voorbij Philippine,
langs den vasten wal van Vlaanderen
naar Sas van Gent. De andere, het
Axelsche Gat, loopt vanaf Mauritsfort
ten oosten van reeds genoemd schor
eiland, alsmede het Papeschir tot aan
Axel, waar het zich eveneens in tweeën
splitst n.l. in de „Vaart na Axel en de
Vaart na Hulst". Het wordt ten noor
den begrensd door den Coudenpolder,
'den Nieuw Wetsenrijkpolder, den Peer
boompolder, den Butpolder, den Noord
polder en den Beoosten Blrjpolder.
De gestadige inpolderingen der laatste
twee eeuwen drongen het water steeds
verder terug, zoodat er nog slechts een
smalle korte inham overbleef.
In 1911 maakte men een aanvang om
het gebied omsloten door den Nieuw
Wetsenrijkpolder en den Pierssenspol-
der in 't noorden, den Bontepolder in 't
oosten en den Visartpolder, den Seyd-
litzpolder, den Vergaertpolder en den
Kanaalpolder in 't zuiden te bedijken.
Een gedeelte der schorren was in het
bezit van Vlaamsche eigenaars, die ech
ter niet in staat waren de kosten alleen
te betalen, waarom het Rijk dit over
nam.
Het werk, uitgevoerd door den aanne
mer Boerhave uit Wemeldinge, kwam
in 1912 klaar.
Enkele dagen na de voltooiing van den
zeedijk vond er echter in den N.W. hoek
een doorbraak plaats, waarvan nog
altijd de sporen in den vorm van epn
kreekgat te zien zijn.
Philippine had nu reehtstreeeks over
land verbinding met Hoek; voordien was
dit slechts mogelijk door een overzet
veer bij Mauritsfort.
In den Z.O. hoek van het overblij
vende gedeelte van het Axelsche Gat
maakte men een klein polderhaventje,
feitelijk de haven van Hoek. Nu is dit
weer allang vervallen en totaal opge
slikt.Alleen een schutdijkje en resten
van meer- en vloeipalen herinneren er
nog aan.
Terwijl het door het Rijk uitgezaaide
koolzaad nog te velde stond, werd de
polder in 1912 verkocht. De 53 kavels
van 1^2 ha. k 5-i> ha. brachten ƒ286.034
op en de nieuwe eigenaars kregen voor
het zaad een premie van ƒ80 per ge-
met, een korting op hun koopprijs.
Een jaar later dus in 1913 verrees er
aan den landweg, die den polder in de
lengte doorsnpdt de eerste boerderij, ge
bouwd door A. Dieleman, landbouwer
uit Sluiskil en eigenaar van kavel 29
en 34, groot respectievelijk 3.16,73 ha,
en 6.27,51 ha. Tegenwoordig woont op
deze hoeve S. .van Hoeve. Diegene die
na Dieleman op de boerderij kwam,
bouwde later een eindje oostwaarts een
nieuwe, bijna precies eendere hofstede.
Als tweede vestigde zich in den Z.W.
hoek van den polder, aan den steen
weg onder den zeedijk, qp de door hem
gekochte kavel van 2.90.18 ha. de
schaapboer P. van Hecke uit Hoek,
tevens had hij nog kavel 48. zijnde de
dijk als grazing voor de kudde. Dit
boerderijtje is thans in gebruik bij H.
Wolfert, de het omzette in een ge
mengd bedrijf. Hij is bovendien de
huidige dijkgraaf, terwijl als eerste
optrad, de ingeland P. van Cadzand,
landbouwer te Terneuzen.
Zoo werd het een na het andere boer
derijtje in den nieuwen polder gesticht,
zoodat er momenteel een goede veertien
bedrijfjes zijn. Ze varieeren van 2 tot
4 ha. met een enkel rond de 8 ha.
Dan ligt er nog land van buiten den
polder wonende boeren, terwijl een
paar pebceelen aan Vlaamsche eigenaars
behooren.
De Van Wuyckhuysepolder is ruim 203
ha. en behoort de"Gem. Hoek en de be
woners zijn menschen uit eigen streek.
De bodemgesteldheid is niet al te puik,
het is hoofdzakelijk zanderige, magere
grond. Niettemin gedijen de verschil
lende gewassen goed, zoodat er in het
algemeen over de oogsten niet te kla
gen valt.
Evenals in de overige polders worden
ook hier tarwe, gerst, haver, aardappe
len en bruine boonen, benevens rogge
verbouwd, alleen de suikerbietenteelt
treft men hier niet aan. In het begin
had men brj den verbouw van bruine
boonen veel last van verstuiving; op 't
eene gedeelte van het perceel stoven de
boonen onder, terwijl ze op de andere
plaats bloot kwamen te liggen. Door
intense bewerking der akkers komt
zoo iets niet meer of zelden voor.
Weiland ligt er niet veel, daar veeteelt
maar bijzaak is, behalve op het bedrijf
van J. Volkaert, die een kudde schapen
aanhoudt. Het schorgebied voor den
polder gelegen, was vroeger een uit
stekende grazing, maar is thans door
de overwoekering met het z.g. „Engel-
sche gras" zoo goed als waardeloos.
De andere bedrijfjes zijn of bouw- of
gemengde bedrijfjes met veeteelt als
nevenbedrijf.
Aan het geheele aspect van het land
schap ~-°rkt men duidelijk dat we hier
met et.) nog jongen polder te doen heb
ben. Alleen de stijl der doeninkjes
verraadt dit al, hier vindt men geen
boerderijen van dat oude type, zooals
elders, maar moderrie en zeker niet
harmonischer en schilderachtiger. Ook
fraaie boomgroepen die zoo prachtig
het landschap kunnen stoffeeren en de
•doeninkjes doen schuilgaan, vindt men
er niet veel.
Twee boomlooze, kaarsrechte zandwe
gen, elkaar in het midden kruisend,
doorsnijden den polder. De steenweg
onder den zeedijk vervalt na den 'oor
log, daar reeds een nieuwe weg van
Terneuzen naar Philippine is geprojec
teerd. Een deel van het kreekgat zal
dan gedicht worden, een mooie verbe
tering, echter niet voor de visschers,
daar er nogal wat visch in leeft. Ook
enkele boeren zullen waarschijnlijk een
strook land moeten prijsgeven wat
eveneens niet prettig is, maar er ligt
alweer nieuw jong land voor den zee
dijk. dat binnen afzienbaren tijd voor
indijking rijp is. A. Cocquyt
E enigen tijd geleden schreven we, dat
ook de organisatie van de boeren-
jeugd zich meer en meer begon af
te teekenen en vaste vormen ging aan
nemen. Nog staan wel zeer velen, niet
durvend, op den achtergrond, maar toch
hebben ook weer anderen den stap ge
waagd en staan in de gelederen van de
nieuwe boerenjeugd.
Herhaaldelijk blijkt ons dan weer, dank
zij de kwaadsprekende tongen, welke een
geheel verkeerde begrippen ons werden
toegedacht, wat dan veelal de oorzaak
der aarzeling was.
in Zeeland, is het nog eens duidelijk ge
zegd, dat het niet de bedoeling was, om
der, dat het niet de bedoeling was. om
alles af te breken, maar juist datgene
wat goed was. uit de oude vertrouwde
organisaties over te houden, om het als
het ware te behouden en alleen maar
om te schakelen, omdat later niemand
zou kunnen zeggen, het is die of die
organisatie en daar kan ik niet mee
meegaan. Het is dan ook alleen een
nieuwe organisatie van den geheelen
Ned. Boerenstand.
Zoo aanschouwde ook de ...Jonge land
stand" het licht. Vanwaar dan dat wan
begrip dat steeds weer opduikt?
Het zijn nog steeds dezelfde idealen
welke zich aan de boerenjeugd opdrin
gen, mogelijk op wel wat hooger plan
gelegen, en misschien ook wel aange
vuld met nieuwe gezichtspunten.
„De Jonge Landstand" wil trachten in
hechte werkgemeenschappen, zijn leden
op te voeden tot zelfbewuste, zelfden
kende boeren, die hun lot niet willen
beslist zien door buitenstaanders of
stedelingen, daar dat niet de weg is, om
een hooger levenspeil te bereiken.
Booze tongen willen steeds beweren
dat wij politiek zouden bedrijven en
boerenproblemen langs ons heen laten
glijden (Kwaadspreken komp tegens-
woordig in de peste fermieljes foor niet
waar?). Wij hebben ons daarboven
gesteld.
Wjj hebben dan ook alléén het leiders-
principe in onze organisatie aanvaard.
Daardoor willen we zorgen, dat we
niet weer terug vallen in de fout die
in de oude organisatie vele malen is
gemaakt, dat degene die om één of an
dere reden in wat hooger aanzien stond
dan andere collega's, hoewel soms ab
soluut onbekwaam, de meest vooraan
staande plaats kon bezetten. Wanneer
in onze organisatie iemand naar voren
treedt, die over meer capaciteiten be
schikt, komt hij op de juiste plaats,
doordat de ander zonder meer aan zijn
bekwamer collega zijn plaats afstaat.
Het gaat niet om ons zelf.
Op onze bijeenkomsten worden naast
landbouw-technische aangelegenheden
ook nog wel eens andere problemen aan
gesneden. Zoo durven wij ook spreken
over de plaats in de maatschappij, die
ons rechtens ons beroep en onzen boe
renstand daarin toekomt.
Ook op cultureel gebied durft de orga
nisatie van de boerenjeugd zich bewe
gen.
Zoo wordt o.a. de aandacht besteed
aan: Spinnen en weven door de meisjes,
begrip voor schoonheid, beleefdheids-
vormen en goede manieren, lectuur,
zang, muziek en volksdans.
Over elk van bovengenoemde punten
zou een nadere verklaring te geven zijn.
het is echter te omvangrijk, enik
-weet het mijne vrienden, mijn verhaal
zou eentonig worden.
Alléén het laatste verdient nog wel de
aandacht, daar aangaande het beoefe
nen van den volksdans wel zeer veel
misverstand bestaat.
Wij hebben ons n.l. geheel ingesteld op
het herstel van de oude dorpsgemeen
schap. Vrijwel bij elke feestelijke ge
legenheid in onze doi*pen treedt naar
voren het gemis aan spontane eenheid,
en daar de volksdans een uiting van
vreugde kan zijn zijn we begonnen deze
oude volksgebruiken in eere te herstel
len. en te beoefenen.
Wij hopen hiermede te bereiken, dat
een doiixsfeest niet meer ontaardt in
een gelal en geschreeuw dat een krijgs
gehuil der Indianen zou evenaren, om
langzaam over te gaan in een zinloos
geslenter.
Bovendien kan ook de volksdans de ge
zelligheid in onze bijeenkomsten in hooge
mate beïnvloeden.
Wanneer we dan neer zien op alles wat
nog niet is, zooala het zijn moest, laten
Het zal duidelijk zijn, dat rekening hou
dende met alle mogelijke factoren, de
in het heele land aanwezige voorraad
aardappelen zoodanig moet worden ver
deeld dat het huidige rantsoen tot aan
den nieuwen oogst gehandhaafd kan
worden.
Hieruit volgt, dat bij verschillende telers
de aardappelen tot aan het einde van
het loopende seizoen bewaard moeten
blijven. Voor deze langere bewaring
worden de telers weliswaar schadeloos
gesteld door het bewaarloon, maar do
kans is groot, dat ondanks de zorg die
de telers aan de bewaring, hebben be
steed en nog steeds besteden, de aard
appelen uiteindelijk minder of niet meer
geschikt blijken te zijn voor mensche-
lijk gebruik, zoodat dergelijke partijen
mogelijk et?n bestemming als veevoeder
zouden krijgen.
Teneinde te voorkomen dat verbouwers,
die alle zorg hebben besteed aan de be
waring van de op hun bedrijf aanwezige
aardappelen en zoodoende bun mede
werking hebben verleend aan het hier
boven vermelde streven, groote se hade
zouden lijden indien de aardappelen des
alniettemin wegens daarin voorkomende
gebreken niet meer op gewone wijze
voor mensc.heljjk verbruik afgenomen
kunnen worden, is thans, evenals bet
vorige jaar, een regeling getroffen,
waardoor die telers voor deze aardappe
len toch den prijs zullen ontvangen van
consumpt'ie-aa rdappelen.
Deze regeling is ingegaan per 1 Mei voot
alle rassen, ongeacht de grondsoort
waarop zij zijn verbouwd.
wij dan vaststellen dat het zijn ooizaak
vindt in de barensweeën van het nieuwe
dat komende is.
Waar nadere verklaringen gewenscht
worden is één onzer leiders óf streek-
leiders gaarne bereid die zelf persoon
lijk te geven. Een beiichtje aan de Afd.
I.D. van den Ned. Landstand prov. Kan
toor is voldoende.
Voordat wij gaan oordeelen, mijne
vrienden, bedenkt dan: „De beste stuur
lui staan aarf wal". En: dat wij staan
in de werkelijkheid in de wereld en onze
opdracht daaiin isvoort te gaan!
I. Kw.
IN mijn artikel „Volksleven in het
Land van Cadzand", Landstand van
31 Maart j.l., komt een passage voor
over de oorzaak van de verdwijning van
den „phaëton", het oude Cadzandsche
voertuig. Ik schreef, dat bet door de
opkomst van de auto verhuisd is naar
een vergeten hoek van het wagenhuis,
daar de boeren „manheer" wilden zijn
en hierbij zoo'n ouderwetsch rijtuig niet
paste.
Naar aanleiding van deze stelling, kreeg
ik een brief van den heer Iz. de Bruyne
uit Sluis. Hij verzocht mij om zijn mee
ning in deze kwestie in .den Landstand
mede te deelen, iets waaraan ik gaarne
voldoe.
Hij zegt o.m. het volgende: ..U schrijft
dat de „phaëton" plaats heeft gemaakt
voor de auto, wat toegeschreven moet
worden aan de mentaliteit der boeren,
die ook wel eens „heer" wilden zijn.
Niets is minder waar; de „phaëton" is
niet vervangen door de auto. maar door
een tweewielig rijtuig, genaamd „sjees"
of „karretje". De „sjees" is in zwang
gekomen, toen de wegen in het alge
meen werden verhard. Om een tijds
ruimte te noemen van de jaren tachtig
tot aan den vorigen oorlog. Toen pas
begonnen de boeren een auto aan te
schaffen en dat hebben zij niet gedaan
omdat zij „heer" wilden zijn, maar de
goedkoope aanbieding van tweede
handsauto's is daar de reden van. U
zoudt evengoed een boer hebben kunnen
verwijten, dat hij „mijnheer" wilde zijn,
toen hij naast zijn koudbloedpaarden.
nog een rijtuigpaard aanschafte. Dat
werd toen veel gedaan, en dat vonden
de menschen als vanzelfsprekend, maar
een auto, dat is luxe dat is ..heer"
willen zijn.
Nu wil ik U wel eenige cijfers noemen
van zoo'n sjees, een rijtuigpaard en een
tweedehandsauto. Een nieuwe sjees
kostte ƒ800 a ƒ1000, een rijtuigpaard
ƒ600 a ƒ1000, een tweedehandsauto
ƒ250 ƒ300 en een goede tweede-
handsche sjees ook 200 300. De
onderhoudskosten van rijtuigpaard, fhet
hoefbeslag) en van de sjees waren even
eens niet voor de poes. Dat zien de
(Vervolg pag. 6, le kol onderaan).